Hoofdstuk 2: René Descartes
Inleiding:
René Descartes leefde in een tijd waarin mensen begonnen te twijfelen aan oude ideeën en op zoek waren
naar nieuwe manieren om de wereld te begrijpen. Hij stelde zichzelf de vraag: "Hoe kunnen we zeker weten
dat wat we denken te weten eigenlijk waar is?" Dit was een belangrijke vraag die hielp bij het vormgeven van
de wetenschappelijke revolutie, waarin mensen begonnen na te denken over hoe ze de wereld om hen heen
op een meer systematische en betrouwbare manier konden begrijpen. Descartes inspireerde anderen om te
focussen op het gebruik van logica en redenering om antwoorden te vinden, waardoor hij een belangrijke
figuur werd in de ontwikkeling van moderne filosofie en wetenschap.
René Descartes, een zeventiende-eeuwse Franse filosoof, stond bekend als een intellectuele veelvraat. Hij
publiceerde over diverse onderwerpen, waaronder lichtbreking, weersverschijnselen en wiskunde. Hoewel hij
zich breed interesseerde, is Descartes vooral bekend geworden als filosoof, en dat in een tijd van opkomende
wetenschappelijke revolutie.
Zijn bewondering voor wetenschap contrasteerde sterk met zijn minachting voor de toenmalige filosofie, die
volgens hem te onzeker was. Hij betreurde dat filosofen zonder voldoende grond spraken over wat ze niet
wisten, terwijl de wetenschap juist zekerheden leek te produceren.
Descartes' zoektocht naar zekere kennis begon met een radicale twijfel aan alles, inclusief zijn eigen
diepgewortelde overtuigingen. Zelfs zijn geliefde discipline, de wiskunde, ontsnapte niet aan deze scepsis.
Maar uit deze destructie kwam een nieuwe opbouw voort, gebaseerd op enkele onbetwistbare zekerheden.
Deze tweeledige aanpak, bekend als de methode van de twijfel en de methode van de zekerheid, leverde hem
zowel lof als kritiek op. Sommige collega-filosofen vonden zijn benadering niet radicaal genoeg. Maar
Descartes' zoektocht naar zekerheid ging verder dan louter epistemologie en raakte ook aan metafysische
vraagstukken, zoals de verhouding tussen lichaam en geest.
Descartes' opvatting dat het denken meer is dan slechts het functioneren van neuronen, maakt hem een van
de grondleggers van het filosofische dualisme. Dit standpunt, dat de scheiding tussen lichaam en geest
benadrukt, is tegenwoordig echter minder populair in de filosofie.
1. De wetenschappelijke revolutie:
De wetenschappelijke revolutie markeert de overgang van de Middeleeuwen naar de Moderne Tijd, waarin de
focus verschoof naar wiskunde en natuurwetenschappen als belangrijke instrumenten voor het begrijpen van
de wereld. Het betekende een breuk met oude vooroordelen en moedigde kritisch denken aan, wat
resulteerde in een periode van ontdekkingen en innovaties op verschillende gebieden.
Belangrijke namen:
Nicolaus Copernicus:
16e -eeuwse sterrenkundige, gezien als aanstichter van wetenschappelijke revolutie. Hij verdedigde voor het
eerst het heliocentrisme.
→ Heliocentrisme = stelling dat de zon zich in het middelpunt van het universum bevindt en dat de aarde
roteert rond de zon.
↔ Geocentrisme = stelling dat de aarde het centrum vormt van het universum.
- Veel aanhangers, ook belangrijk voor de katholieke kerk.
- Symbolische betekenis: impliceert dat alle gebeurtenissen in het universum gericht zijn op de
mens.
Conflict met het heliocentrisch model:
- Kwam in conflict met het geocentrisch wereldbeeld van onder andere Ptolemaeus en de katholieke
kerk.
- Copernicus suggereerde dat de mens en de aarde slechts een fractie vormden van een oneindig groot
universum.
, Receptie van het heliocentrisch model:
- Tijdsgenoten aanvaardden de berekeningen van Copernicus vanwege hun eenvoudigere principes dan
die van Ptolemaeus.
- Echter, het heliocentrisme werd niet onmiddellijk omarmd.
Kepler:
- 17e -eeuwse astronoom en wiskundige.
- Verdedigde heliocentrisme van Copernicus, maar bracht ook verschillende wijzigingen aan in theorie:
→ Een van de wijzigingen was de stelling dat de planeten een ellipsvormige baan rond de zon
volgen, eerder dan een volmaakt cirkelvormige baan, zoals Copernicus en Ptolemaeus hadden
beweerd = eerste wet van Kepler.
→ Opstoot: cirkel stond symbool voor perfectie.
Galileo Galilei:
- 17e -eeuwse astronoom.
- Verdedigde ook heliocentrisme, bevestigde wetten van Kepler; bouwde telescoop en bestudeerde en
ontdekte de vier manen van Jupiter, nu dus niet meer 7 maar 11 hemellichamen.
Hierdoor kreeg hij ook met ideologische vooroordelen te maken; heilig getal 7, want altijd al waren er 7
hemellichamen (zon, maan, 5 planeten), zevende dag is sabbatdag. Hij kreeg zelfs problemen met de
kerkelijke inquisitie
- Formuleerde traagheidswet:
∆ Stelt dat elk lichaam, als het ongestoord blijft, in rust zal blijven of met een constante snelheid in
een rechte lijn zal voortbewegen. Elke verandering in de beweging van een lichaam wordt
veroorzaakt door een externe kracht die erop inwerkt.
∆ Deze wet brak met de traditionele opvattingen van de oudheid en de middeleeuwen, waarin
werd geloofd dat een lichaam alleen kon bewegen als het op de een of andere manier van
binnenuit werd geactiveerd.
Galilei's ideeën waren cruciaal voor de ontwikkeling van de moderne natuurkunde en legden de basis voor
Newton's wetten van de beweging.
Traagheidswet zorgde voor een belangrijke verschuiving in de wetenschappelijke denkwijze, weg van
doeloorzaken naar mechanische oorzaken:
Doeloorzaken versus mechanische oorzaken:
- In de oudheid en middeleeuwen werden natuurverschijnselen vaak verklaard door te verwijzen naar
doeloorzaken, waarbij een oorzaak tegelijkertijd dienstdeed als doel.
- Artefacten, zoals door mensen gemaakte voorwerpen, zijn voorbeelden van doeloorzaken omdat ze
een specifiek doel dienen dat ook de reden is voor hun bestaan.
De impact op de wetenschappelijke revolutie:
- Galilei's traagheidswet droeg bij aan de opkomst van het mechanistische wereldbeeld tijdens de
wetenschappelijke revolutie.
- Het introduceerde het concept van mechanische oorzaken, wat leidde tot een meer systematische
benadering van natuurverschijnselen binnen de wetenschap.
Door deze verschuiving van doeloorzaken naar mechanische oorzaken konden wetenschappers nieuwe
inzichten verwerven en een meer objectieve benadering van de natuur nastreven, wat de basis legde voor de
moderne wetenschappelijke methode.
Antieke filosofen gingen stap verder; natuur verklaren met doeloorzaken:
- Ook de levenloze en levende natuur verklaarden ze m.b.v. doeloorzaken. Dus niet alleen artefacten,
maar ook natuurlijke voorwerpen en organismen waren volgens hen vervuld van een doel dat in het
voorwerp of organisme zelf vervat ligt en dat hun typische kenmerken verklaart.