Samenvatting Sociologie: Semester 1
Hoofdstuk 1: Op ontdekkingstocht door een bekend gebied?
Inleiding: De eigen aard van de samenleving
Sociologie is kijken door een bril die je het kleine laat zien, maar ook het grote. Samenleving = een
groot geheel (micro tot macro)
● Sociologie als ‘studie van de samenleving’ of ‘samenlevingskunde’
o Studie van de samenleving: dooddoener, want het zegt niet veel (abstract, op
afstand)
o Samenlevingskunde: al beter, maar niet volledig juist (komt wel dichter bij de vraag:
hoe moet ik mijn weg zoeken in de samenleving?)
● Van Sieyès tot Comte, en van normatief tot empirisch
o Sièyes: bedacht de term sociologie met een normatieve benadering (een hefboom
zoeken om de samenleving te veranderen)
o Comte: (positivist) vond sociologie uit op een empirische benadering (nadenken over
de realiteit van het leven)
o Empirisch: de eerste 100 jaar won het empirisch concept (beschrijven en begrijpen),
normatieve benadering bestond wel al maar was minder populair.
o Daarna ontstaat in de jaren 50, 60, 70 wel een hele normatieve denkwijze, waarbij de
sociologie dan een nieuwe denkwijze krijgt.
● De studie van:
o Sociale verbanden
o Kenmerken
o ‘Wetmatigheden’
o Sociologie is een wetenschappelijke studie (socius, verbintenis en logos, studie),
studie van de samenleving (metgezellen).
o Causaliteit: duidelijk gevolg van een duidelijke oorzaak (in de sociale wetenschappen
is hier vaak geen sprake van).
1. Een beeld van een titel
● Samenleving is een speelveld met spelregels en spelers
o Bekijk het als een sport (geheel van regels en afspraken die tussen mensen worden
gemaakt, waar niet iedereen even veel inspraak heeft)
● Specifieke posities
o Voorspelers, achterspeler (beroepspositie, taakverdeling,…)
● Specifieke rollen
o Manier waarop je een bepaalde positie invult
● Hoge of lage status
o Bepaalde posities zijn hoger/ lager dan andere (hiërarchie)
● Informatie en communicatie
o Informatie is de grondstof, communicatie is het proces. De grondstof die je gebruikt
om in dat proces in te lassen.
● Taakverdeling en hiërarchie
o Zowel op als naast het veld. De meeste spelers hebben een duidelijke taak en/ of
positie, er is altijd een vorm van taakverdeling die nodig is.
1
, ● Ruimte rond het speelveld in concentrische cirkels
o (1) trainers en verzorgers, (2) commentators, (3) publiek… Cirkels die in elkaar passen.
2. Het dagelijks leven door de lens van de socioloog
● De sociologische lens…
… verleent betekenis aan de samenleving
-> Verleent betekenis voor toeschouwers, spelers…. = sociologische lens, de manier van kijken
die anders is als je naar iets kijkt op sociologische wijze dan op een niet-sociologische wijze.
● C. W. Mills over ‘sociological imagination’ (1959):
o Geschiedenis
-> Socioloog die een boek schreef
-> Zaken die voor iemand anders heel gewoon zijn, onopmerkelijk zijn, zullen voor
een socioloog opmerkelijk zijn. Hij spreekt over de verbeelding, die reeël is.
-> Geschiedenis is overal macro.
o Biografie
-> Levensgeschiedenissen van individuen die ooit een rol hebben gespeeld. Verhalen
vertellen en met elkaar in verband brengen.
o Structuur (meso)
-> De verschillende structuren die in een onderwijsstelling bestaan, voetbalclub… In
een geheel van normen en regels.
o Wisseling van perspectieven
-> Een socioloog staat bekend voor zijn wisseling van perspectieven (gezond en
interessant). Om niet telkens vanuit hetzelfde perspectief te kijken, maar van te
wisselen. Wat zijn de perspectieven die je kunt aannemen om van een verhaal een
interessant verhaal te maken. Sociologen zijn getraind om verschillende
perspectieven aan te nemen.
● Selectieve waarneming:
o Het gewicht van routineus denken en handelen op basis van…
-> Mensen nemen vaak selectief waar (gefilterde prikkels), er zijn altijd
selectiemechanismen aan de gang.
-> Ze kijken vanuit hun dagdagelijkse bril, meestal doen ze alles op dezelfde manier.
-> Heel veel routineuze activiteiten
-> Een socioloog moet die selectie zoveel als mogelijk uitschakelen, die moet
loskomen van dat routineuze denken. En uitgaan van de actuele en potentiële zaken
die al gebeurt zijn en die nog zullen gebeuren.
o Fysische en sociale beperkingen
-> Fysische en sociale beperkingen zoals armoede (geen goeie opleiding, slechte
gezondheidszorg…) men kan niet (of moeilijk) uit die cirkel geraken.
o Belangen
-> Belangen die men verdedigd omdat men onderdrukt, bevoorrecht, blank/ gekleurd
van huid, maatschappelijke positie… Belang om afstand te nemen, zodat je
belangeloos kan leven.
2
, o Kennis en informatie (en onderwijs)
-> Kennis en informatie, mensen zonder veel kennis kunnen niet meepraten over
bepaalde onderwerpen in de maatschappij. Overdracht van kennis gebeurt vooral in
het onderwijs.
o Voorkeur en afkeer (normale reacties, sociologen gaan daarbuiten)
-> Je standpunt tegenover bepaalde zaken zijn niet aangeboren. Op termijn word een
kind opgevoed, heeft het een sociale omgeving, waardoor bepaalde attitudes
ontstaan die bepaalde voorkeur of afkeur doen ontstaan (racisme, antisemitisme…)
Politiek buit dit uit.
● Referentiekader(s):
=> Beroepsmiddel om de selectieve waarneming te veroorzaken. Heeft te maken met de
soort bril die je opzet. Veel van de waarnemingen die je doet gebeuren vanuit een
referentiekader.
o Vormen geheel
=> Consistent geheel aan ideeën over wat goed, slecht, mooi, lelijk … is.
o Stabiel doch niet onveranderlijk
=> Ze hebben een bepaalde stabiliteit, maar toch kunnen ze tegelijkertijd veranderen.
o Talrijk, divers en individueel
=> Referentiekaders zijn heel divers, er zijn zoveel variëteiten als er individuen zijn.
Meestal hebben mensen grotendeels gelijkaardige opinies, maar dit wil niet zeggen
dat ze niet in mening verschillen.
o Ook gedeelde kaders
● Zakelijke en gepercipieerde realiteiten
o Self-fulfilling prophecies
=> Verkiezingen waarbij mensen altijd een vooraf bepaald beeld hebben, sommige
weten een heel leven voor wie ze gaan stemmen, anderen weten het pas op het
moment zelf. Men gaat proberen om de best mogelijke keuze te maken. Het zou
kunnen dat mensen zeggen dat de ene partij een grotere kans heeft dan de andere
om te winnen.
=> Wat andere mensen kan aanzetten om op hun te stemmen. Het eindresultaat is
precies dat. Een idee dat iets kan gebeuren dat dan ook effectief gebeurt. Omdat je
de aandacht hebt kunnen trekken .
=> Kan ook in de andere richting. Als men zegt die partij gaat geen partij stemmen
halen, zullen mensen ook minder komen opdagen en zal die partij ook minder
stemmen halen.
=> Later -> Self-destroying prophecies
o Vooroordelen en stereotypes
3
, => : een vooroordeel, het is iemand van die nationaliteit, het zal wel een lui, dom, …
iemand zijn. Waarbij de persoon die tegenover u staat gereduceerd wordt tot een
bepaald kenmerk.
=> Kan je heel snel op het verkeerde been zetten. We moeten ons bewust zijn dat ze
bestaan en dat veel mensen zo reduceren.
o Soms zijn de realiteiten ingebeeld (puur gepercipieerd)
=> Bv. Verschil tussen criminaliteitscijfers en de angst voor criminaliteit (de cijfers
rond angst zijn veel groter dan die voor de effectieve gevallen van criminaliteit).
=> Criminologen en sociologen moeten met beide realiteiten rekening kunnen
houden.
=> “If people define situations as real, they become real in their consequences”.
Mensen redeneren en handelen op basis wat zij als echt/ realiteit zien. In hun
beleving is het echt en is het moeilijk om te zeggen dat dat niet klopt.
● Aan sociologie doen is de sociale bril afzetten
=> Sociologie is die bril, die normale mensen opzetten afzetten en die vervangen door een
sociologische bril. Zodanig dat je alles kan capteren en alles kan waarnemen en een nieuwe
betekenis geven. Je gaat sociologische kennis stellen, waarbij je een geheel van
dataverzameling en interpretaties combineert.
● Over sport:
o Sociale verschillen tussen sporten
=> : bv; bokssport is een sport voor de lagere klasse. Ze gaan op de vuist (in een
gereguleerde omgeving). Anderzijds wordt gezegd dat polo, tennis of golf typisch
sporten zijn voor de hogere klasse. Mensen willen zich een imago aanmeten. Sport is
heel veelvoudig. Dezelfde sport kan andere achtergronden weergeven. De ene
voetbalclub komt uit een beter buurt, kan veel betere spelers aankopen…
o Sport als drager van symbolische codes
=> Behoren tot een bepaalde club, dat geeft u een code in een bepaalde
samenleving. Sport is niet enkel aan fysieke inspanning of ontspanning doen. Sport
staat voor elke soort van verschillen die in de samenleving kunnen voordoen.
o Geen monopolie, maar diverse interpretaties en scholen
=> Sport is geen monopolie, maar diverse interpretaties en scholen. De verbeelding
van de ene is niet noodzakelijk de verbeelding van de andere. De pluraliteit van de
sociologie, van de samenleving. Je haalt andere aspecten naar voor die voor jou
belangrijk zijn. Breed gaan en toch beheersbaar blijven.
o Invloed van tijd en ruimte, en dus beperkt houdbaar
=> Ideeën, meningen… kunnen variëren, kunnen veranderen doorheen de tijd.
Denkbeelden zijn niet statisch en kunne veranderen. Ze zijn dynamisch en soms over
dynamisch. Degene die deze opleiding doet, gaat andere meningen, inzichten hebben
dan iemand die andere opleidingen volgt in een ander deel in de wereld, of zelfs
dezelfde opleiding in een ander deel van de wereld
4