LES 6: infections of the lower respiratory airways, tuberculosis and streptococcus pneumoniae
1. DE BOVENSTE LUCHTWEGEN
1.1 INNATE IMMUNITY
Onder normale omstandigheden: lagere luchtwegen doorgaans vrij van micro-organismen
Þ door voortdurende activiteit van trilharen, die cruciale rol spelen bij verwijderen van deeltjes: deeltjes
worden gevangen in slijm en zo naar keelholte getransporteerd
Þ meeste deeltjes groter dan 5-10 μm worden effectief verwijderd door dit proces
Þ kleinere deeltjes kunnen door bronchien gaan en alveoli binnendringen
o als deeltjes alveoli bereiken: macrofagen komen in actie, fagocyteren en verwijderen
deze deeltjes uit het ademhalingssysteem
Þ ingewikkelde systeem van trilharen, slijm en macrofagen fungeert als verdedigingsmechanisme
en helpt lagere luchtwegen vrij te houden van potentieel schadelijke micro-organismen en
deeltjes
1.2 RADIOLOGISCH ONDERZOEK
Radiologisch onderzoek: cruciale rol in onderzoek en diagnose van infecties van lagere luchtwegen (LRTI’s):
Þ deze infecties kunnen luchtwegen, longen en omliggende structuren aantasten: beeldvormende
studies bieden waardevolle informatie voor zorgprofessionals
Rontgenfoto’s van borstkas (CXR)
Þ Vaak gebruikt om infiltraten en consolidatie in longen te identificeren
o Infiltraten duiden op inflammatoire of infectieuze processen
o consolidatie vertegenwoordigt vullen van luchtruimtes met vocht, pus of celresten
Þ specifieke bevindingen kunnen helpen bij onderscheiden van bijvoorbeeld virale en bacteriële
infecties
Computertomografie (CT) scans
, Þ maken gedetailleerde visualisatie van longletsels mogelijk
Þ helpt bij lokaliseren en karakteriseren van aard van afwijkingen, zoals knobbeltjes, massa’s of holtes:
draagt bij aan identificatie van specifieke pathogenen of complicaties
LRTI’s kunnen pleura aantasten (leidend tot aandoeningen zoals pleuritis of pleuravocht)
Þ beeldvorming van borstkas (echografie, CXR en CT-scans) kan helpen bij beoordelen van aanwezigheid
van vocht in pleuraholte, dikte van borstvlies en tekenen van ontsteking
1.3 BELANGRIJKE KENMERKEN VAN NORMALE BORST X-RAY
Longen:
Þ longvelden moeten transparant lijken op rontgenfoto, waardoor ribben en structuren achter longen,
zoals wervelkolom en hart, zichtbaar zijn
Þ longweefsel mag geen tekenen van opaciteit, consolidatie of abnormale schaduwen vertonen
Hart:
Þ doorgaans te zien in midden van borstkas, en grootte en vorm ervan moeten binnen normale grenzen
liggen
Þ grenzen van het hart en grote vaten moeten duidelijk en goed gedefinieerd zijn
middenrif:
Þ spier die borstholte scheidt van buikholte
Þ moet intact zijn en normale contour hebben
Þ silhouette van middenrif moet glad zijn
luchtpijp en (hoofd)bronchien:
Þ moeten zichbaar zijn en normaal uiterlijk hebben
Þ er mogen geen tekenen van obstructies of afwijkingen zijn in deze luchtwegen
ribben en skelet:
Þ ribben en botstructuren van borstkas moeten zichtbaar zijn, zonder bewijs van fracturen of
afwijkingen
2. BRONCHO-PULMONALE AANDOENINGEN GEASSOCIEERD MET DYSBIOSE
2.1 CHRONISCHE OBSTRUCTIEVE LONGZIEKTE (COPD)
Þ Progressieve ademhalingsoefening die wordt gekenmerkt door AANHOUDENDE BEPERKING VAN
LUCHTSTROOM EN ONTSTEKING IN LONGEN
Þ Prevalentie van COPD kan varieren per regio
o Vaak hoger in landen met hoge prevalentie van roken en blootstelling aan binnen- en
buitenluchtvervuiling
Þ Risico op COPD neemt toe met leeftijd
o Meeste mensen met diagnose COPD zijn ouder dan 40 jaar
o Prevalentie stijgt met leeftijd
, Þ Individuen met lagere sociaaleconomische status
hebben mogelijk verhoogde bloostelling aan
milieu-risicofactoren en verminderde toegang tot
gezondheidszorg, wat bijdraagt aan risico op
COPD
Vroeg stadium van ziekte: terugkerende microaspiratie
van orale afscheidingen draagt bij aan ontsteking van
lagere luchtwegen
Vervolgens leidt verdere beperking van microbiele klaring
tot immuunuitputting en uiteindelijke kolonisatie van
lagere luchtwegen met respiratoire pathogenen
Gezonde individuen: macrofagen fagocyteren bacterien in
longperiferie en luchtwegen om longsteriliteit te bewaren
Þ macrofagen fagocyteren ook apoptotische cellen
(efferocytose), wat resulteert in oplossing van
ontstekingen
COPD: macrofagen defect in fagocyteren van bacterien, wat
resulteert in chronische bacteriële kolonisatie van lagere
luchtwegen
Þ Macrofagen hebben bovendien verminderd
vermogen om efferocytose van apoptotische cellen
uit te voeren, wat resulteert in niet oplossen van
ontstekingen
Initiele microbioomstudies bij patiënten met stabiele COPD
toonden een duidelijke associatie aan tussen aanwezigheid
van potentieel pathogene micro-organismen (PPM’s) zoals
haemophilus-soorten, streptococcus penumoniae, moraxella
catarrhalis, staphylococcus aureus, pseudomonas aeruginosa
en gram-negatieve enterische bacteriën en aanwezigheid
van neutrofiele ontsteking en verhoogde expressie van
cytokines, zoals IL-8 en TNF, in lagere luchtwegen
Naarmate COPD vordert, leidt chronische ontsteking tot aantasting van aangeboren immuunafweer van
longen, wat op zijn beurt leidt tot verhoogde bacteriële belasting van zowel nieuwe als bestaande pathogenen
2.2 RADIOLOGISCHE BEVINDINGEN
CT-scan van borstkas in kader van COPD toont typische kenmerkende bevindingen die helpen bij beoordelen
van mate van longschade en begrijpen van onderliggende pathologie
Þ EMFYSEEM (onderdeel van COPD): wordt gekenmerkt door vernietiging van longweefsels en
longblaasjes
o CT-scans tonen gebieden met lage attenuatie (donkere gebieden) in longvelden: gebieden
met mindere dichtheid door verlies van normaal longweefsel
, Þ VERDIKKING VAN WAND LUCHTWEGEN: geassocieerd met chronische
ontsteking van bronchien (bronchitis)
Þ BRONCHIECTASIE: chronische ademhalingsaandoening die wordt
gekenmerkt door abnormale en permanente verwijding of verbreding
van bronchien (luchtwegen naar longen)
o Gaat meestal gepaard met chronische ontsteking en
terugkerende luchtweginfecties
o Als gevolg van structurele schade aan luchtwegen wordt klaren
van slijm minder effectief, wat leidt tot ophoping van slijm en
verhoogd risico op bacteriële infecties
2.3 COPD- EXACERBATIES
COPD wordt gekenmerkt door periodes van exacerbaties, waarin
symptomen acuut verergeren
Þ Kunnen worden getriggerd door infecties, milieufactoren, of
andere prikkels
Þ Verhoogde ontsteking veroorzaakt door bacterien, virussen of
vervuilende stoffen: ontsteking van luchtwegen die verdere
vernauwing van luchtwegen en systemische ontsteking
veroorzaken
Meeste COPD-exacerbaties: getriggerd door respiratoire virale infecties
Þ Vooral rhinovirus: oorzaak van gewone verkoudheid en daarom
vaker voorkomend in winter
Þ Respiratoire virussen kunnen worden geidentificeerd in luchtwegen dmv PCR bij maximaal 60% van
exarcebaties
Þ Luchtwegbacteriën zijn ook betrokken bij exacerbaties: belasting van luchtwegbacteriën neemt toe
tijdens exacerbaties maar er wordt overwogen dat bacterien vaak niet primaire infectieuze oorzaak
van exacerbatie zijn, maar secundaire indringers na virale trigger
Beheer van exacerbatie: orale AB (amoxicilline of doxycycline) als er bewijs is van verhoogde sputumpurulentie
of -volume
Þ AB ook onderzocht op werkzaamheid bij verminderen van frequentie van exarcebaties: lage dosis van
macrolide erytromycine vermindert frequentie van exacerbaties en verkort duur van exacerbaties bij
patiënten met matig tot ernstig COPD
3. CYSTIC FIBROSIS (CF)
= genetische, erfelijke aandoening die voornamelijk luchtwegen, spijsverteringsstelsel en
voortplantingssysteem aantast
Þ Wordt veroorzaakt door mutaties in CFTR (cystic fibrosis transmebraan conductance regulator) gen:
gen codeert voor eiwit dat cruciale rol speelt bij reguleren van stroom van zout en water over
celmembranen