VOLKENRECHT
2023-‘24
Prof. Koen de Feyter
-1-
,Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1: BRONNEN -6-
A2, A4, A5, D3, D5 -6-
1. GEWOONTERECHT ( A2, A4 EN A5) -6-
2. VERDRAGEN -7-
3. ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN (A7) -9-
A7 par. 140 (Gabcikovo-Nagymaros): - 10 -
4. RECHTSPRAAK EN RECHTSLEER (ART. 38, LID 1 D) - 11 -
5. ANDERE BRONNEN VAN IR: - 11 -
HOOFDSTUK 2: VERDRAGENRECHT (TREATIES) - 14 -
A12, A10, A17,A7, D6, D26 - 14 -
1. INTRODUCTIE (A7, A12, A10, A17, D6, D28) - 14 -
2. AARD VAN DE VERDRAGEN D6, D28 - 15 -
2.1. Verdragsvorming - 15 -
2.2. Autoriteit tot verdragssluiting of vertegenwoordigingsbevoegdheid (full powers) - 16 -
2.3. Opstellen verdrag, Toestemmingsuitingenà def. tekst (authentification, art. 10 VW) - 16 -
2.4 toetstemming tot vebondenheid met verdrag (cons. to be bound, Art. 11 VW) - 16 -
2.5 Inwerkingtreding, (entry into force, art. 24 VW) - 16 -
3. VOORBEHOUDEN (A12) - 19 -
3.1. Doel van het object (zie A12: Armed activities on the territory of the Congo) - 20 -
3.2. Mensenrechtenverdragen - 21 -
3.3. Interpretatieve verklaringen - 21 -
4. VERDRAGSINTERPRETATIE A17, A10 - 24 -
5. ONGELDIGHEID / INVALIDITY - 29 -
6. BEËINDIGING / TERMINATION - 29 -
6.1. Akkoord - 30 -
6.2. Materiële inbreuk - 30 -
6.3. De onmogelijkheid om te presteren overtreffen - 30 -
6.4. Fundamentele verandering van omstandigheden - 30 -
6.5. Beëindiging van het verdrag en verantwoordelijkheid van de staat - 30 -
HOOFDSTUK 3: RECHTSPERSOONLIJKHEID (INTERNATIONAL LEGAL PERSONALITY) - 31 -
A1, A6, A9, A14, A18, D1, D21, D15 - 31 -
1. INTRODUCTIE - 31 -
2. HET ONDERWERP VAN HET INTERNATIONAAL RECHT (A1) - 31 -
2.1.Wat zijn de onderwerpen van het internationaal recht? - 31 -
3. DE OPRICHTING VAN STATEN IN HET INTERNATIONAAL RECHT (D1) - 33 -
3.1. De test voor staatsburgerschap - 33 -
3.2. Permanente bevolking - 33 -
3.3. Welomschreven grondgebied - 34 -
3.4. Overheid / regering - 34 -
3.5. Vermogen om internationale betrekkingen met andere staten aan te gaan - 34 -
3.7. Zelfbeschikking - 35 -
-2-
, 3.8. Lidmaatschap van de staat en de VN - 35 -
4. ERKENNING VAN STATEN IN HET INTERNATIONAAL RECHT (D1) - 35 -
4.1. Niet-erkenning: het overtreffen van de illegaliteit - 36 -
4.2. Gevallen van erkenning - 36 -
4.3. Erkenningstheorieën - 36 -
5. RELATIE TUSSEN STAAT EN ERKENNING - 37 -
6. INTERNATIONALE OVERHEIDSORGANISATIES (IGO’S) A6, A14, D21 - 37 -
6.1. VN - 38 -
6.2. EU - 39 -
7. PERSONEN / INDIVIDUALS - 45 -
7.1. De traditionele positie - 45 -
7.2. Individuele verplichtingen - 46 -
7.3. Individuele rechten - 46 -
8. ONDERNEMINGEN (A9) - 46 -
9. NIET-GOUVERNEMENTELE ORGANISATIES (NGO’S) (D15, A18) - 50 -
HOOFDSTUK 4: GRONDGEBIED EN ZELFBESCHIKKINGSRECHT (TERRITORY AND SELF-DETERMINATION) - 53 -
(A16, A21, A26, D23, D24, D32, D7, D8) - 53 -
1. INTRODUCTIE - 54 -
2. TERRITORIALE SOEVEREINITEIT - 54 -
2.1. Reikwijdte van de territoriale soevereiniteit - 54 -
3. VERWERVEN VAN GRONDGEBIED (A26) - 54 -
3.1. Bezetting - 55 -
3.2. Vreedzame vertoning van soevereiniteit - 55 -
3.3 Voornemen om soevereiniteit te verwerven - 55 -
3.4 De voortdurende vertoning van soevereiniteit - 55 -
3.5. Voorschrift - 55 -
3.6. Cessie / overdracht van grondgebied - 56 -
3.7 Annexatie / verovering - 56 -
3.8. Uti possidetis juris - 56 -
4. ZELFBESCHIKKING - 60 -
A16, A21, D23, D24, D32 - 60 -
1. GEBIEDEN WAAR GEEN SOEVEREINITEIT KAN WORDEN GEVESTIGD: D8 - 60 -
1. VORMEN VAN ZELFBESCHIKKKING - 70 -
1.1. Dekolonisatie - 70 -
1.2. Externe zelfbeschikking - 70 -
1.3. Interne zelfbeschikking - 70 -
1.4. Eenzijdige afscheiding - 70 -
1.5. De status van Palestina in het internationaal recht - 71 -
1.5 De afscheiding van de Krim van Oekraïne - 72 -
1.6 Ontbinding van de staat - 73 -
5. RELATIE TUSSEN TERRITORIUM EN ZELFBESCHIKKING - 73 -
6. BEPERKINGEN OP TERRITORIALE AANSPRAKEN - 73 -
7. GEMEENSCHAPPELIJK WERELDERFGOED (D7) - 73 -
7.1 UNESCO werelderfgoed - 74 -
7.2 Hagia Sophia - 76 -
7.3 Karnaval Aalst - 77 -
-3-
,HOOFDSTUK 5: RECHTSMACHT EN IMMUNITEIT (JURISDICTION AND IMMUNITY) - 77 -
A14, A23, A25, A28 - 77 -
1. INTRODUCTIE - 77 -
2. JURISDICTIE EN SOEVEREINITEIT - 77 -
2.1. Prescriptieve bevoegdheid - 78 -
2.2. Handhavingsbevoegdheid - 78 -
3. BEVOEGDHEIDSBEGINSELEN - 79 -
3.1. Territoriale bevoegdheid - 79 -
3.2. Nationaliteitsbevoegdheid - 80 -
3.3. Universele bevoegdheid - 80 -
3.4. Beschermende bevoegdheid - 82 -
3.5. Passieve persoonlijkheidsbevoegdheid - 82 -
4. STAATSIMMUNITEIT A23, A28 - 82 -
4.1. Immuniteit van het strafrecht - 83 -
4.2. Immuniteit van overheidsfunctionarissen / staatshoofden - 83 -
4.3. Immuniteit van de burgerlijke rechtspraak - 83 -
5. DIPLOMATIEKE IMMUNITEIT - 86 -
HOOFDSTUK 6: STAATSAANSPRAKELIJKHEID (STATE RESPONSIBILITY AND DIPLOMATIC PROTECTION) - 89 -
(A3, A4, A7, D19) - 89 -
1. INTRODUCTIE - 89 -
2. STAATSAANSPRAKELIJKHEID - 89 -
2.1. Attributie / toerekenbaarheid - 90 -
2.2. Verdedigingen / Defences - 92 -
3. VERPLICHTINGEN ERGA OMNES - 92 -
3.1.Relatie tussen jus cogens en verplichtingen erga omnes - 94 -
4. DIPLOMATIEKE BESCHERMING - 97 -
4.1. Natuurlijke personen - 98 -
4.2. Bedrijven - 98 -
5. REMEDIES / HERSTEL - 99 -
HOOFDSTUK 7: GESCHILLENBESLECHTING (JUDICIAL DISPUTE RESOLUTION) - 106 -
(A8, A20, A22, A26, A27, D3, D14, D16) - 106 -
1. VREEDZAME BESLECHTING VAN INTERNATIONALE GESCHILLEN - 106 -
2. ARBITRAGE - 107 -
3. INTERNATIONAAL GERECHTSHOF (IGH) EN PERMANENT HOF VAN INTERNATIONALE RECHTVAARDIGHEID (PHIR) - 108 -
4. IGH GESCHILLEN - 110 -
4.1. Toegang tot de rechtbank - 110 -
4.2. Voorlopige beschermingsmaatregelen (A22) - 110 -
5. AARD VAN DE BESLISSINGEN VAN HET IGH - 115 -
5.1.IGH en VN-veiligheidsraad (UNSC) - 116 -
6. ADVIESRECHT VAN HET IGH - 116 -
7. GESCHILLENREGELING BIJ DE WERELDHANDELSORGANISATIE (WTO) (A8) - 116 -
8. RECHTSMACHT VAN HET INTERNATIONAAL STRAFHOF (ISH) (A27) - 121 -
HOOFDSTUK 8: VREDE EN VEILIGHEID (USE OF FORCE) - 124 -
A4, A11, D2, D10, D25, D26, D29, D31, D34 - 124 -
1. INTRODUCTIE - 124 -
-4-
, 2. GEBRUIK VAN GEWELD EN DE GESCHIEDENIS VAN HET INTERNATIONALE RECHT - 127 -
3. VERBOD OP HET GEBRUIK VAN GEWELD IN HET MODERNE INTERNATIONALE RECHT - 128 -
3.1. Wat telt als gebruik van geweld? - 128 -
3.2. Bedreigingen - 129 -
3.3. Het gebruik van dreiging met geweld: interventie van Rusland in de Krim - 129 -
3.3 Leegstandsnormen (dwingende normen??), verantwoordelijkheid van de staat en niet-erkenning - 130 -
4. UITZONDERINGEN OP HET VERBOD OP HET GEBRUIK VAN GEWELD (A4, A11) - 130 -
4.1.Zelfverdediging - 130 -
4.2. Meldingsplicht bij zelfverdediging - 130 -
4.3. Collectieve rechtshandhaving - 131 -
4.4. Anticiperende zelfverdediging - 131 -
HOOFDSTUK 9: ZELFVERDEDIGING: A4 EN A11: - 131 -
1. GEBRUIK VAN GEWILD IKV HET RECHT OP ZELFVERDEDIGING - 131 -
1.1 Inherent recht op zelfverdediging: - 132 -
1.2 INDIVIDUELE OF COLLECTIEVE ZELFVERDEDIGING: - 132 -
1.3 Gewapende aanval: - 133 -
2. ACTIES DIE UITDRUKKELIJK DOOR DE VN-VEILIGHEIDSRAAD ZIJN TOEGESTAAN - 136 -
3. SAMENSTELLING EN BESLUITVORMING VAN DE VN VR (HOOFDSTUK V VAN HET HANDVEST): - 136 -
2. HOOFDSTUK VI HANDVEST VN (D29, D34) - 139 -
3. HOOFDSTUK VII HANDVEST VN - 139 -
4. ‘HUMANITAIRE’ INTERVENTIE / IMPLICIETE TOESTEMMING VAN DE VN-VEILIGHEIDSRAAD - 145 -
5. VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DE BESCHERMING / RESPONSIBILITY TO PROTECT (R2P) (D25,D26) - 146 -
-5-
,Hoofdstuk 1: BRONNEN
ALLEN, INTERNATIONAL LAW
Sources of International Law, 21-41
HANDLEIDING (H)
Bronnen, 19-21
ARRESTEN
A2 A4 A5 A7
DOCUMENTEN
D3 D5
BIJEENKOMST:
1. Gewoonterecht: Nicaragua vs. US (A4) en Tadic (A5)
2. North Sea Continental Shelf (wisselwerking bronnen) (A2)
3. Gabcikovo-Nagymaros (algemene rechtsbeginselen) (A7)
4. Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (soft law) (D5)
Artikel 38 Statuut Internationaal Gerechtshof (IGH)
à klassieke bronnen
à Andere bronnen dan in Artikel 38: bindende resoluties van de Veiligheidsraad in het kader van Hoofdstuk VII van
het VN Handvest (zie fiche 9) en soft law (zie hieronder).
vereisten:
a) Ongeschreven recht
b) bewijs van: een algemene en standvastige Statenpraktijk die (materieel element)
c) gebaseerd op de rechtsovertuiging dat men verplicht is zich zo te gedragen (opinio juris) (psycologisch element)
1) Moeilijk te bewijzen, maar rechtspraak stelt geleidelijke mindere strenge eisen (van streng naar minder
streng: A2 → A4 → A5)
• A2: iedereen zich eraan houden,
• A4: niet absoluut, maar over het algemeen houdt iedereen zich eraan
+ nieuwe opvatting ivm opinio Juris (staten geloven of gaan ervan uit dat het een regel is)
à door te handelen strijdig met de IGR en te zeggen dat het een uitzondering is, accepteren ze ook impliciet
het bestaan van de IGR.
-6-
, • A5: Joegoslavië conflict: VN heeft Joegoslavië tribunaal (in den Haag) opgericht waar ook
individuën (militairen bv) strafrechtelijk worden vervolgd voor oorlogsmisdrijven ivm dat
conflict
Bosnische serviër Tadic.
oorlogsmisdaden (komen voor in verdragen van Genève) vinden oorsprong in humanitair recht en gericht op
bescherming burger tijdens gewapend conflict
à Joegoslavië conflict was volgens Tadic geen internationaal gewapend conflict maar een
burgeroorlog. dus verdrag van geneve nvt.
à Hof zegt sinds dat verdrag zijn meeste conflicten nationaal ipv internationaal dus waar het
verdrag op gericht is is eigenlijk niet veel meer van toepassing…
à ze gaan kijken of het een gewoonte is, maar meestal continuïteit moeilijk te bepalen want veel
propaganda etc. tijdens zo’n conflict dus extra veel belang aan kijken naar rechtsovertuiging.
2) Gewoonterecht bindt alle Staten behalve de persistent objector (voordeel i.v.m. verdragenrecht!)
à Bij een bezwaar door een staat tegen het gebruik van die nieuwe IGR-regel en hij dit handhaaft,
zal die niet gebonden zijn aan die specifieke IGR-regel.
3) resoluties van de Algemene Vergadering van de VN
- politiek orgaan, waar verbonden staten samenkomen en per staat 1 stem is
- geen RR wetgevende bevoegdheid, mr grote invloed op ontwikkeling IR
- doordat pol en jur doelstellingen vaak met elkaar verbonden zijn.
à bv: Je wil politiek gezien samenwerken met een land dus je verbindt je ermee met een verdrag
zodat het juridisch afdwingbaar wordt.
- AV van de VN dragen bij bij de ttkoming van IGR-regel. dus dit is niet wetgevend (verdrag) mr laten wel hier
hun intenties zien, waaruit kan blijken dat ze zich gebonden achten. à (subjectief element)
- de activiteit van de stemming inclusief de verklaringen die de staten afleggen, kunnen bewijs vormen van
staatspraktijk.
à (objectief element)
4) veranderen van IGR
- de gewoonte= vastgesteld door bijzondere interesses van aantal staten in de zaak en ecquiescentie
(berusting) door andere staten.
- gedrag strijdig met IGR= schending IRà verantwoordelijkheid van de staat.
- voor wijziging: vereiste van grondige beoordeling van aanwezigheid voldoende steun v/d staten voor de
nieuwe IGR.
5) Blijvend belang gewoonterecht:
a. t.a.v. Staten die weinig verdragen ratificeren;
b. of als een juridische kwestie niet bij verdrag is geregeld (b.v. staatsimmuniteit – fiche 5)
c. of het toepassingsgebied van een verdrag omstreden is (zie de discussie in de Tadic zaak (A5); was
het begrip ‘oorlogsmisdrijf’ in de verdragen van Genève over het humanitair recht nu al dan niet van
toepassing tijdens een burgeroorlog? ; het gewoonterecht bood daar een uitweg).
- Geschreven recht (praktischer dan gewoonterecht!)
- Staten beslissen vrij of ze instemmen met een verdrag
-7-
,- Een verdrag bindt enkel de Staten die hebben ingestemd met het verdrag
- Er zijn vele instanties in het internationaal recht die verdragen maken (er zijn vele ‘wetgevers’), en die
fragmentering kan leiden tot conflicten tussen verdragen (zie voor ‘oplossingen’ hieronder bij ius Cogens en
algemene rechtsbeginselen, en ook in fiche 2 onder interpretatie)
- Gedetailleerde regels vastgelegd in het Verdrag van Wenen over het Verdragenrecht (D6 – zie fiche 2)
1) soorten verdragen:
- verdragscontracten (vaak bilateraal of klein aantal staten over technische of commerciële zaken, lijkt sterk op
contracten tussen rechtspersonen)
- wetgevingsverdragen (vaak multilateraal, om IR over onderwerpen vast te stellen of ontwikkelen), kunnen
rechten en plichten creëren tss staatspartijen maar er zijn ook wetgevingsverdragen (verdragen over het
stellen van verdragen, bv: D6 Vienna convention on the Law of Treauties) binnen IR, die hebben een quasi-
wetgevend karakter en hebben potentieel om IGR te ontwikkelen.
2) Wisselwerking Gewoonterecht/verdragen A2
1
5 2
4 3
- De inhoud van een verdrag kan gewoonterecht worden
(als heel veel Staten partij worden bij het verdrag). Andersom kan gewoonterecht worden opgeschreven in
verdragen. De gewoonte ondersteunt dus verdragen als fundament waarop ze kunnen berusten. Het is dus
het bredere gewoonterecht dat de algemene authoriteit en legitimiteit van verdragen ondersteunt binnen
het internationale, juridische kader. (zie stap 3)
- Er bestaat geen hiërarchie tussen verdrag en gewoonte
(gewoonte en verdrag staan op hetzelfde niveau)
à Staten kunnen dus afwijken van een gewoonterechtelijke regel bij verdrag
à tenzij de gewoonterechtelijke regel een Ius Cogens karakter heeft. (stap 4)
-8-
, - A2: North Sea continental platform stelt voorwaarden voordat verdrag IGR kan creëren (stap 1 naar 2):
• moeten fundamenteel rechtsscheppend karakter hebben (normatief)
• zeer brede, representatieve deelname aan staatspraktijk (ook ondersteund door niet-
verdragspartijen, wiens belangen ook beïnvloed zouden worden door desbetreffende
verdragsbepaling)
• staatspraktijk: uitgebreid en uniform ter ondersteuning van nieuwe IGR in periode na
goedkeuring verdrag
à in north sea (A2) tss DUI, NL en DEN, waarbij DUI geen partij is in verdrag over zeegrenzen bepalen door
equidistance-method (evenredigheidsmethode), wouden dit toch toepassen opb gewoonterecht mr IGH zegt dat dit
niet is en ook niet als IGR volgend uit Geneva convention. ook geen ARB maar een ARB is wel de billijkheid (equity), dus
zal deze toepassen, partijen moeten dus naar billijkheid overeenkomen dmv equidistance of andere methoden. Ze zijn
eruit geraakt.
3) Ius Cogens – (Zie in detail: Allen, 33-35.)
- dwingende normen van IR.
- Staten mogen geen verdragen sluiten die indruisen tegen een ius Cogens regel of deze wijzigen.
- (stap 4 naar 5)
- Er bestaat geen lijst van ius cogens regels – wel rechtspraak. voorbeelden:
• Ius Cogens in verdragrecht (treaty law): art. 53 Vienna convention. à verdrag strijdig Hiermee is
nietig.
kan WEL worden veranderd, voor weerspiegeling kernwaarden gemeenschap te waarborgen dmv
nieuwe dwingende norm.
• Ius Cogens in het internationaal gewoonterecht: art. 26 van de IGR-artikelen van 2001 (D19)
à compliance with peremptory norms (general principles from which no derogation is permitted)
à Het stelt dat niets in dat hoofdstuk voorkomt dat elke handeling door de staat, in strijd met deze
normen, foutief is.
• ook andere institutionele verbanden, zoals de veiligheidsraad van de VN. Dit gaat niet over de staat
dat een verdrag sluit, maar over de raad van de staten bij verdrag samengesteld, die zorgt voor de
naleving van de beslissingen van de Algemene Vergadering. (UM) Het uitvoeren van bevoegdheid
van AV ivm beslissingen over veiligheid en vrede.
Twee versies:
- 1e versie: Beginselen gemeen aan het nationaal recht die per analogie kunnen worden toegepast in het
volkenrecht
à meestal nodig voor de interpretatie van een verdragsbepaling.
-9-