Deze samenvatting bevat de volgende jurisprudentie*:
• EHRM Het legaliteitsbeginsel in Straatsburgs perspectief
• HR Incest
• HR Linquenda
• HR Lex Mitior
• HR Spoorwegovergang
• HR Letale longembolie
• HR Niet behandelde longinfectie
• HR Causaliteit bij nalaten
• HR Dood door v...
EHRM Het legaliteitsbeginsel in Straatsburgs perspectief
Deze zaak gaat over een verkrachting binnen het huwelijk. Een man uit Engeland werd daarvoor aangeklaagd
en veroordeeld. De man is echter van mening dat art. 7 EVRM geschonden is. Dat artikel zegt dat niemand mag
worden veroordeeld voor een op het moment van plegen niet strafbaar feit, het legaliteitsbeginsel.
Het oordeel is echter: het vernederende karakter van verkrachting is dermate evident dat veroordeling van een
man wegens poging tot verkrachting van zijn vrouw niet in strijd is met het doel en strekking van art. 7, en is
dus niet geschonden. Mits aan twee voorwaarden is voldaan:
1. De ontwikkeling moet in overeenstemming zijn met de essentie van het delict, en
2. Moet in redelijkheid voorzienbaar zijn geweest.
HR Incest
Er was sprake van ontucht met een minderjarige. Tussen het plegen en de terechtzitting heeft zich een
wetswijziging voorgedaan waarbij de leeftijd van de meerderjarigheidsgrens van 21 naar 18 jaar is gegaan.
HR: op grond van art. 1 lid 2 is de strafbaarheid vervallen, nadat het slachtoffer 18 werd. Als de strafmaxima
gelijk zijn kan de rechter kiezen welke bepaling (oud of nieuw) hij toegepast (o.g.v. art. 55 lid 1 Sr) beperkte
materiële leer.
HR Linquenda
Kapitein van een Nederlandse vissersboot, de Linquenda, kreeg een controle van de Noorse marine. Hij weigert
dit bevel, waarop hij in Nederland werd vervolgd wegens het niet voldoen van een ambtelijk bevel (art. 184 Sr).
I.c. OVAR.
HR besloot dat onder de term ‘wettelijk voorschrift’ een Nederlands wettelijk voorschrift wordt bedoeld. Het
Nederlandse strafrecht strekt niet tot het helpen van andere staten bij de handhaving van hun interne gezag.
De schipper heeft dus niet in strijd met het artikel gehandeld.
HR Lex Mitior
Cassatie in het belang der wet. Art. 1.2 Sr. EHRM Scoppola. (Het EHRM oordeelde in de Scoppola-uitspraak dat
in art. 7 EVRM besloten ligt dat de voor de verdachte gunstigste bepalingen moeten worden toegepast als de
wet na het plegen van het feit is veranderd.) De moeilijkheid is echter dat de Hoge Raad de toepassing van deze
bepaling in zijn jurisprudentie afhankelijk heeft gemaakt van de vraag of het inzicht van de wetgever is
gewijzigd met betrekking tot de feiten die vóór de wetswijziging zijn gepleegd. Samenvatting van rechtspraak
over art. 1.2 Sr: Voor die regels, die zowel het specifieke strafmaximum als meer algemene regels met
betrekking tot de sanctieoplegging kunnen betreffen, heeft voortaan te gelden dat een sedert het plegen van
het delict opgetreden verandering door de rechter met onmiddellijk ingang – en dus zonder toetsing aan de
maatstaf van het gewijzigd inzicht van de strafwetgever omtrent de strafwaardigheid van de vóór de
wetswijziging begane strafbare feiten – moet worden toegepast, indien en voor zover die verandering in de
voorliggende zaak ten gunste van de verdachte werkt. In beginsel geldt wel dat de oude bepaling toegepast
moet worden.
De HR merkt op dat die rechtspraak goede grond heeft omdat de strafrechtelijke aansprakelijkheid in beginsel
wordt bepaald door de regelgeving die geldt ten tijde van het plegen van het strafbare feit. Een uitzondering
daarop wordt echter gerechtvaardigd ingeval sprake is van een verandering van inzicht van de wetgever
omtrent de strafwaardigheid van de vóór de wetswijziging begane strafbare feiten. Dat inzicht kan overigens
ook door de wetgever worden vastgesteld in bijzondere overgangsbepalingen – hetgeen de duidelijkheid ten
goede komt.
HR Spoorwegovergang
Een automobilist botst tegen een andere automobilist die stond te wachten voor de spoorwegovergang.
Hierdoor schoot die laatste de overgang op. De man probeert vervolgens in paniek zijn vrouw en dochter uit de
2
, auto te halen. Hierdoor wordt hij geraakt door de trein en loopt hij zwaar lichamelijk letsel op, die niet zou zijn
ontstaan als hij in de auto was blijven zitten.
De Hoge Raad oordeelt dat het gedrag van het slachtoffer redelijkerwijs voorzienbaar was voor de redelijke
mens, dus ook voor de verdachte. De eigen schuld van het slachtoffer staat hier niet aan adequatie in de weg,
ook al heeft hij niet optimaal gereageerd door zijn schrikreactie. (Adequatietheorie: is het gevolg voorzienbaar).
HR Letale longembolie
Een man rijdt in een busje tegen een auto die voorrang had. Het slachtoffer loopt hoofdverwondingen op en
wordt opgenomen in het ziekenhuis. Slachtoffer moet bedrust houden en als gevolg daarvan ontstaat
trombose, wat een letale longembolie als gevolg heeft. Er was dus geen duidelijk direct verband tussen het
hoofdletsel van de aanrijding en de doodsoorzaak. De vraag was of er een causaal verband aangenomen kon
worden tussen de aanrijding en de dood.
De Hoge Raad introduceert hier de leer van de redelijke toerekening. Zij stelt dat de letale longembolie niet van
zodanige aard was dat het overlijden van het slachtoffer niet aan de verdachte toegerekend kon worden.
(Eerder besloot de Hoge Raad op grond van voorzienbaarheid of zeldzaamheid, hier voor het eerst leer van de
redelijke toerekening.)
HR Niet behandelde longinfectie
Verdachte heeft, na een woordenwisseling met zijn vriendin, een wapen gepakt en op haar geschoten. De
kogel, die haar hals en ruggenmerg raakte, veroorzaakte een hoge dwarslaesie met als gevolg dat ze vrijwel
helemaal verlamd was. Als gevolg van het letsel kreeg zij een longinfectie, die kon medisch gezien wel
behandeld worden, maar het slachtoffer wilde dit niet. Zij overlijdt daarna als gevolg van de longinfectie.
(Verdachte voert aan dat het slachtoffer de keuze zelf heeft gemaakt, waardoor het causaal verband ontbreekt.
Een medisch rapport bevestigd dat zij mogelijk nog zou hebben geleefd als ze was behandeld).
De Hoge Raad oordeelt: dat de verdachte de omstandigheden in het leven heeft geroepen die het slachtoffer er
toe hebben gebracht de beslissing te nemen om af te zien van medische behandeling. Die beslissing heeft niet
een zodanige invloed in de keten van gebeurtenissen dat de dood van het slachtoffer niet meer als gevolg van
het handelen van de verdachte aan deze zou kunnen worden toegerekend. (Leer van de redelijke toerekening:
toerekening (naar redelijkheid) van een gevolg aan de verdachte en diens gedrag.)
HR Causaliteit bij nalaten
Vader en moeder veroorzaken ernstig letsel bij hun zoontje. Ze schakelen geen arts in, terwijl ze weten dat dit
wel nodig is. Hun zoontje overlijdt daarna.
HR: art. 255 en 257 Sr strekken tot bescherming van het leven van hulpbehoevenden. Op verdachte rustte de
plicht om tijdig medische hulp in te schakelen, wat hij naliet. Hierdoor heeft hij het gevaar dat zijn zoontje komt
te overlijden in zodanige mate verhoogd dat het overlijden redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend.
Voor het aannemen van causaal verband is het niet nodig dat bewijsmateriaal uitsluit dat het slachtoffer ook bij
tijdig inschakelen van medische hulp zou zijn overleden. Gevaar in zodanige mate verhoogd dat het gevolg
redelijkerwijs aan verdachte toegerekend kan worden. (Leer van de redelijke toerekening).
HR Dood door vrijheidsberoving
Er was sprake van vrijheidsberoving van een persoon. Hij is meegenomen in de achterbak van een voertuig. Hij
werd er vervolgens uitgehaald en vermoord.
De Hoge Raad oordeelde dat deze dood niet het gevolg was dat de wetgever wilde beschermen in art. 282 Sr.
Er is namelijk sprake van opzet op de dood van het slachtoffer en geen opzet op de vrijheidsberoving.
HR Bloedvergiftiging
Door een messteek van verdachte, toegebracht in de rug van slachtoffer X, loop het slachtoffer een klaplong en
een bloeding in de borstholte op. Na 5 dagen ziekenhuis wordt hij daaruit ontslagen, om 6 dagen later weer te
worden opgenomen, waarna hij overlijdt. Oorzaak van overlijden: algeheel orgaanfalen bij een ernstige
bloedvergiftiging.
HR: De beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat tussen de door verdachte aan X
toegebrachte messteek en de dood van X, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dood
redelijkerwijs als gevolg van het toebrengen van die messteek aan verdachte kan worden toegerekend.
HR Groninger HIV-zaak
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Karlijn123. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.