Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Financiële markten en instellingen €6,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Financiële markten en instellingen

2 revues
 593 vues  16 fois vendu

Volledige samenvatting van het vak Financiële markten en instellingen voor studenten handelsingenieur toegepaste economische wettenschappen aan de VUB. Deze samenvatting bevat zowel het deel gegeven door Geert Gielens en die van Rudy Vandorpe. Ik behaalde met deze samenvatting 17/20.

Aperçu 8 sur 89  pages

  • 16 octobre 2019
  • 89
  • 2018/2019
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (7)

2  revues

review-writer-avatar

Par: divinekng • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: jellemoisson1 • 4 année de cela

avatar-seller
EC7
Financiële markten en instellingen
DEEL 1
HOC 1 + 2
Y = C + I + G + (X-M)
Y - T = C + I + G -T + (X-M)
Y - T - C = I + (G-T) + (X-M)
S = I + (G-T) + (X-M)

Hoe overschot naar een tekort kijgen? Endogeen bepaald è de instellingen veranderen
'automatisch'.




Twee landen A en B:

Het financiële apparaat begint altijd met geld in handen van economische agenten (consumenten,
bedrijven, overheden, institutionelen). Die gebruiken dat om transacties uit te voeren (kopen en
verkopen). Daartoe hebben ze financiële intermediairs of/en veilingsystemen (beurs/kapitaal markt)
nodig en betaalsystemen.

Deze betaalsystemen (settlement mechanismen (vb. euroclear voor schuldtitels) ondergaan
momenteel zeer sterk de invloed van financiële en technische innovatie vanuit de FinTech wereld.

De financiele ntermediairs kan je opdelen in (commerciële) banken en shadow banks (zie later).
Dit gehele systeem moet dan gereguleerd worden. Binnen de bankenunie ven de EG gebeurt dit door
de ECB en de Nationale CB. In België gebruiken we het Twin peaks model (NBB /FSMA) voor het
toezicht op de commerciële banken.
Transacties gebeuren tussen verschillende landen (of banken in een zelfde land). Dit gebeurt in de
(Inernationale) kapitaal markten. Deze markten kunnen een fysieke plaats zijn zoals een beurs of
andere veiling of gewoon tussen banken gebeuren (Over the counter). Derivaten worden verder nog
afgehandeld met Central Clearing Partners( CCP).
Het internationale financiële systeem wordt ook gereguleerd via IMF/BIS en zelfregulerende
organismen zoals ISDA en ISMA.



1

,Geld en geldcreatie
Geld = middel dat algemeen aanvaard wordt in ruil voor goederen en diensten = ruilmiddel.
Gebaseerd op conventie, op afspraak.

Op het eerste gezicht lijkt het vanzelfsprekend wat geld is: het gaat om Euro, dollar, of een andere
munt. Wanneer we geld definiëren aan de hand van de karakteristieken ervan wordt het minder
duidelijk. Wat geld onderscheidt van elk ander economisch goed is de eigenschap dat het een
economisch goed is dat algemeen aanvaard wordt ter betaling, in een bepaalde economische
omgeving.
Zo gesteld is het duidelijk dat geld niet noodzakelijk beperkt is tot munten, uitgegeven door een
centrale bank, en dat alle munten uitgegeven door centrale banken niet de functie van geld
vervullen.

Geld is dus met andere woorden uiterst conventioneel. In vele gevallen kan de vraag “waarom iets
algemeen ter betaling aanvaard wordt?” alleen beantwoord worden met een tautologisch antwoord.
Ik aanvaard iets (geld) ter betaling omdat ik ervan uitga dat anderen later datzelfde goed van mij
zullen willen aanvaarden ter betaling. Dat betekent dat geld in de eerste plaats gebaseerd is op
vertrouwen.
Wettelijke bepalingen kunnen in theorie inwoners van een land dwingen om een bepaald goed
algemeen ter betaling te aanvaarden, maar indien het vertrouwen ontbreekt, zal zelfs een wettelijke
verplichting enkel functioneren voor die betalingen die onder een officiële controle vallen. Voor alle
“vrije” betalingen zal een andere vorm van ruil zich automatisch ontwikkelen.

De wet van Gresham capteert dit idee: “bad money drives out good money”

Functies van geld
• Ruilmiddel
De basisfunctie van geld is het gebruik ervan als een intermediair goed bij ruil of handel. Iemand
levert een economisch waardevol goed en is bereid daarvoor in ruil geld te ontvangen, alhoewel het
bezit van geld geen einddoel is. Uiteindelijk verwacht die persoon later in ruil voor dat geld een ander
“nuttig” economisch goed te kunnen ontvangen. In ontwikkelde markteconomieën is één of andere
vorm van geld onmisbaar, zo niet kan de markt niet efficiënt functioneren.

(geef een voorbeeld hiervan: hyperinflatie in Duitslandè geld viel weg è ruilhandel è kan je dan nog
lenen/ontlenen? è kredietverlening valt weg en investeringen stoppen

• Belegging
Naarmate het vertrouwen in geld groeit, wordt het niet langer alleen gebruikt als universeel
ruilmiddel, maar ook als een vehikel waarin waarde of koopkracht kan opgeslagen worden. Geld
wordt dan beschouwd als een spaarinstrument, naast andere spaarmiddelen.

• Rekeneenheid
In het economische leven speelt geld tevens de rol van universele rekeneenheid van koopkracht.
Waardeverhoudingen tussen twee goederen worden niet meer onderling bepaald, maar in termen
van geld. Wij zeggen niet meer dat de prijs van een peer twee appels is, maar we stellen dat een peer
2 euro kost, en een appel 1 euro. Waardevergelijking tussen twee goederen gebeurt dus via geld.

• Standaard voor uitgestelde betalingen
Tenslotte wordt het gebruik als rekeneenheid niet beperkt tot ruil op een bepaald ogenblik, maar
ook voor ruiltransacties in de tijd gespreid. In ruil voor een betalingsbelofte van duizend Euro, te



2

,betalen binnen één jaar zal ik nu geen duizend Euro willen betalen. De rente zal verdisconteerd
worden. Dit leidt tot de zogenaamde tijdswaarde van geld. Het begrip rente is nog steeds
controversieel voor sommige godsdiensten zoals de islam.

Eigenschappen van geld
Geld is in de loop van de geschiedenis niet zomaar “uitgevonden”. De ontwikkeling van geld is heel
geleidelijk gebeurd. Een soort van natuurlijke selectie vond plaats in de loop van de geschiedenis,
waarbij bepaalde goederen blijkbaar meer geschikt werden geacht om als geld te functioneren dan
andere.

Hiervoor werd reeds gesteld dat geld in grote mate conventioneel is, waarbij vertrouwen in
waardevastheid en handigheid in gebruik belangrijke positieve karakteristieken zijn. Die
karakteristieken kunnen meer concreet uitgewerkt worden:
− Goed geld moet relatief waardevol zijn t.o.v. volume of gewicht
− Goed geld moet duurzaam zijn
− Goed geld moet deelbaar en samenvoegbaar zijn zonder waardeverlies;
− Goed geld moet homogeen van kwaliteit zijn
− Goed geld moet eenvoudig herkenbaar zijn;
− Goed geld moet een stabiele of tenminste voorspelbare koopkracht hebben

(geef een voorbeeld van het verschil tussen stabiel en voorspelbaar).
(vergelijk een aantal goederen naar hun geschiktheid als geld: fruit, diamant, kunst, aandelen).

Evolutie
• Ruilhandel
Vooraleer geld ontstond was handel gebaseerd op ruil. Ruil bestaat ook nu nog in elke ontwikkelde
economie. Een buurman helpen bij een klus, en in ruil groenten uit de tuin of een andere vorm van
vergoeding ontvangen is niets meer of minder dan ruilhandel. De meer officiële handelsstromen
gebeuren echter in geld, maar indien wantrouwen in de waarde van geld toeslaat, keert de economie
terug naar ruilhandel.

• Grondstoffen als geld
De eerste vormen van geld waren gebaseerd op grondstoffen zoals metalen, maar ook soms
landbouwproducten zoals vee of graan.

• Edele metalen
Natuurlijke selectie zorgde ervoor dat edele metalen stilaan de bovenhand kregen. Daartoe was het
voldoende dat goud of zilver in de meest ontwikkelde economieën (Egypte, Griekenland) als geld
aanvaard werden, om hun succes “wereldwijd” te veralgemenen., juist zoals de wereld nu blind
vertrouwen heeft in de dollar, gezien het de munt is van de grootste economie van de wereld.

• Betaalmiddel: munten (geslagen) of papier
Het aanmunten van edele metalen was een middel om de intrinsieke waarde gemakkelijker zichtbaar
te maken en om belastingen te innen. De waarde van het muntstuk was precies de waarde van het
erin verwerkte goud of zilver. Het aanmunten werd stilaan het monopolie van de politieke overheid,
die instond voor de echtheid (vertrouwen) en er ook een premie voor aanmunten kon innen.
Papieren geld was initieel een vordering op de activa van de emittent, ten belope van een
welbepaalde hoeveelheid goud of “echt” geld. Soms werd aan privé banken toegestaan om
bankbiljetten te drukken ( “free banking in de US, 19de eeuw).




3

, • Wettelijk betaalmiddel
In meer ontwikkelde economieën werd geld in toenemende mate gereglementeerd door de
overheid, en uiteindelijk werd de emissie van geld wettelijk strikt aan banden gelegd.
Het uitgeven van geld voor een bepaald land wordt nu doorgaans als monopolie toevertrouwd aan
één bepaalde instelling, die wij vandaag de centrale bank noemen. Een centrale bank is perfect te
vergelijken met een gewone commerciële bank, maar met specifieke rechten en verplichtingen.

• Fiat geld
De waarde van geld is in de meeste ontwikkelde economieën niet meer gebonden aan een reëel
actief zoals goud. Geld heeft dus een onafhankelijke waarde, puur gebaseerd op vertrouwen (fiat
geld).


Ontwikkeling van banken
Financiële tussenpersonen zijn ontstaan van zodra geld onder de vorm van munten algemeen in
gebruik werd genomen.

• Geldwisselaars
In theorie kon de wissel van een Griekse munt tegen een Egyptische munt eenvoudig door de munt
te smelten en met de goudhoeveelheid ervan andere munten te slaan. Dat procédé is nochtans
omslachtig en duur en ging doorgaans gepaard met belastingen. Bepaalde handelaren
specialiseerden zich daarom in het ruilen van munten van verschillende oorsprong. Deze wisselaars
ontstonden vooral in culturele- en handelscentra waar veel vreemdelingen samenkwamen (tempel
van Salomo, Delphi, enz.). De wissel van munten is nog steeds een belangrijke activiteit van banken.

• Deposito banken
Verdere ontwikkeling van internationale handel in de middeleeuwen deed nieuwe behoeften aan
financiële intermediatie ontstaan. Belangrijke handelsstromen tussen Noord-Europa (Hanzesteden),
Zuid-Europa (Italië, Spanje) en het Oosten (Azië) gingen gepaard met belangrijke stromen van geld.
Bepaalde handelaren met vestigingen over heel Europa begonnen financiële diensten aan andere
handelaren aan te bieden. In plaats van te reizen met geld op zak, wat gevaarlijk was, kon het geld
gedeponeerd worden in een filiaal (bij voorbeeld in Firenze), en tegen voorlegging van het
depositobewijs, opgevraagd worden een ander filiaal (bij voorbeeld Brugge). Vooral Lombardische
handelshuizen (zoals Medici) speelden een belangrijke rol in die ontwikkeling.

• Commerciele banken - Centrale banken
Het depositobewijs, dat initieel na elke transactie ingeleverd werd bij de emittent, verkreeg stilaan
meer publiek vertrouwen, zodat het op zichzelf beschouwd werd als “zo goed als geld”. Het
bankbiljet werd op deze wijze ontwikkeld. De geldreserves die bij deze prille banken gedeponeerd
werden, bleven dus in de koffers liggen, wat deze bankiers toeliet ermee kredieten te verlenen. De
basis van de moderne banken was daarmee gelegd. Een bank is immers een instelling die voor eigen
rekening en risico, maar met het geld van anderen, beleggingen verricht. Die activiteit heeft ook een
belangrijke invloed op de geldhoeveelheid (zie later).

Types van geld
Geld wordt vandaag de dag onder veel verschillende vormen aangehouden.

− Briefjes en munten
Het officiële geld, zoals bepaald door de overheid, bestaat in de eerste plaats uit muntstukken en
bankbiljetten, geproduceerd door de centrale bank.




4

, − Zichtdeposito's
Kwantitatief veel belangrijker echter zijn de vorderingen ten opzichte van commerciële banken die
klanten aanhouden op zichtrekeningen. Aangezien gelden op een zichtrekening kunnen aangewend
worden voor betaling, maken die tegoeden deel uit van de geldhoeveelheid, alhoewel ze niet
uitgegeven zijn door de centrale bank. Specifieke procédés zijn beschikbaar om over dit geld te
kunnen beschikken, zoals cheques, debet kaarten, overschrijvingen, enz. De plaatsen waar zichtgeld
kan ingeruild worden voor bankbiljetten zijn niet beperkt tot bankkantoren, maar omhelzen ook
ATM’s, en zelfs het netwerk van supermarkten. Trouwens, geld afhalen wordt hoe langer hoe minder
nodig dank zij de verspreiding van EFTPOS en de mogelijkheden om via satelliet te betalen (internet
of GSM).

− E-geld
Een relatief nieuwe vorm van geld zijn de zogenaamde smart cards, dit zijn plastic kaarten met een
chip waarop geld gedeponeerd werd. Dat geld circuleert vrij, zonder tussenkomst van centrale bank
of zelf privé-banken. De Belgische Protonkaart is een smart card, die echter in 2014 zal ophouden te
bestaan wegens gebrek aan interesse. Maar in zekere mate kan het geld op prepaid telefoonkaarten
eveneens als geld beschouwd worden aangezien er diensten kunnen mee gekocht worden. Banken
hebben dus niet langer het monopolie op betaalmiddelen. Het betaalverkeer is een industrie op zich
geworden die, zeker met de ontwikkeling van “mobile payments” en “internet transacties” zeer
concurrentieel is.
Al de tot hiertoe opgesomde geldvormen gebruiken als eenheid de officiële munten.

− Alternatieve vormen van geld
Nochtans kunnen sommige waardedragers potentieel ook uitgebouwd worden tot “geld”. Denken
wij maar aan frequent flyer miles, Happy Days Punten,enz. Er bestaan duizenden vormen van
“alternatief geld”.


Geldaanbod
2 componenten van geld

1. Chartaal geld = muntstukken en bankbiljetten uitgegeven door de overheid en in omloop
gebracht door de Centrale Bank

Aandeel chartaal geld in totale geldhoeveelheid (M3): 9,5%

2. Giraal geld = (enge zin) de volume zichtdeposito's
(brede zin) spaardeposito's + termijnrekeningen + financiële activa op LT

Fiduciair geld = geld gebaseerd op vertrouwen: de waarde van het geldteken > de fysieke waarde van
het geldmiddel (vb. een bankbiljet van 50 euro)


Geldhoeveelheid: M1 - M2 - M3
Het zal ondertussen duidelijk zijn dat er geen absoluut wetenschappelijke definitie bestaat voor de
hoeveelheid geld in omloop in een economie, aangezien de definitie van geld zelf afhangt van de
“conventie” die geldt bij de bevolking.
Daarom zijn meerdere definities van de geldhoeveelheid ontwikkeld, meestal genoemd M1, M2 of
M3.




5

,M1 = geld in omloop (in de enge zin)
Zij bestaat uit de in omloop zijnde bankbiljetten (uitgegeven door de centrale bank en circulerend
buiten het banksysteem zelf) + de zichtdeposito’s van niet-banken bij het banksysteem.

M2 = M1 + deposito's met een looptijd tot 2 jaar
M2 houdt rekening met het bestaan van financiële activa die weliswaar niet onmiddellijk
opvraagbaar zijn, maar die het publiek toch ook beschouwt als “beschikbare koopkracht” omdat ze
snel realiseerbaar zijn. Het zijn de zogenaamde quasi-liquiditeiten.

M3 = M2 + repurchase agreements
M3 tenslotte is de breedste definitie van geld en omvat eveneens allerlei financiële activa buiten het
banksysteem.
De absolute hoeveelheid geld is een interessant gegeven, maar belangrijker voor de economische
evolutie is de groeivoet van de geldhoeveelheid, die dan ook nauwgezet opgevolgd wordt door de
centrale banken. Wij zullen later zien waarom dit gegeven zo belangrijk geacht wordt.
(waarom worden aandelen niet in de geldhoeveelheid opgenomen?)


Zijstap: taxonomie van geldsystemen (ESB)

Dat chartaal geld uitgegeven wordt door de overheid is een vaststelling over onze economie. Dit is
geenszins een vaststaand feit en er is zelfs niet echt consensus over of dit effectief ook zo moet zijn.
Er zijn natuurlijk goede redenen om een “officiële” emittent te hebben, zeker wanneer er sprake ius
van fiduciair geld.
De taxonomie geeft een overzicht van hoe het geldscheppingsproces georganiseerd kan worden.




In het huidige stelsel wordt chartaal geld uitgegeven door de overheid (ECB)
De totale geldhoeveelheid is endogeen en wordt bepaald door de geldcreatie van banken.

M = m.B

De geldcreatie van banken (facor "m") is een functie van
− monetair beleid
− portfoliobeslissingen van het publiek en de banken



6

,Geldcreatie door banken (fractioneel reserve systemen)

Eenvoudig voorbeeld:
ΔD = D0 + D0 (1-r) + D0 (1-r)2 + ...
ΔD = D0 / r

met D0 = initiële geldhoeveelheid (= initiële hoeveelheid deposito's)
r = reservecoëfficiënt

Realistischer voorbeeld:
ΔD = 1 + (1-c) (1-r) + (1-c)2 (1-r)2 + ...
ΔD = - (1-c)(1-r)

met r = reservecoëfficiënt
c = chartale geldvoorkeur van het publiek
assumptie: coëfficiënten r en c wijzigen niet




m = M/B

m = CP + D/CP + R

m = k+1/ k+r

met k = de verhouding tussen chartaal geld en deposito's
m is niet constant


Wat beïnvloedt de multiplicator?
dm/m = ε(m,k) dk/k + ε(m,r) dr/r

en

ε(m,k) = (1 - m)/ (k + r) + rk/m < 0 (wanneer m > 1)

en

ε(m,r) = - r/ (k+r) < 0




7

, Wat beïnvloedt chartale geldvoorkeur, k?

k = k(Y,W,i,Technologie en betaalgewoonten, risico's,...)

Wat beïnvloedt reserve coëfficiënt,r ?
r = r(i, herfinancieringskosten, reserveverplichtingen,...)

Multiplicator en rente
ε(m,i) = ε(m,k) ε(k,i) + ε(m,r) ε(r,i) > 0

Rente is 'key' parameter voor monetair beleid


M3
M2
M1

Deposits with Deposits Debt
Currency in Overnight agreed redeemable Money securities
circulation deposits maturity, Up to at notice, Up Market issued, Up
two years to 3 months Funds Repurchase to two
shares agreements, years
2017Dec 1112,471 6676,227 7788,698 1193,297 2217,923 11199,918 514,317 76,126 79,605 11869,966
2017Nov 1110,187 6655,247 7765,434 1200,386 2215,559 11181,379 519,268 78,72 81,418 11860,785
2017Oct 1110,041 6590,239 7700,28 1216,562 2215,432 11132,274 527,219 68,946 72,216 11800,655
2017Sep 1103,874 6573,877 7677,751 1222,344 2208,172 11108,267 530,79 66,621 80,138 11785,816
2017Aug 1099,51 6527,923 7627,433 1238,765 2204,978 11071,176 520,998 70,466 76,808 11739,448
2017Jul 1094,93 6468,116 7563,046 1245,58 2200,421 11009,047 518,2 66,342 78,064 11671,653
2017Jun 1094,931 6424,816 7519,747 1257,954 2194,236 10971,937 513,735 68,194 80,149 11634,015
2017May 1092,46 6374,438 7466,898 1267,87 2190,127 10924,895 519,57 71,872 83,314 11599,651
2017Apr 1091,023 6337,601 7428,624 1283,91 2184,414 10896,948 519,57 72,218 81,858 11570,594
2017Mar 1087,165 6291,966 7379,131 1304,825 2181,305 10865,261 531,582 74,355 100,236 11571,434
2017Feb 1084,646 6217,27 7301,916 1321,629 2178,954 10802,499 514,33 69,081 95,154 11481,064
2017Jan 1080,849 6162,453 7243,302 1327,688 2178,22 10749,21 519,671 77,637 93,055 11439,573


De Europese Centrale Bank (ECB) te Frankfurt publiceert maandelijks de evolutie van de
geldhoeveelheid in het Eurosysteem, dat is het geheel van de negentien landen die samen de
Eurozone vormen.
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat bankbiljetten nog geen 20% van M1 uitmaken. Terwijl wij allemaal
in de overtuiging zijn dat wij steeds ons zichtgeld bij de bank kunnen omzetten in bankbiljetten, blijkt
dus dat dit in de praktijk niet haalbaar is indien dit massaal zou gebeuren: de bankbiljetten zijn
gewoon niet voorhanden. Dit is een illustratie van de kwetsbaarheid van het banksysteem: enig
wantrouwen leidt tot massale terugtrekking van gelden, die het hele systeem kunnen ontredderen.
Ontwikkelingslanden hebben regelmatig met dit soort problemen te maken, maar ook ontwikkelde
economieën kunnen door dat soort van fenomenen getroffen worden. De crisis sinds 2008 heeft
opnieuw duidelijk gemaakt hoe kwetsbaar het financieel systeem is. Indien het vertrouwen in de
banken verdwijnt voelt de overheid zich verplicht drastisch in te grijpen om een volledige instorting
van het systeem te vermijden.




8

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur EC7. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

79373 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49  16x  vendu
  • (2)
  Ajouter