Hoofdstuk 1 SB: Oriëntatie
Bewijs is een relationeel begrip dat altijd gebonden is aan een context en een
thema. De context is het strafproces en het thema is de tenlastelegging. Het
strafrechtelijk bewijsrecht beoogt een kwaliteitsgarantie: in ieder geval is de
bewijsuitspraak van de bewezenverklaring over de tenlastelegging inhoudelijk
juist.
Het ontbreken van regels voor de bewijsvoering maakt het bewijsrecht en de
toepassing ervan kwetsbaar ten opzichte van de rechtspsychologische
benadering, ook op het niveau dat het ontbreken van aandacht daarvoor in
juridisch-normatieve bewijsrecht leidt tot grote twijfel aan het waarheidsgehalte.
In beginsel hoort het bewijsrecht (terecht) thuis in het strafprocesrecht. Het
bewijsrecht heeft een enkel raakvlak met het materiële recht. De voorwaarden
voor strafbaarheid bepalen namelijk het bewijsthema: de bewijslast kan bij een
delict zwaarder/lichter worden.
Het onderzoek kan in strafzaken nimmer tot onomstotelijke conclusies leiden. De
resultaten zullen, evenals de resultaten van ervaringsafhankelijk
wetenschappelijk onderzoek, bestaan in waarschijnlijkheidsoordelen. Toch is een
strafzaak wezenlijk anders dan enig empirisch onderzoek: er moet een simpel ‘ja’
of ‘nee’-antwoord komen en de gevolgen zijn onomkeerbaar. In grote trekken is
het onderzoek en het bewijs in het strafrecht het beste te karakteriseren als
bijzondere vormen van empirisch onderzoek en bewijs, bijzonder vanwege de
juridische beperkingen.
De noodzaak om definitief te beslissen, een specifiek element van het strafrecht,
wordt ingepast vanuit een asymmetrische beslissing (in dubio pro reo): bij
twijfel ten gunste van de verdachte. Het principe is asymmetrisch omdat het in
geval van twijfel altijd één kant op gaat.
Een bewijsbeslissing houdt in dat een rechter heeft besloten dat de verdachte
het hem tenlastegelegde feit heeft begaan. De uitkomst van die beslissing moet
leiden tot een bewezenverklaring. Het resultaat van de bewijsbeslissing, de
bewezenverklaring en de motivering dient in het vonnis te worden opgenomen
(artikel 359 lid 2 en 3 Sv).
De rechter dient de informatie op basis waarvan hij de bewijsbeslissing neemt, te
ontlenen aan wettige bewijsmiddelen, aangevuld met feiten en omstandigheden
van algemene bekendheid (artikel 339 lid 1 en 2 Sv).
Het bewijsmateriaal zijn alle onderzoeksresultaten van voor of tijdens het
voorbereidende onderzoek en onderzoek ter terechtzitting. Dit kunnen wettige
bewijsmiddelen zijn, maar ook stukken van overtuiging (moordwapen, video-
opnames). Voor de bewijzende betekenis die aan bepaald bewijsmateriaal
gegeven moet worden, wordt de term bewijskracht gebruikt.
We kennen een bewijsstandaard van overtuiging. De rechter moet voldoende
wettig en overtuigend bewijs hebben om over te gaan tot een beslissing. In het
strafrecht is het lastig dat niemand officieel de bewijslast heeft.
1
,In het strafrecht is de probandum (hetgeen bewezen moet worden) het object
van de bewijsbeslissing. De tenlastelegging is daarmee het object van de
bewijsbeslissing. Het subject (de rechter) maakt deze beslissing.
1.6 In het strafproces is er sprake van een meerpartijenproces (verdachte, OM,
getuigen, deskundigen, slachtoffer etc.).
Rechter
Met het oog op de belangen die in het strafgeding op het spel staan, is aan de
rechter ter terechtzitting de volledige verantwoordelijkheid opgedragen voor de
inhoudelijke juistheid van zijn bewijsbeslissing. Die verantwoordelijkheid vertaalt
zich in nadere aspecten:
Motiveringsplicht (wordt verder behandeld in H6)
Actieve rol toegekend om die juistheid te garanderen
o De rechter onderzoekt zelfstandig wat naar voren gebracht wordt,
desnoods ambtshalve (artikel 315 Sv). Het bewijs moet voorhanden
zijn en bediscussieerd als eis van eerlijk proces (artikel 301 lid 4 Sv).
o Onafhankelijke en kritische houding
o Inlezen voor het onderzoek ter terechtzitting is enerzijds nodig voor
de volledigheid en juistheid van het onderzoek ter terechtzitting,
maar kan ook een zekere vooringenomenheid met zich meenemen.
Om dit probleem zo veel mogelijk te verhelpen moet het OM
processtukken van de verdediging aan het dossier voegen (artikel
34 Sv), zodat geen eenzijdig beeld ontstaat.
Grote ruimte voor de waardering van bewijsmateriaal
o Binnen de grenzen van de bewijsminimumvoorschriften en de
omlijning van de wettige bewijsmiddelen, is de rechter aan geen
andere maatstaven gebonden voor de vaststelling van feiten:
zonder motivering mogen geselecteerde onderdelen voor bewijs
worden gebruikt en er mag zonder motivering bewijskracht en
bewijswaarde toegekend worden.
o Het maakt het bewijsstelsel kwetsbaar, en ook rechters hebben
aangegeven meer behoefte te hebben aan houvast.
Openbaar Ministerie
De kenmerkende positie van het OM in het strafproces komt door de
stelplicht/beweringslast. Het OM moet in de tenlastelegging opnemen waar de
verdachte van wordt verdacht (artikel 261 Sv). Daarnaast heeft het OM een
belangrijke functie voor het aandragen van bewijs om deze tenlastelegging te
onderbouwen. Vaak wordt gesproken van bewijsaandraagplicht. Het OM moet
zelf een afweging maken of het bewijs voldoende is voor vervolging. Is dit niet
het geval, dan zal het OM niet vervolgen of op een later tijdstip vrijspraak vragen.
Verdachte
De verdachte heeft geen publieke taak en ‘ondergaat’ het strafproces. De
procespositie mag zelf gekozen worden (artikel 272 Sv). Een verdachte hoeft niet
mee te werken aan zijn eigen veroordeling, waardoor op de verdachte ook geen
bewijslast rust. De rechter moet oog houden voor ontlastend materiaal, ook als
2
,de verdediging hier niet direct mee aankomt. Wel heeft de proceshouding voor de
verdachte ook een aantal procesrisico’s:
De rechter kán rekening houden met de houding van de verdachte
o In beginsel moet de rechter attent zijn op ontlastende gegevens,
ongeacht de houding van de verdachte. Maar ook van de rechter
kan niet het onmogelijke worden gevergd. Als ze niet bekend zijn
voor OM of rechter, dan zal de verdediging ermee moeten komen.
Anders bestaat het risico dat ontlastende gegevens niet worden
meegenomen in het proces.
o Wettelijke vermoedens zullen vergen dat de verdachte tegenbewijs
levert of opheldering van zaken geeft
o Gevaarzettingsdelicten: de aanwezigheid van gevaar is vaak
gekoppeld aan feit van algemene bekendheid en valt buiten de
kwalificatiebeslissing
Getuigen
Er kan gekozen worden een getuigen vanwege persoonlijke belangen. Deze
belangen moeten altijd worden afgewogen tegen de belangen om een inhoudelijk
juiste bewijsbeslissing. Het is in de praktijk wel erg lastig om dit te laten slagen.
In principe ben je als getuige verplicht te verschijnen en te getuigen.
Slachtoffer
Slachtoffers hebben sinds 2016 ook spreekrecht. Door de inbreng van het
slachtoffer kan het debat worden versterkt c.q. kan aanleiding ontstaan tot
nader, belastend of ontlastend, onderzoek van bewijsmateriaal. Dit moet wel
beperkt worden uit een oogpunt van zorgvuldigheid en een eerlijk proces. Een
slachtofferverklaring is géén bewijs. De verklaring kan wel aanleiding zijn er
een wettig bewijsmiddel van te maken. Ook een schriftelijke slachtofferverklaring
kan worden gebruikt als bewijs.
Er bestaan verschillende soorten tenlasteleggingen:
Enkelvoudige tenlastelegging: eenmalig één delictsomschrijving vervuld
o Een handeling
o Cumulatief ‘en’
o Alternatief ‘of’
Samengestelde/meervoudige tenlastelegging
o Primair/Subsidiair: slechts één feit kan bewezen worden verklaard
o Cumulatief: verschillende strafbare feiten naast elkaar worden
verweten
o Alternatief: verschillende strafbare feiten waarbij er wordt
aangestuurd op bewezenverklaring van één feit
In welke mate is de feitenrechter gebonden aan de tenlastelegging en kan hij
hiervan afwijken?
De waarborg dat ook een afwijkende bewezenverklaring inhoudelijk juist is en de
vaststelling binnen een verantwoorde procedure tot stand komt, kan in voldoende
mate worden gevonden in de binding van de rechter aan het onderzoek. Toch
wordt dit niet in Nederland gehandhaafd en is er een strikte binding met de
tenlastelegging (grondslagleer).
3
, In beginsel moet overheidshandelen berusten op de wet (legaliteit). De
reikwijdte van de rechter en de begrenzing daarvan is een van de meest
uitdagende onderwerpen. Aan de ene kant is het logisch dat het rechterlijk
handelen niet tot een minimum wordt beperkt, maar wel zullen er hoofdlijnen
moeten worden aangereikt.
Er bestaat polariteit tussen enerzijds het bevorderen van een deugdelijke
inrichting van het onderzoek en vaststelling van feiten en anderszins de wens om
de vrijheidssfeer van de burgers te beschermen door strafvorderlijke activiteit te
regelen.
De bekende bewijsregelingen in Nederland worden grofweg in drie groepen
ingedeeld:
Positief-wettelijke stelsels
o Regelingen die bij een bepaalde hoeveelheid bewijs dwingen tot een
bewezenverklaring
o Wordt nauwelijks gebruikt vanwege gebrek aan realiteit
Negatief-wettelijke stelsels
o Bij gebrek aan door de wet erkende bewijsmiddelen is de beslisser
genoodzaakt de verdachte vrij te spreken, ook al is hij ervan
overtuigd dat de betrokkene het feit heeft begaan (overheersende
stelsel NL)
Daarentegen kan de beslisser niet worden gedwongen tegen
zijn overtuiging tot een bewezenverklaring te komen: vrije
waardering van het bewijsmateriaal is het uitgangspunt
Vrije stelsels
o Het staat de beslisser vrij om al het beschikbare materiaal aan zijn
beslissing ten grondslag te leggen. De beslisser is voor de selectie
en waardering slechts gebonden aan algemene verstandelijke
maatstaven, waarbij doorgaans de rechterlijke overtuiging als
beslissend criterium wordt aangenomen.
Dubbelaar H2: Waarheidsvinding en bewijzen in het strafproces
Waarheidsvinding is hét doel van het strafproces om rechtsbescherming te
waarborgen en het materiële strafrecht te verwezenlijken. De binding aan het
materiële recht brengt mee dat de wettelijke delictsomschrijvingen de omvang
van de waarheidsvinding bepalen. Toch staat waarheidsvinding niet altijd op de
voorgrond (denk aan cassatie, verkorte afdoeningen zoals de strafbeschikking).
Ook in reguliere procedures zie je meer efficiency en wordt feitenvaststelling
beperkt.
In het strafrecht kennen we de formele en de materiële waarheid.
Materiële waarheid: hoe het werkelijk is
Formele waarheid: datgene dat wordt vermoedt waar te zijn op basis
van het aanwezige bewijs
Voor een goed begrip moeten enkele begrippen wat nader worden uitgediept:
Bewijs: het geheel van feiten en redeneringen waaruit de geldigheid
of juistheid van bepaalde beweringen blijkt
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur rianne_vveen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €15,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.