ETHIEK
Verantwoording
Probleemstelling
Algemene inleiding : moralisering en moderniteit
1. moralisering
2. het wetenschappelijk discours over de mens
3. het niet-wetenschappelijk discours van de mens
4. samenhang van beiden
I. Ethiek als morele conformiteit : Aristoteles, Kant en Bentham
A/ Aristoteles
1/ de zijnsleer
2/ fundering van de moraliteit
3/ fundering van de socialiteit
B/ Kant’s plichtethiek
C/ Bentham en het u litarisme
1/ het gedrag van de mens
2/ Jeremy Bentham
3/ John Stuart Mill
II. Ethiek als daad : Nietzsche en Levinas
A/ Nietzsche
1/ inleiding
2/ heren- en slavenmoraal
3/ “Wille zur Macht”
4/ de dood van God
5/ lectuur: § 338 uit De vrolijke wetenschap
B/ Levinas
1/ antwoord op een loso sche vraag
2/ Ethiek als enige ware verhouding tot de Andere
3/ Levinas en de 'religie'
4/ Levinas en 'Auschwitz'
III. Ethiek en Verlangen : Lacan
1
 ti fi fi
, A/ Psychoanalyse: een alterna ef paradigma
1/ misverstanden in verband met de psychoanalyse
2/ ontstaan van de psychoanalyse
2.1 Freuds niet-psychoanaly sche ‘psychoanalyse'
2.2 De Impasses van het neurologische paradigma
2.3 De breuk met het neuro-biologische paradigma
3/ het oedipuscomplex als ‘gramma ca' van het psychisme
3.1 Leven is dri
3.2 Lust als dri -principe
3.3 De oedipale of castra eve logica van de lusteconomie
4/ Een castra ef gestructureerd lichaam
5/ De Nachträglichkeit van het psychisme
6/ De plaats van het IK in de psychoanaly sche theorie
6.1 Ichspaltung : Freud
6.2 Imaginair ego : Lacan
6.3 Subject van het symbolische : Lacan
6.4 Neuro sch symptoom
7/ Doodsdri : Jenseits van de lusteconomie
7.1 Ik-dri en libido
7.2 Dood jenseits van de Eros
B/ Paradoxale plaats van de moraal
1/ De plaats van het geweten
1.1 De libidinale noodzaak van de moraal
1.2 Het geweten als Boven-ik
2/ Het fundament van de agressie
2.1 Agressie en Eros
2.2 Agressie en doodsdri
2.3 De fundamentele agressie en de eindigheid van de ethiek
C/ De ethiek van de psychoanalyse (hulpverlening aan de grens)
1/ Ethiek en Jouissance
1.1 De ethiek van het Goede
1.2 Geluk en Jouissance
1.3 Ethiek van de eindigheid
2
 ftti ftti tiftft ti ftti titi
, 2/ Ethische (psycho-)analyse van de hulpverlening in de GGZ
3/ De psychoanalyse en de psychotherapieën
Ter info
ETHIEK
Algemene ethiek richt zich op algemene argumenta es en redeneringen rond de vraag naar het goede of het moreel
juiste. Ethiek (of moraal) is een leer of re ec e over goed en kwaad.
DEONTOLOGIE
Zal dezelfde vraag stellen maar doet dat vanuit de speci eke context van een welbepaalde beroepsuitoefening.
“een algemeen ethische beschouwing over een aantal ethische situa es die in een bepaald beroep vaak voorkomen”.
3
 fl ti ti fi ti
, Verantwoording
Met deze cursus wordt tegemoet gekomen aan een dubbele doelstelling:
1/ Een loso sche re ec e over het zedelijk leven van de mens aanreiken in de vorm van een kri sche
probleemstelling omtrent de samenhang tussen ethiek en iden teit = ethiek.
2/ Een inzicht verlenen in het professionele handelen en de daarmee gepaard gaande deontologische
problemen van de sociaal-agogische werker = deontologie of beroepsethiek
M.a.w. de cursus brengt 2 disciplines samen nl ethiek en deontologie.
Deze dubbele doelstelling is het resultaat van twee – niet onmiddellijk te verzoenen – verwach ngen die vanuit alle
opleidingen van het departement sociaal-agogisch werk werden geuit:
A/
Er was - vanuit het docentenkorps - vraag naar een vak dat oplossingsgericht analyseren van deontologische
problemen/cases uit het werkveld, alsook een beroepsa tude van de sociaal werker zou aanleren. Men verwacht van
een vak ‘beroepsethiek’ een algemene aanpak, een prak sch omgaan met de deontologische code voor Sociaal
Werkers en hierbij aansluitend het gebruiken van het stappenplan bij concrete deontologische problemen. Dit
stappenplan zou een ruggensteun moeten zijn voor de aanpak van de ethische problemen.
B/
De visie van de docenten loso e daarentegen is dat studenten sociaal-agogisch werk een essen eel theore sche
basis moeten krijgen in de ethische loso e zodat ze in het werkveld in staat zullen zijn tot re ec e over
deontologische problemen waarvoor zij zich gesteld weten. Essen eel is een kri sche ingesteldheid, eendoorzicht in
de historische relevan e van het werken met mensen, van ‘de mens’ tout court en de gevaren die schuilen in het
probleemloos imiteren van de feitelijke norma eve kaders. Dit kan alleen maar gerealiseerd worden door het
aanbieden van een cursus fundamentele ethiek.
De losoof wil de student dus ook voorbereiden op de prak jk en zal dan ook wijzen op zeer concrete morele
probleemsitua es waarin een sociaal-agogisch werker in het werkveld mee kan worden geconfronteerd. Omdat
mw’ers met mensen werken die vaak in moeilijke situa es verkeren, waarbij men veel invloed kan hebben op het
leven van de cliënten is het belangrijk dat de juiste afwegingen kunnen gemaakt bij morele problemen.
Maar dit kan niet enkel door een losoof worden behandeld. Vele problemen zijn immers juridische problemen
(betre en beroepsgeheim, spreekplicht, zwijgplicht, recht op privacy, …). Ook de jurist, de docent recht is betrokken
par j bij de deontologische vorming van de student. De losoof kan wel de brede historische/ideologische kaders
aantonen waarbinnen deze problemen zich gesteld weten, en vooral: waarin de deontologische code is ingebed. De
waarden die op vandaag de deontologische codes van de maatschappelijke werker ondersteunen (codes die steunen
op waarden als autonomie van de cliënt; transparan e of recht op informa e; integriteit van de cliënt en
gelijkwaardigheid, …) zijn immers enkel historisch te begrijpen. Daarbij kan de losoof het belang onderstrepen,
historisch duiden en kri sch re ecteren van de band tussen ethiek en iden teit. De enige vraag die eigenlijk telt, die
de onderliggende drager is van deontologische problema eken, is immers de vraag: “wie is de mens?”.
C/
Maar wat niet behoort tot de loso e is het geven of het sturen van een antwoord op een concreet geval. Maar het is
ten derde ook de taak van de docenten methodiekvakken om, precies vanuit de prak jkervaring, de deontologische
kwes es te behandelen.
Beroepsethiek is gerelateerd aan personen, aan de sociale situa e en aan de rol die het beroep daarin speelt.
Dat betekent dat het dynamisch blij . Het gaat er niet om dat je regels leert, maar dat je zelf morele problemen
leert herkennen, dat je leert om daar zelf over na te denken en dat je ze op een construc eve manier kunt
bespreken met anderen”.
4
 tifitiff fi ti fi titi flfi fitifl fi fiftfi fi fi ti ttititifiti titi ti ti ti ti fiti ti ti ti ti ti fl ti ti
, Daarom vinden wij dat die problemen in de methodiekvakken moeten worden behandeld en bediscussieerd. Het is
van het grootste belang dat studenten over ethische dilemma’s leren nadenken. Maar studenten moeten hiervoor
m.a.w. kri sch worden opgeleid, ingeleid worden in de geschiedenis van de morele samenleving. En dit kunnen ze
enkel aangeleerd krijgen wanneer ze nog in een opleidingsverband zi en.
Uiteindelijk hangt elke deontologische kwes e af van de singuliere situa e met singuliere personen en singuliere
hulpverleners met hun eigen morele achtergronden. Deze morele achtergronden zijn cultureel bepaald en enkel dat
kan de losoof kri sch onder de loep nemen. De student moet kri sch zijn opgeleid om een discussie over morele
dilemma’s te kunnen voeren. Maar wat is kri ek?
Ethiek en deontologie doen een beroep op onze verantwoordelijkheid, op onze menselijke mogelijkheid op basis van
eigen redenering en overweging een oordeel te vormen en een daad werkelijk als onze eigen daad op te nemen.
De cursus is gebouwd rondom een loso sch probleem:
de hedendaagse moralisering in de samenleving. Dit probleem legt onmiddellijk de band tussen iden teit en ethiek.
Het grote te bekri seren loso sche concept is dat van het moderne (volle) subject. Na een uitgebreide
probleemstelling worden de twee grote ethische systemen (Aristoles en Kant) uiteengezet die tot op vandaag als
verklaringsmodellen gelden voor ons ethisch handelen.
Probleemstelling
Het probleem waarover we ons buigen is dat van de moralisering.
Verwar moralisering niet met moraal.
==> Moraal is een re ec e over goed en kwaad. Daarin wordt nagedacht, onderzocht, geargumenteerd over wat
in het leven en de maatschappij de moeite waard is, wat te bevorderen is, wat a eurenswaardig en af te
remmen of te veroordelen en uit te sluiten is.
Moraal stelt de vraag naar hoe de werkelijkheid er zou moeten uit zien, wat er wenselijk is, maar houdt
geenszins een analyse van de werkelijkheid in. Kort gezegd: moraal is voorschri , geen beschrijving.
==> Moralisering staat voor een fou eve, veroordelende houding tegenover anderen, waarbij men zichzelf op de
plaats van het goede plaatst, maar ook voor de vergissing dat het mogelijk zou zijn de (sociale) werkelijkheid
met morele categorieën te beschrijven.
We spreken van moraliserende houding wanneer men, bewust of onbewust, morele en sociale
bekommernissen vooral aanwendt met als doel het idee hoog te houden dat men zelf in wezen goed is. Dit
geldt voor elke mens, dus ook voor de hulpverlener (*).
(*) een hulpverlener handelt niet louter vanuit zijn professionele rol maar ook als mens.
Zo worden wij in de media bestookt met beelden die ons op duizend en één manieren met onze neus op het kwaad in
de wereld duwen: zij zijn gemaakt om vooral onszelf een goed gevoel te geven: ze voeden het idee dat het kwaad daar
is (in die verre streken die het scherm ons toont), en dat daarom het goede hier is.
Die gebrekkige analyse van de werkelijkheid leidt ook tot een zeer gebrekkige aanpak ervan. Als je immers uitgaat
van dat duidelijke verschil tussen goed en kwaad en daarbij nog eens veronderstelt dat het kwade enkel voortspruit
uit kwade wil, komt het er eerst en vooral op aan die wil te veranderen, ‘de mentaliteit te wijzigen’. Naïeve prekerige
moralis sche ‘bewustmakingscampagnes’ liggen dan in het verschiet.
5
 fiti ti ti flfi ti fi fi tifi titi ti tt ti ftfk ti
, Wat we daarbij niet inzien, is het feit dat die moraliserende houding zelf mede oorzaak is van het kwaad waar we ons
zo van a eren, omdat ze een fou ef inzicht in de menselijk en sociale werkelijkheid voedt.
Er schort iets aan het (moraliserende) idee dat de mens in de grond zuivere goedheid zou zijn; dat elk mens, hoe erg
hij ook van het goede pad is afgedwaald, in wezen goed en sociaal zou zijn. Hoewel een visie die uitgaat van het
tegenovergestelde - met name dat mens niet goed van nature is- voor velen onethisch of zelfs ronduit gevaarlijk lijkt,
is het toch precies die stelling die we hier in deze cursus zullen verdedigen.
===> De mens is niet van nature goed en sociaal,
het goede en het sociale is niet iets dat ‘op zich’ bestaat en dit is de basis van de ethiek of
van elk sociaal engagement.
Let wel: de stelling zegt niet dat er geen goedheid, ethiek of sociaal engagement
mogelijk is of dat die per de ni e vals zou zijn. Integendeel: we gaan ervan uit dat
ethisch goed sociaal werk wel degelijk mogelijk is (zoals ook een rechtvaardige poli eke
orde onverminderd een noodzakelijk streefdoel blij voor elk sociaal poli ek engagement).
Meer nog : we zullen niet alleen moeten constateren dat zoiets als een goedheid op zich (een wezenlijke goedheid)
niet bestaat, we zullen ook moeten besluiten dat er in de kern van het goede een soort kwaad schuilt, dat in staat is
in naam van de beste bedoelingen ook e ec ef kwaad te s chten (ethiek van de goede bedoelingen).
We kunnen pas ethisch worden wanneer we ons ook bewust zijn van het kwaad dat in onze beste bedoelingen kan
schuilen.
Vandaar dat we ook kri ek zullen leveren op het idealisme dat vaak geroemd wordt als waarmerk voor ethiek, een
sociaal werk of een poli ek engagement. Idealisme wordt pas ethisch wanneer het inziet dat ook in zijn kern een
structureel kwaad schuilt en dat het enkel in staat is echt goed te doen als het zijn eigen kwaad buiten spel hee
gezet.
De cursus gaat er wel van uit dat een loso sch materialisme een beter uitgangspunt vormt voor ethisch idealisme.
Met loso sch materialisme bedoelen we uiteraard niet dat alle menselijke cultuur eigenlijk c e is die kan en zal
worden gereduceerd tot puur fysische wetma gheden. Filoso sch materialisme betekent hier enkel dat de
werkelijkheid niet spontaan uit zichzelf een rechtvaardige, menselijke wereld voortbrengt.
6
 fi fk fi titi ti fi ff fi titi fi ti ti fi ft fi ti ti ti ft
, Algemene inleiding : moralisering en moderniteit
1. moralisering
De manier waarop we vandaag over de mens spreken, wordt gekenmerkt door een tegenstrijdigheid : enerzijds
worden we door o.a. de media (moraliserende discours) voorgesteld als een uniek, vrij en zelfstandig subject en
anderzijds neemt het wetenschappelijk discours dat subject en zijn uniciteit veel minder au sérieux.
(Mens)wetenschappen moeten objec ef blijven, ook in hun studie naar het subjec eve. Voor subjec viteit is in de
wetenschap geen plaats.
m.a.w. er is erkenning van het subject in het niet-wetenschappelijk discours over de mens en een ontkenning van het
subject in het wetenschappelijk discours over de mens. Hoe kan die contradic e onopgemerkt blijven voor ons
hedendaagse zelfverstaan??
2. het niet-wetenschappelijk discours over de mens
Het niet-wetenschappelijke discours omvat manieren van denken die niet op wetenschap zijn gebaseerd, zoals
religieuze of morele opva ngen. Dit discours gaat over wat mensen "zouden moeten doen" volgens bepaalde normen
of overtuigingen.
De manier zoals we het doorgaans over de mens hebben, wordt gekenmerkt door een aantal kenmerken:
de mens wordt afgebeeld als een uniek, vrij, zelfstandig en in de grond probleemloos subject. Niet dat de mens geen
problemen hee , maar wel dat de mens ze aankan omdat hij in de grond probleemloos is.
De media overspoelt ons met beelden over ‘het kwade’ en dat kwade krijgen we op een moraliserende wijze
voorgeschoteld. Het kwaad is ‘daar' en daarom is het hier dus ‘goed’. Naar kwaad kijken bevredigt ons want het
plaatst ons ongemerkt aan de kant van het goede.. Het moraliserende discours brengt een heldere scheiding tussen
goed en kwaad, waarbij we ons aan de kant van het goede plaatsen.
Bv ook de ac e lms waarbij de held steeds alle problemen (het Kwade) kunnen overwinnen omdat de ac ehelden in
Wesen probleemloos is. Omdat hij in een wereld van verval en misdaad, een kristal is van integriteit.
Tv-kijken = e ciënt ritueel van collec eve moralisering.
Het wetenschappelijk discours mag het typische subjec eve in de mens dan op het eerste gezicht ontkennen, toch
ondersteunt en beves gt men de moderne mythe: dat de mens een op zichzelf staande, zuiver en onaantastbaar
subject is.
3. het wetenschappelijk discours van de mens
Het wetenschappelijke discours bekijkt de mens zoals de natuurwetenschappen dat doen. Dit betekent dat mensen
vaak worden gezien als biologisch, meetbaar en logisch voorspelbaar.
De (sociale/mens) wetenschappen bestuderen het wetma ge, het objec eve aan de mens. Zij zoeken hoe de mens
door zijn opvoeding, zijn levensfase en zijn milieu wordt bepaald.
Het wetenschappelijk discours over de mens richt zich op methoden en bevindingen uit disciplines zoals biologie,
psychologie, sociologie, en neurowetenschappen om inzicht te krijgen in de menselijke natuur, gedrag en ethische
implica es. Dit discours is gebaseerd op empirisch onderzoek, objec eve observa es, en theore sche modellen die
systema sch en reproduceerbaar zijn
7
 titi ffi
ti fift ti tti titi ti ti ti ti ti titi ti ti ti
, Echter, het menswetenschappelijk bedrijf berust op een tegenstelling:
Enerzijds berust het op de veronderstelling dat de mens een objec ef wezen is maar anderzijds veronderstelt het ook
minstens één uitzondering op de regel nl. de wetenschapper zelf.
Het wetenschappelijk bedrijf is dus maar mogelijk door tegelijk twee veronderstellingen aan te nemen : de mens is een
objec ef ding én tevens een vrij subject.
4. samenhang van beiden
Hoe verschillend beide betogen zijn, ze gaan in onze cultuur probleemloos samen.
Bv in het maatschappelijk werk zelf
=
Maatschappelijk werk stoelt zijn professionaliteit op een menswetenschappelijke opleiding maar stelt dan in haar
prak jk alles in het werk om de unieke subjec viteit van de mens aan bod te laten komen.
Deze discrepan e wordt in ons bewustzijn niet spontaan opgemerkt omdat ze beiden een stelling doordrukken dat het
subject (de mens) in wezen een onaantastbare zuiverheid is.
==> het wetenschappelijk discours gaat uit van de nulgraad van subjec viteit om gestalte te
geven aan ‘zuivere waarheidsdenken’ over de mens
==> het niet-wetenschappelijk discours gee gestalte aan die zuiverheid in een moraliserend
kader waarbij de mens wordt voorgesteld middenin het
‘kwaad' om te laten zien hoe het van dit kwaad verschilt
en het kan overwinnen
Beide discours geven gestalte aan het geloof in een probleemloos Zelf als fundament van de mens.
Want: alle problemen zijn oplosbaar want het zijn problemen van een wezenlijk probleemloos geacht mens.
De psychoanalyse doorbreekt het Cartesiaans schema en gee op beide discours kri ek.
Haar theorie gaat niet langer uit van een probleemloos ‘zeker' subject maar ook niet vanuit een 'zeker' gekend object.
De psychoanalyse slaagt erin om op een morele manier met de mens om te gaan zonder ervan uit te gaan dat hij in
wezen een probleemloze goedheid is. Psychoanalyse is de eerste benadering die erkent dat slechte of slechte dingen
deel uitmaken van onze innerlijke wereld en ons morele bewustzijn kunnen beïnvloeden, zonder dat dit betekent
dat we ophouden moreel of ethisch te zijn.
8
 titi ti ti ft ftti ti ti
, Extra :
Het Cartesiaans schema van subject en object is een loso sch concept dat a oms g is van René Descartes, een
Franse losoof uit de 17e eeuw.
Het Cartesiaanse schema van subject en object onderscheidt de denkende, bewuste zelf (subject) van de
buitenwereld en de objecten daarin (objecten). Dit onderscheid vormt de basis voor veel moderne loso sche en
wetenschappelijke onderzoeken naar de aard van kennis, bewustzijn en de realiteit van de buitenwereld.
1. Subject (Cogito)
De ni e: Het subject is de denkende en teit, het 'ik' dat bewust is en denkt. Dit wordt ook wel het 'cogito' genoemd,
naar Descartes' beroemde uitspraak "Cogito, ergo sum" (Ik denk, dus ik ben).
Kenmerken:
• Bewustzijn: Het subject is bewust van zichzelf en van zijn eigen gedachten.
• Re ec e: Het subject kan nadenken over zijn eigen gedachten en ervaringen.
• Onzekerheid van de Buitenwereld: Descartes stelde dat het enige waarvan hij zeker kon zijn, zijn eigen
bestaan als denkend wezen was. Alles buiten het denkende zelf kon betwijfeld worden.
2. Object
De ni e: Het object is alles wat buiten het denkende zelf valt. Dit omvat de fysieke wereld, andere mensen, en alle
materiële en zintuiglijke ervaringen.
Kenmerken:
• Fysiek en Materieel: Objecten bestaan in de ruimte en hebben fysische eigenschappen zoals vorm, groo e en
massa.
• Onderwerp van Kennis: Objecten zijn de dingen die we proberen te begrijpen en te kennen door middel van
waarneming en wetenschap.
• Onzekerheid: Omdat onze zintuigen ons soms kunnen misleiden, stelde Descartes dat onze kennis van
objecten in de buitenwereld nooit volledig zeker is zonder grondige reden.
Bv
Stel je voor dat je naar een boom kijkt. Volgens het cartesiaanse schema is:
• Het Subject: Jij als de waarnemer die nadenkt over de boom en zijn eigenschappen.
• Het Object: De boom zelf, met zijn fysieke eigenschappen zoals hoogte, kleur, en bladeren.
Je kunt zeker zijn van je eigen ervaring van het denken over de boom (subjec eve ervaring), maar de exacte aard van
de boom zoals hij werkelijk bestaat buiten je waarneming (objec eve werkelijkheid) kan in twijfel worden getrokken
omdat je zintuigen je kunnen misleiden.
9
 flfi tifi ti fi fi ti tifk ti fi ttfi
, I. Ethiek als morele conformiteit : Aristoteles, Kant en
Bentham
De 2 grootste bronnen voor de westerse ethiek zijn de deugdenleer van Aristoteles en Kant’s plichtmoraal.
Maar de moderne ethiek kan echter ook niet om het u litarisme van Bentham en Mill heen..
Deze drie systemen zien "het goede" als een norm die de mens kan bereiken, zonder te verduidelijken wat
“het goede” concreet is. Een ethisch systeem waarbij de mens de goedheid van zijn handelen conformeert aan een
wet of ook ethiek van de braa eid (zich conformeren aan) genoemd…
Alle drie enorm verschillend maar alle drie gaan ze uit van een probleemloos, zel ewust subject.
Bij Aristoteles is “het goede” het nastreven van de mens zijn zijnvoltooiing: het doel van de mens is het nastreven van
geluk.
==> We spreken hier van teleologische ethiek (teleos is Grieks voor doel).
Het is een benadering van ethiek die de morele waarde van een handeling beoordeelt op basis van
de uitkomsten of doelen die deze handeling nastree .
Bij Kant is “het goede” het naleven van morele regels of plichten, ongeacht de gevolgen.
==> We spreken hier van een deontologische ethiek. (deon is Grieks voor plicht of verantwoordelijkheid).
Het benadrukt de inten e achter handelingen en stelt dat morele regels universeel toepasbaar
moeten zijn.
Bentham beoordeelt handelingen naar het nut (het geluk, het genot) dat ze opleveren voor het grootst aantal mensen.
Of het u litarisme.
Extra:
Het meest bekende voorbeeld van teleologische ethiek is u litarisme.
U litarisme is een ethische theorie die stelt dat de beste handeling degene is die het meeste geluk of welzijn voor het
grootste aantal mensen oplevert. Het richt zich op de gevolgen van handelingen en behandelt het welzijn van alle
individuen gelijkwaardig
10
 ti
ti fh ti ti ti ft fb