Dit document bevat een uitgebreide samenvatting van de module "klimaatverandering'' van het vak NLT. Belangrijke begrippen zijn erin verwerkt en voorzien van betekenis.
Klimaatverandering samenvatting
De afgelopen jaren is er door de klimaatverandering veel ijs gaan smelten in de poolgebieden.
Klimaatverandering; het versterkte broeikaseffect; het wordt extremer. Klimaatverandering is al
jaren bezig, maar langzaam zijn er meetbare gevolgen van te zien. Het afgelopen decennium kenden
meer warme jaren dan ooit. De gevolgen van klimaatverandering zijn niet overal op de aarde even
sterk te merken. Gebieden die zeer gevoelig zijn voor klimaatverandering zijn de arctische gebieden,
de Noord- en Zuidpool (effecten van het smelten van het noordpoolijs dateren al van enkele jaren
geleden). Het veranderen van het klimaat is opzich niet bijzonder, omdat het gedurende de hele
geschiedenis is veranderd. Het is alleen zo dat de mens nu de oorzaak is voor de
klimaatveranderingen en dat het veel sneller gaat.
Sinds het begin van de Industriële Revolutie is het wereldwijd 0,63 graad warmer geworden.
Gevolgen klimaatverandering:
1. Verdeling neerslag en dus het (drink)water op aarde.
2. Dier- en plantsoorten moeten migreren of zich aanpassen.
Het gevolg daarvan is dat het klimaat = het gemiddelde van al die processen en verschijnselen in de
dampkring, vaak drastisch anders is geweest dan tegenwoordig.
Oorzaken klimaatverandering:
1. Gassen kwamen in andere verhoudingen voor in de dampkring dan tegenwoordig.
2. Schommelingen in de hoeveelheid zonne-energie.
3. Vulkaanuitbarsting
4. Meteorietinslag
5. Verschuiven continenten.
Klimaten hebben invloed op het vóórkomen van planten- en diersoorten. Belangrijke klimaatfactoren
zijn temperatuur en neerslag. Als er in een gebied klimaatfactoren veranderen, heeft dit grote
gevolgen. Er is een belangrijke samenhang tussen ecosystemen en landschappen; fysisch-
geografische zones. Juist op de overgang van de ene naar de andere klimaatzone heeft
klimaatverandering een grote impact.
Het weer wordt overal op de wereld gemeten en de date wordt aangevuld door remote sensing
(waarnemingen op afstand) door satellieten zo onstaat de weertoestand van onze planeet. Hoe
verder je terug in de tijd gaat, hoe schraarser de weerdate wordt. Voor de 18 e eeuw werd het weer
niet gemeten. In de perioden voor deze tijd moeten we de weertoestand schatten door middel van
proxy-data, zoals verslagen en logboeken (sommige vertellen over plaats en tijd en andere zijn juist
handiger voor een grootschaliger beeld van die perioden). De ene keer gaat het over het klimaat op
zee en de andere keer over het klimat op het land. Al deze proxy-data bij elkaar vormt een redelijk
goed beeld van de klimaatgeschiedenis op aarde.
Hoe klimaat bepalen
Om te bepalen hoe oud een houten voorwerp is gebruiken archeologen vooral dendrochronologie
(tot duizenden jaren terug betrouwbaar). Het hout moet het liefst van een eik komen, omdat deze
boom als eigenschap heeft dat er elk jaar een jaarring groeit, onafhankelijk van de weersgesteldheid.
Door het tellen van de jaarringen is het mogelijk om de leeftijd van de boom af te lezen. De
jaarringen variëren per jaar niet in het aantal, maar wel in de dikte: in een warm seizoen, met
voldoende neerslag wordt het breder en in een koud of te droog seizoen wordt een dunne jaarring
gevormd. Zo ontstaat een ringenpatroon dat voor een bepaalde streek en periode uniek is en dat
indirect informatie geeft over de weersomstandigheden tijdens de vorming van de jaarringen.
Pollen zijn handig voor temperatuursbepaling (van tienduizenden jaren geleden), omdat ze in groten
getallen voorkomen, ze goed bewaard blijven en elke soort een karakterestieke vorm heeft. Als we
met een boring uit een meertje sediment van verschillende ouderdom omhoog halen, kunnen we
precies zien welke vegetatie in welke perioden overheersten.
Onderzoekers hebben de atmosferische concentraties van broeikasgassen voor lange periode
nauwkeurig kunnen vaststellen door boringen in de ijskappen (3100 m = 740.000 jaar geleden).
Tussen de ijskristallen blijft namelijk altijd wat lucht zitten waarin het CO2- en methaangehalte te
bepalen zijn. Dalen en pieken in de concentraties komen overeen met acht ijstijden (glacialen), elk
gevolgd door een warmere periode (interglaciaal).
Ook landschapsvorming kunnen ons wat vertellen over wat de temperatuur op zijn minst moet zijn
geweest, vooral voor zogenaamde periglaciale omstandigheden: de bodem is geheel of gedeeltelijk
bevroren. Voor Nederland zijn dat dus de perioden van ijstijden in het Pleistoceen. Het bekenste
voorbeeld is een vorstwig (in Nederland onder de grond te vinden). Die onstaan doordat de bodem
scheurt; het scheurtje loopt in de volgende zomer vol met water dat in de volgende winter bevriest,
uitzet en daarmee voor een bredere scheur zorgt. De gemiddelde jaartempertuur moet in de zomer -
8° zijn en in de winter -20°. Een pingo ontstaat doordat in de ondergrond
water bevriest en er een ijsklomp ontstaat. Deze ijskern trekt meer water
uit zijn omgeving aan, dat op zijn beurt ook bevriest. Zo vormt een ijsbult
onder de bevroren bovenste meters van de bodem, die steeds verder
uitgroeit. Aan de bovenkant ‘barst’ de bult open en de bodem zakt als
het in de zomer ontdooit van de bult af: dat wordt de latere ringwal.
Fossielen geeft ook een goed beeld van onze klimaatgeschiedenis. Sommige planktonsoorten leven in
de bovenste meters van het oceaanwater en maken daar kalksteentjes (CaCO 3). De bouwstenen
daarvoor halen ze uit water en lucht. Van zuurstof bestaan twee isotopen- atomen van hetzelfde
element- met een verschillend aantal neutronen. Het overgrote deel (99,7%) van zuurstof is 16O, de
resterende 0,3% is 18O. De isotopen hebben dezelfde chemische eigenschappen, maar verschillende
natuurkundige eigenschappen, omdat 18O met twee extra neutronen in de kern een beetje zwaarder
en trager is in de reactie. In koude perioden blijft je 16O vooral achter in de sneeuw en ijsbedekking
op het land, en is relatief iets meer dan 18O in het zeewater. Het plakton legt de verhouding tussen
18O en 16O zeer nauwkeurig vast. Na afsterving komt het grootste deel van de plankton net als de
vorige gereneraties op de oceaanbodem terecht. Door boringen in de oceaanbodem halen we
kalkschaaltjes omhoog. Als we weten hoe lang geleden het plankton dat deze schaaltjes maakte,
geleefd heeft, weten we de temperatuur van het zeewater waarin het plakton geleefd heeft. We
hebben daarmee een paleothermometer. Met plankton kunnen we vrij nauwkeurig de
klimaatgeschiedenis achterhalen (65 miljoen jaar terug). ccc
Ook met schelpen kunnen we de klimaatgeschiedenis bepalen. Uit de verhouding tussen de
zuurstofisotopen kan uit de jaarringen van allerlei kalkbouwsels (mamoettanden, koralen, schelpen
en stalagmieten) het klimaat worden bepaald. Bij schelpen kun je met andere isotopen de
temperatuur en hoe droog of nat het was geweest achterhalen. Met een boortje worden de
jaarringen uitgeboord en met een meetapparaat (massaspectrometer) wordt per jaarring de
isotopensamenstelling bepaald. Het water van de Maas (regenwaterrivier) heeft een andere
16O/18O-verhouding dan de Rijn (smeltwaterrivier) en daarmee kun je dus bepalen welke rivier
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fauveeh. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.