Dit is een samenvatting van het boek Anatomie & fysiologie van de mens van Gregroire. De samenvatting bevat (als het goed is) alle stof voor het eerste en tweede leerjaar van Verpleegkunde (HAN). Goed te gebruiken als voorbereiding op lessen, zodat je alleen de belangrijkste stukken door hoeft te l...
Inspectie: patiënt systematisch van buitenkant observeren.
Palpatie: met handen en vingers een lichaamsoppervlak aftasten om meer informatie te
krijgen over dieper gelegen structuren.
Percussie: kloppen op deel van lichaam aan de buitenkant om uit hoogte van toon informatie
te krijgen over toestand van het onderliggende weefsel.
Auscultatie: luisteren met een stethoscoop naar lichaamsgeluiden.
Laboratoriumonderzoek: weefsels en vloeistoffen onderzocht voor bacteriën, ontsteking,
bepaalde stoffen, samenstelling van cellen e.d.
Röntgenfoto: opname van botten door middel van röntgenstraling.
o Botten absorberen straling niet en omliggende weefsels wel botten lichten wit op.
Computertomografie (CT): ook met röntgenstraling, zachtere weefsels zijn ook zichtbaar door
computer.
o De computer versterkt de verschillen in mate waarin weefsels straling absorberen en
kan hier afbeelding maken doorsnede gemaakt van totale lichaamsdeel.
Angiografie: bloedvaten worden zichtbaar op een röntgenfoto doordat contrastvloeistof in
bloedbaan is ingebracht.
Magnetic resonance imaging (MRI): patiënt ligt in een tunnel waar sterke magneet om hem
heen draait.
o Waterstofatomen draaien ten opzichte van magneet.
o Tegelijkertijd worden er vanuit de MRI-tunnel radiogolven uitgezonden waardoor
waterstofatoomkernen gaan resoneren (meetrillen).
o Zodra de radiogolven gestopt worden zenden waterstofatoomkernen trillingsenergie
uit als signalen.
o De computer rekent deze signalen om in doorsneden weefsels en structuren
ontstaan.
o Lucht en weefsels die bijna geen water bevatten geven geen signalen af: zwart op
scan.
Echografie/ echoscopie: geluidsgolven met hoge frequentie in lichaam gezonden via sonde.
o Deze golven worden door weefsels en structuren weerkaatst en vervolgens
geregistreerd. Computer zet weerkaatste golven om in beeld.
Doppleronderzoek: stroomrichting en stroomsnelheid van het bloed in de bloedbaan worden
geregistreerd m.b.v. hoogfrequente geluidsgolven.
Endoscopie: verzamelnaam voor alle onderzoeken met optische sonde.
o Optische sonde: flexibele staaf met minicamera waarmee vrijwel alle holle organen en
grote gewrichten van binnen kunnen worden bekeken.
Naam onderzoek (endoscopie) Wat wordt onderzocht
Laryngoscopie Strottenhoofd en stembanden
Bronchoscopie Luchtwegen
Gastroscopie Maag
Coloscopie Dikke darm
Cystoscopie Blaas
Hysteroscopie Baarmoeder
Laparoscopie Buikholte
Artroscopie Gewrichten
2
,Anatomie en Fysiologie
Elektrische signalen van het lichaam kunnen worden opgevangen en weergegeven op een
beeldscherm. Bijvoorbeeld:
Naam onderzoek Wat wordt onderzocht
ECG (elektrocardiogram) Gegevens over de hartactiviteit
EEG (elektro-encefalogram) Gegevens over de hersenactiviteit
EMG (elektromyogram) Gegevens over de spieractiviteit
Standaardmens: waarden die worden genoemd voor bijvoorbeeld longinhoud, hartslagfrequentie en
totale hoeveelheid bloed horen bij de standaard mens.
Voor de standaard mens geldt:
o Mannelijk;
o 25 jaar oud;
o 1,75m lang;
o Gemiddelde lichaamsbouw;
o Gezond.
Meest gebruikte afkortingen:
a. Arteria (slagader)
v. Vena (ader)
n. Nervus (zenuw)
m. Musculus (spier)
Holistische benadering: gericht op mens in zijn totaliteit (psychisch, somatisch en sociaal).
Hoofdstuk 2: cellen (geheel)
Metabolisme (stofwisseling): alle biochemische reacties die in cellen kunnen plaatsvinden.
Anabole reactie (assimilatie/ opbouwstofwisseling): kleine moleculen worden samengevoegd
tot grotere kost energie.
o Gevormde moleculen worden ingebouwd in de cellen en uiteindelijk gebruikt voor
groei, onderhoud en reparatie van weefsels.
Katabole reactie (dissimilatie/ afbraakstofwisseling): omzetting waarbij grotere moleculen
worden afgebroken tot kleinere energie komt vrij.
o Vrijgekomen energie wordt gebruikt bij opbouwstofwisseling of andere
energievragende processen.
Verbranding (aerobe dissimilatie): energierijke stof reageert met zuurstof (levert meeste energie in
lichaam).
Celademhaling: verbranding in cel (doel: energie vrijmaken voor activiteiten in cel).
o Brandstof die gebruikt wordt is meestal glucose.
o Na verbranding ontstaan naast energie ook afvalstoffen als water en koolstofdioxide.
Water wordt door cellen hergebruikt en koolstofdioxide wordt uitgeademd.
Verbranding van vetten: als er geen zuurstof aanwezig is. Komen meer afvalstoffen vrij als bij
verbranding van glucose.
Anaerobe dissimilatie: verbranding zonder gebruik van zuurstof.
Voordeel: cel kan toch energie vrijmaken zonder dat er zuurstof in cel aanwezig is.
Nadeel: levert veel minder energie op en meer afvalstoffen.
3
, Anatomie en Fysiologie
Opslaan van energie:
Adenosinedifosfaat (ADP): stof die energie kan opladen (heeft 2 fosfaatmoleculen).
Adenosinetrifosfaat (ATP): bewaart energie (heeft 3 fosfaatmoleculen).
o Zodra er energie door de verbranding ontstaat, kan er een derde fosfaatmolecuul
(zweeft rond in cel) aan ADP worden gebonden waardoor het is ‘opgeladen’.
Zodra ergens in cel energie nodig is wordt derde fosfaatmolecuul losgekoppeld en komt
opgeslagen energie vrij.
Enzymen: reactieversnellers.
Altijd eiwitten en worden door het lichaam zelf gemaakt;
Kunnen biochemische reacties razendsnel laten verlopen;
Zijn reactiespecifiek: voor elke reactie bestaat eigen enzym.
Zijn temperatuurspecifiek: elk enzym heeft eigen optimumtemperatuur.
Zijn zuurgraadspecifiek: hebben optimale werking bij bepaalde zuurgraad (pH).
Worden zelf niet verbruikt of chemisch veranderd bij reacties die ze beïnvloeden.
Hebben in veel gevallen bepaalde stof nodig die meehelpt om reactie goed te laten verlopen
co-enzym.
Worden meestal genoemd naar stof die ze splitsen of naar reactie die ze beïnvloeden.
o Naam van het enzym heeft dan vaak de uitgang -ase.
Bouw van de cel
Cytoplasma/ protoplasma: vocht waarmee cel is gevuld (water waarin eiwitten, koolhydraten,
vocht en zouten zijn opgelost).
Celorganellen: groot aantal structuren in cytoplasma elk gespecialiseerd in uitoefenen van
bepaalde functie.
Cytosol: waterige bestanddeel van cel.
Celmembraan/ plasmamembraan: vlies dat bestaat uit dubbele laag fosfolipiden met
daartussen cholesterolmoleculen (meeste organellen door omgeven). Schermt intracellulaire
ruimte af van extracellulaire ruimte.
o Doel: zorgen dat er geen stoffen zomaar uit cel lekken of binnendringen.
o Fosfolipide: bestaat uit hydrofiele kop: fosfaatgroep (wateraantrekkend) en hydrofobe
staart: vetverbinding (waterafstotend).
o Cholesterolmoleculen: vetten met hydrofiele en hydrofobe kant (liggen tussen
fosfolipidemoleculen). Verstevigen celmembraan en houden fosfolipiden bij elkaar.
o Membraaneiwitten: dobberen in dubbele fosfolipidenlaag. Kunnen uitsteken aan
buitenkant, aan binnenkant (in cytoplasma) of aan beide kanten (membraanporiën).
o Membraanporiën: dienen voor transport van stoffen van en naar cytoplasma.
o Receptoreiwitten: membraaneiwitten die naar buiten of naar binnen steken en kunnen
‘boodschappen’ opvangen.
o Glycocalix: koolhydraten die zich kunnen hechten aan eiwitten en vetten in
celmembraan en steken relatief ver uit aan buitenkant van celmembraan. Heeft voor
elk type cel een kenmerkende structuur herkenbaar voor andere cellen.
Transport door celmembranen
Passief transport: gebaseerd op diffusie en osmose (geen energie voor nodig).
Diffusie: opgeloste stoffen verplaatsen zich in waterige omgeving van plek met hoge
concentratie naar plek met lage concentratie.
o Celmembraan is permeabel (doorlaatbaar) voor deze stoffen.
Osmose: diffusie van water door semipermeabel (half doorlaatbaar) membraan.
o Water stroomt van gebied met lage concentratie opgeloste stoffen naar gebied met
hoge concentratie opgeloste stoffen.
Membraanporie: sluis waardoor stoffen in en uit cel kunnen diffunderen. Elk type
membraanporie laat eigen soort stof door.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur SophiaV. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.