Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Alle lesstof AFPF voor KT1 €7,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Alle lesstof AFPF voor KT1

 34 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Uitgebreide samenvatting + plaatjes voor het vak AFPF van blok 1 voor KT1

Aperçu 4 sur 88  pages

  • 2 septembre 2024
  • 88
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
Casus 1 Sophie

Anatomie en Fysiologie

Inwendig milieu en homeostase
- De inwendige omgeving is het vocht dat de lichaamscellen omspoelt (interstitiële/weefselvloeistof).
- Interstitiële vloeistof: het vocht tussen de cellen in het onderhuids weefsel.

Homeostase
- Homeostase: proces dat constant het interne milieu herstelt en in evenwicht houdt met het gebruik
van regelmechanismen.
- Bij bedreiging of verstoring van de balans kan het leven van de patiënt gevaar lopen.
- Deze fysiologische variabelen moeten binnen nauwe grenzen gehandhaafd worden door
homeostatische regelmechanismen:
- Kerntemperatuur
- Water- en elektrolythuishouding
- Ph (zuurgraad of alkaliteit) van lichaamsvloeistoffen
- Bloedsuikergehalte
- Bloed- en weefselzuurstof en kooldioxidegehalte
- Bloeddruk

Regulatiesystemen
- Regulatiesysteem: de homeostase wordt gehandhaafd door systemen die veranderingen in het
milieu intérieur opsporen en daarop reageren. Dit systeem heeft drie basiscomponenten:
1. Detector: spoort op wanneer iets buiten de grenzen komt.
2. Controlecentrum: herbergt de waarden waarbinnen de variabele factor moet worden
gehandhaafd.
3. Effector
- Door dit dynamische proces worden vele fysiologische variabelen continu bijgesteld.

Negatieve feedbackmechanismen
- Negatieve feedback: elke verandering van het regulatiesysteem die zich verwijdert van de normale
waarde wordt geannuleerd.
- Wanneer een variabel stijgt, laat negatieve feedback het dalen en wanneer het daalt haalt de
negatieve feedback het weer terug tot normaal.
- Als de lichaamstemperatuur zakt tot onder het vereiste niveau (rond 37C), wordt dit waargenomen
door de uiteinden van gespecialiseerde temperatuurgevoelige zenuwen in de hypothalamus. Deze
zet vervolgens mechanismen in gang die de lichaamstemperatuur laten stijgen (effectoren):
- De skeletspieren die rillingen veroorzaken
- Bloedvaatjes in de huid die zich vernauwen om bloedcirculatie en warmteverlies te
verminderen
- Gedragsveranderingen van de persoon

Positieve feedbackmechanismen
- Positief feedbackmechanisme: zorgt ervoor dat wanneer de regeling van een variabel niet goed
werkt, er waarden worden bereikt die normaal buiten het normale bereik liggen.

Lichaamsvloeistoffen

Verplaatsing van stoffen binnen lichaamsvloeistoffen
- Beweging van stoffen in en tussen lichaamsvloeistoffen is van essentieel belang.

,- In vloeistoffen of gassen verplaatsen moleculen zich van een gebied waar zij in hoge concentratie
aanwezig zijn naar gebieden waar de concentratie laag is.
- Er is dus een concentratiegradiënt tussen deze twee gebieden.
- De stoffen verplaatsen zich langs de concentratiegradiënt zodat de moleculen gelijk zijn.
- Voor deze verplaatsing is geen energie nodig en is dus passief.
- Meestal gebeurt passieve verplaatsing van stoffen in het lichaam met deze manieren: diffusie of
osmose.

Diffusie
- Diffusie: verplaatsing van moleculen van een plaats met
hoge concentratie naar een plaats met een lage
concentratie.
- Wanneer moleculen klein en oplosbaar genoeg zijn
kunnen ze zich door bijv. celmembraan diffunderen.

Osmose
- Osmose: diffusie van water van een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een
gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen door een semipermeabel membraan.
- Semipermeabel membraan: het membraan kan geen
stoffen zoals suiker of zouten doorlaten, maar wel water.
- Door osmotische druk zal de kant waar de suikermoleculen twee
maal zoveel zijn geconcentreerd dan de andere kant, vanzelf in
evenwicht komen.
- De osmotische druk trekt door de membraan water uit de
dunnere oplossing in de geconcentreerde oplossing.
- De osmose gaat door totdat er evenwicht is van de oplossing aan
beide kanten maar niet van het volume.

Vloeistofcompartimenten
- Intracellulair water en extracellulair water vormen de twee belangrijkste vloeistofcompartimenten.
- Water en zeer kleine opgeloste stoffen bewegen zich vrij tussen deze twee compartimenten
door de celmembranen.

Extracellulaire vloeistof
- Extracellulaire vloeistof: lichaamsvloeistof die zich buiten de lichaamscellen bevindt.
- Het bestaat voornamelijk uit bloed, plasma, lymfe, cerebrospinale vloeistof en vloeistof in
de interstitiële ruimte in het lichaam.
- De rest van de extracellulaire vloeistof wordt gebruikt als smeermiddel.
- Interstitiële of intercellulaire vloeistof bevochtigd alle cellen van het lichaam. Deze vloeistof zorgt
ervoor dat stoffen vanuit het bloed naar lichaamscellen verspreiden en vanuit cellen naar het bloed.

Intracellulaire vloeistof
- Intracellulaire vloeistof: vloeistof die zich in de cellen bevindt.
- De samenstelling van de intracellulaire vloeistof wordt grotendeels gereguleerd door cellen zelf.

De cel: structuur en functies
- Een cel bestaat uit een plasmamembraan met daarin een aantal organellen in een waterige
vloeistof genaamd cytosol.

De plasmamembraan
- Membranen controleren de uitwisseling van stoffen tussen de cel en de omgeving van de cel en
zodoende reguleren ze het intracellulaire milieu.

,Structuur
- Het plasmamembraan bestaat uit twee lagen fosfolipiden met daarin eiwitten en suikers.
- De fosfolipiden hebben een kop en een staart. De kop heeft een elektrische lading en is
hydrofiel (wateraantrekkend) en de staart heeft geen lading en is hydrofoob (waterafstotend).
- De fosfolipiden liggen naast elkaar in twee aan elkaar gespiegelde lagen, met de hydrofiele koppen
naar buiten, terwijl de hydrofobe staarten binnenin een waterafstotende laag vormen.

Membraaneiwitten
- De eiwitten die zich helemaal over de membraan uitstrekken vormen kanalen die het transport voor
bijvoorbeeld elektrolyten en vetafstotende stoffen toelaten.
- Elektrolyten: belangrijke zouten in je lichaam.
- Membraaneiwitten hebben verschillende functies:
- Bepaald eitwitmoleculen hebben vertakte koolhydraatmoleculen die aan de buitenkant van de
cel zijn aangehecht en die de cel zijn immunologische identiteit geven - ‘zelf’ -merkers.
- Membraaneiwitten kunnen fungeren als receptor voor hormonen of andere chemische
boodschappers.
- Receptor: eiwit waaraan een molecuul zich aan kan binden.
- Transmembrane eiwitten vormen kanalen die met water zijn gevuld en uiterst kleine
wateroplosbare ionen door de membraan doorlaten.
- Sommige spelen een rol bij het transport van stoffen door de membraan.

Transport van stoffen door de celmembraan
- Elke cel heeft een omhulsel: een celmembraan die een selectieve barrière vormt voor stoffen die
binnenkomen of afgevoerd worden (selectieve permeabiliteit).
- Dit maakt het mogelijk dat celplasmamembraan controleert welke stoffen in en uit de cel gaan
en kan daarmee de samenstelling van de interne omgeving reguleren.
- Poriën of specifieke kanalen in de plasmamembraan laten alleen bepaalde stoffen toe.
- Hierdoor kan de ene soort deeltje bijv. wel door het poortje en de andere soort niet.
- De membraan kan ook pompen hebben. De ene pomp importeert de ene deeltjes, dus in de cel. De
andere poort exporteert deeltjes, dus naar buiten.

Gefaciliteerde diffusie
- Gefaciliteerde diffusie: passief proces voor sommige stoffen die zonder hulp niet door de
semipermeabele membraan kunnen passeren, zoals glucose en aminozuren.
- In de membraan bevinden zich speciale transporteiwitten (carriers of dragers) met specifieke
bindingssites voor de te vervoeren stof.
- Vervolgens verandert het transporteiwit van vorm en deponeert de stof aan de andere kant
van de membraan.
- Transportmaximum: aantal carriers is eindig, dus is eer maximum aan de hoeveelheid die op zeker
moment van een bepaalde stof getransporteerd kan worden.

Actief transport
- Dit is het transport van stoffen tegen hun concentratiegradiënt in, dus van een lagere naar een
hogere concentratie.

De natrium-kaliumpomp
- Dit actieve transportmechanisme handhaaft de ongelijke concentraties van natrium- en kalium-
ionen aan weerszijden van de plasmamembraan.
- Het kaliumniveau is veel hoger binnen de cel dan daarbuiten.

, - Deze ionen zijn geneigd met hun concentratiegradiënt mee te diffunderen. Kalium naar buiten
en Natrium naar binnen in de cel.
- Om de concentratiegradiënten in stand te houden, wordt het natriumoverschot continu naar buiten
gepompt door de celmembraan heen, in ruil voor Kalium.

Bulktransport
- De overdracht van deeltjes die te groot zijn om door de celmembraan te passeren, gebeurt door
pinocytose.
- Deeltjes worden ingesloten door een instulping van het cytoplasma, waardoor een
membraangebonden vacuole ontstaat.
- Vacuole: blaasje gevuld met vocht dat zich in het cytoplasma van de cel bevindt.
- Lysosomen hechten zich aan de vacuolemembraan, die enzymen vrijgeven die de inhoud verteren.
- Lysosomen: zijn met vocht gevulde blaasjes, die zorgen voor de afbraakprocessen in de cel.
- Door middel van exocytose vindt de uitstoot van afvalstoffen door het plasmamembraan plaats.

Organellen
- Organellen: ‘kleine organen’. Bijvoorbeeld de kern, mitochondriën, ribosomen, lysosomen, het
endoplasmatische reticulum, het Golgi-apparaat en het cytoskelet.




De kern (nucleus)
- De kern bevat het genetische materiaal van het lichaam. Daarmee worden alle metabole
activiteiten van de cel gecontroleerd.
- Metabole activiteit: stofwisseling.
- In een niet-delende cel is DNA aanwezig, geconfigureerd als een fijndradig netwerk genaamd
chromatine.
- Chromatine: DNA dat wordt opgerold rond speciale eiwitten.
- Zodra de cel begint te delen, vormt het chromatine bijzondere structuren die we chromosomen
noemen.
- Ribonucleïnezuur (RNA), bevindt zich ook in de kern.
- Ribonucleïnezuur: doorgeven van instructies van DNA aan het cellulaire mechanisme dat
verantwoordelijk is voor het maken van eiwitten.
- In de kern bevindt zich een ronde structuur die de nucleolus heet, die betrokken is bij de synthese
(productie) en samenstelling van de elementen van ribosomen.

Mitochondriën
- Mitochondriën worden de energiecentrale van de cel genoemd.
- Ze zijn betrokken bij de aerobe respiratie.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur SelinaSchmid. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

79373 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,99  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter