Samenvatting buitenlandse rechtsstelsels
FRANS RECHT
Afdeling 1: Historische context
Onderdeel van het WRR
Het huidige Frankrijk was een onderdeel van het West Romeinse Rijk. Oorspronkelijk was het recht in
Frankrijk een verzameling van de gebruiken en gewoonte van verschillende Keltische volksstammen.
Geleidelijk aan werd het overkoepelende romeinse recht belangrijker, tot men een quasi-universele
toepassing van het Romeins recht verkreeg.
In 212 na christus werd de ‘Constitutio Antoniania’ afgekondigd, waarbij de Keizer Antoninus
Caracalla voor de eerste keer aan alle vrije burgers die in het romeinse rijk woonde, een romeinse
burgerschap toekende en dus iedereen dezelfde rechten gaf. Enkel van toepassing voor vrije burgers,
niet voor slaven.
476: val van het WRR
Einde van het WRR, wat ervoor zorgde dat het grondgebied en het recht verbrokkelde, waarmee een
onderscheid kwam tussen het noorden en het zuiden van het huidige Frankrijk.
In het noorden werd het RR verdrongen door het gewoonterecht van de Bourgondische, Frankische
en Normandische stammen die daar woonden. Het recht is mondeling overgeleverd en zorgde voor
een persoonlijke toepassing van een bepaald recht per stam.
- Pays de droit coutumier
In het zuiden, bleef de traditie van het WRR relevant. Hier geldt het geschreven recht omdat het
romeinse recht effectief op schrift stond. In het zuiden was er meer migratie en gemengde
huwelijken, waardoor de toepassing van gewoonterecht te moeilijk was omdat men trouwde met
mensen van een andere stam en dus anders gewoonterecht.
Om die verwarring te vermijden werd er terug gegrepen naar wat het was en werkte, romeinse
recht. Toen werden al die regels verzameld en uitgegeven in wetboeken door de lokale koningen.
- Pays de droit écrit
,8e-18e eeuw: tijdperk van de Franse Koningen
In de 8e en 9e eeuw herenigde Karel de Grote het Frankische rijk (vroeger WRR). Hij had maar 1 zoon
dus het rijk werd overgedragen aan hem, bij zijn kleinzonen waren er wel problemen.
843: Verdrag van Verdun, verdeling van het Frankische rijk onder de drie zonen van Lodewijk I, de
zoon van Karel De Grote. Met onder andere de creatie van het West-Frankische rijk, voorloper van
Frankrijk.
Feodaliteit
In de 9e tot 16e eeuw was de feodaliteit van belang, waarbij lokale heersers lokale vazallen hadden.
Door de feodaliteit blijft het recht zeer lang verbrokkeld omdat er verschillende lokale heerlijkheden
waren met lokale gewoontes. De koning had voor een lange tijd een zwakke positie met weinig
legislatieve bevoegdheden, wat de verbrokkeling versterkte.
De Franse koningen ondersteunden de gewoonterechtelijke traditie als bewuste strategie om afstand
te nemen van de Duitse keizers, die steunden op het Romeinse recht.
Centralisatie
In de 13e eeuw werd de centralisatie stilaan opgedreven door koninklijke rechtbanken. De grote
invloed kwam van ‘le Parlement (rechtbank) de Paris’ die geschillen ging beslechten, die bevoegd was
voor grote delen van het grondgebied.
Mensen die onderhevig waren aan dit parlement reisden om hun zaak aanhangig te kunnen maken in
Parijs. De lokale geschillen werden geïnterpreteerd in het gewoonterecht van Parijs, daarna reisden
de onderdanen terug naar hun eigen dorp met hun geschil beslecht onder Parijs gewoonterecht, dit is
een voorzichtige start van eenmaking van het recht.
De rechter uit dat parlement werden gerecruteerd uit advocatuur, diegene die het recht vormde
waarden rechtspractici. Dit verklaart de eigenheid van huidig Franse recht, dit is een heel praktische
discipline.
Absolutisme
Steeds meer centralisatie. De centrale koning die eerst heel zwak was slaagt erin om meer macht te
vergaren. Hij bevat nu een wetgevende bevoegdheid over het gehele gebied door middel van
‘ordonnances’.
,Nu komen we bij het absolutisme, de koning werden voorgedragen als een god. Het einde van AR was
centralisatie waarbij de koning zei dat hij verder kwam uit god= monarchie van goddelijk recht. Het
gezag van koning was onbetwistbaar want was goddelijk gezag, de kerk zette enerzijds het gezag van
de koning verder, maar bevatte anderzijds dus een spanning met de Franse koning omdat zij ook hun
posities wouden behouden.
- L’état c’est moi= soevereiniteit van de absolute vorst, vorst is god. (bv: Lodewijk XIV)
Op dat moment werd de wet belangrijker omdat die werd uitgeroepen door dat goddelijk gezag
(koning). De eerste codificaties vonden plaats, steeds meer centralisatie en macht voor goddelijke
koning. Codificatie houdt dezelfde rechten voor iedereen in. Die Franse traditie wordt verder gezet
door napoleon.
1789: Franse revolutie (1789 tot 1958)
De FR draaide om de breuk met de maatschappelijke en staatkundige organisatie van het ancien
régime. Proberen om volledig nieuw rechtsstelsel invoeren, gebaseerd op idealen. De absolute macht
van de koning werd afgezet door hen te executeren. Het is niet meer de koning dat centraal staat
maar het volk, de wet zou de wil van de natie moeten staan die centraal staat.
Legicentrisme= de wet staat centraal en bevat de wil van de natie / volk, macht aan het volk
Bevat de ultieme breuk met het Ancien Regime, het is een van de grote verwezenlijking van de Franse
revolutie. Soevereiniteit van de natie van het volk en niet van de koning.
Hoe wordt het légicentrisme weerspeigeld in de Grondwet en in de Déclaration?
Grondwet:
Art. 2: L'emblème national est le drapeau tricolore, bleu, blanc, rouge. L'hymne national est « La
Marseillaise ».
La devise de la République est « Liberté, Égalité, Fraternité ».
Son principe est : gouvernement du peuple, par le peuple et pour le peuple.
Art. 3 : La souveraineté nationale appartient au peuple qui l'exerce par ses représentants et par la
voie du référendum.
Aucune section du peuple ni aucun individu ne peut s'en attribuer l'exercice.
Le suffrage peut être direct ou indirect dans les conditions prévues par la Constitution. Il est
toujours universel, égal et secret.
Sont électeurs, dans les conditions déterminées par la loi, tous les nationaux français
majeurs des deux sexes, jouissant de leurs droits civils et politiques.
Déclaration :
Art. 3 : Le principe de toute souveraineté réside essentiellement dans la nation. Nul corps, nul
individu ne peut exercer d’autorité qui n’en émane expressément.
Art. 4: La liberté consiste à pouvoir faire tout ce qui ne nuit pas à autrui : ainsi, l’exercice des droits
naturels de chaque homme n’a de bornes que celles qui assurent aux autres membres de la
société la jouissance de ces mêmes droits. Ces bornes ne peuvent être déterminées que par la Loi. (=
enkel de wet kan grenzen stellen aan de vrijheid.)
, Art. 6 : La loi est l’expression de la volonté générale. Tous les citoyens ont droit de concourir
personnellement, ou par leurs représentants, à sa formation. Elle doit être la même pour tous, soit
qu’elle protège, soit qu’elle punisse. Tous les citoyens étant égaux à ses yeux sont également
admissibles à toutes dignités, places et emplois publics, selon leur capacité, et sans autre distinction
que celle de leurs vertus et de leurs talents.
Grote wetgevende activiteit
- Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen (1789; preambule Grondwet)
Waarden Franse revolutie: liberté, égalité, fraternité
Zeer invloedrijk; bv. voor Belgische Grondwet, Universele Verklaring van de Rechten
van de Mens (UVRM), Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
- Grondwet (1791): institutionele hervormingen, relatieve scheiding
der machten, bescherming burger via grondrechten
- Napoleontische codificaties: Code civil (1804), Code de procédure civil (1806),
Code de commerce (1807), Code d’instruction criminelle (1808), Code pénal (1810)
Geen grondwettelijke controle, de grondwet wordt niet afgedwongen door niemand. De wet is de wil
van het volk, dus staat boven de grondwet. Dit verandert later.
Centrale beroepsinstantie, in de plaats van regionale parlementen
Hervorming van de franse administratie: centralisatie zit in het bloed van de Fransen,
centralisatiegedachte blijft bepalend maar wordt anders georganiseerd.
Periode van instabiliteit
Het land gaat van een grondwettelijke monarchie (1791) naar een republiek (1973), met veel
kortstondige, achtereenvolgende regimes daartussen.
- 1er Empire (1804-1815): tijdelijke stabiliteit onder Napoleon
- 3e en 4e Republiek (1870-1940 en 1946-1958): parlementaire, weinig stabiele
regimes, met nadruk op wetgevende macht, niet op uitvoerende macht
3e en 4e republiek zijn de aanleiding geweest voor de eigenheid van de 5 e republiek van het huidige
Frankrijk. Het waren enorme instabiele periodes waar men veel wou verwezenlijken maar niets
gedaan krijgt, met weinig bevoegdheden voor uitvoerende macht en veel voor wetgevende macht.
(Tussen de twee periodes van WOII waar het noorden van Frankrijk was bezet en het zuiden
collaboreerden.)
1958: 5e republiek (huidig regime)
Deze republiek is tot stand gekomen als reactie op de instabiliteit van de 3 e en 4e republiek. Ook de
onafhankelijkheid van Algerije (1954-1962) speelde ook parten.
Kenmerken is dat de grondwet de nadruk op de uitvoerende macht legt, daarom komt ook de
generaal Charles de Gaulle van de uitvoerende macht aan de macht.