H1 Gedrag
Nr. Begrip: Omschrijving (Geef altijd voorbeelden / verwijzing naar BINAS):
1. Gedrag Alles wat mensen of dieren doen en laten
Bijv eetgedrag, zoals eten uit de koelkast pakken.
2. In- Uitwendige Een prikkel leidt tot een bepaald gedrag, een inwendige prikkel (zoals
prikkels+motivatie een hormoon) komt van binnenuit terwijl een uitwendige prikkel (zoals
bewegingen,geuren, geluiden etc) van buitenaf afkomstig is. De
motivatie is de bereidheid om een gedrag uit te voeren, bijv motivatie
om je huiswerk te gaan doen.
3. Drempelwaarde Hoogte van motivatie (door een of meer prikkels)die nodig is om tot
een bepaald gedrag over te gaan.
Als de motivatie hoog genoeg is en boven de drempelwaarde komt, is
de zeug bereidt tot paren.
4. Gedragssysteem Een type gedrag is op te delen in 3 lagen bijv voedingsgedrag
-keten/-elementen Gedragssysteem-> samenhangende onderdelen van een gedrag bijv
eten gedragselement-> aparte eenheden van gedrag bijv zoeken,
eten, drinken
Gedragsketen-> vaste volgorde van gedragselementen bijv eten
bestaat uit afbijten, kauwen, slikken en het verloopt in die volgorde
5. Functies van Overleven van individu-> voedsel zoeken, eten, drinken, beschutting
Gedrag zoeken
Overleven van de soort-> voortplanten, verzorgen van jongen
6. Antropomorfie Een subjectieve omschrijving van dierlijk gedrag gebaseerd op
menselijke emoties bijv olifant wappert kwaad met zijn oren
7. Sleutelprikkel Prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt
Bijvoorbeeld olifanten die het gezoem van bijen horen, ze lopen dan
onmiddellijk weg.
8. Supranormale Versterkte sleutelprikkel waarop een versterkte reactie volgt
prikkel Een jonge meeuw pikt vaker op een donkere vlek (supranormaal) op
de snavel van zijn ouder dan bij een rode vlek(normaal en dus
lichtere vlek) op de snavel.
9. Inprenting +gevoe- Periode waarin een organisme gevoelig is bepaalde zaken te leren
lige periode bijv wie hun moeder is inprenting-> leren in een gevoelige periode
Bijv jonge ganzen die net uit het ei komen, het eerste bewegende
object in hun omgeving aanzien voor hun moeder.
Leerproces
10. Ritueel gedrag Gedragselementen met een symbolische betekenis voor
soortgenoten bijv begroetingsgedrag
Als het leidt tot paringsgedrag heet het balts
11. Oversprong Conflictgedrag dat overgaat in heel ander gedrag, het past niet bij de
gedrag situatie-> onverwachts
Bijv je crush wijst je af, je wordt hierdoor verdrietig, maar in plaats
van dat je boos wordt op je crush en agressief doet ga je over tot
eetgedrag en chips eten door de dissapointment.
12. Ambivalent Conflictgedrag waarbij 2 tegengestelde gedragselementen elkaar
gedrag afwisselen. Kenmerkend aan dit gedrag is dat je gaat aarzelen tussen
de 2 verschillende gedragselementen.
Bijv ik ben een hond en een andere hond wil op mijn territorium
komen dan ga ik dreigen en dan gaat die hond komen en weggaan
omdat hij twijfelt of hij in gevecht wil
13. Omgericht Conflictgedrag waarbij de agressie van het ene gedragssysteem zich
gedrag richt op iets heel anders
Bijv ik wordt gestoken door een bij en dan omdat ik boos ben trap ik
Pagina 1 van 37
,6V BEGRIPPENLIJST Mr. Rampersad 2022
een steen heel hard voor me uit.
14. Conflictgedrag Gedrag dat optreedt wanneer een mens of dier prikkels ontvangt die
leiden tot 2 verschillende typen gedrag
15. Gewenning Leren niet langer te reageren op een bepaalde prikkel-> afleren te
reageren bijv niet meer schrikken als er een vrachtwagen langs rijdt
leerproces
16. Imitatie Leren door nadoen bijv als ouders schelden gaat hun kleuter hen
imiteren en dus nadoen
leerproces
17. Rangorde De volgorde waarin een dier of mens meer of minder dominant is in
een groep
Bijv in een groep apen is de een meer dominant en die leidt dan de
groep en mag als eerste eten pakken.
18. Klassieke Leren waarbij dieren een verband leggen tussen 2 verschillende
conditionering prikkels bijv wanneer de schoolbel gaat en de leerlingen denken dat
de les is afgelopen ook al gaat de bel per ongeluk te vroeg
Leerproces
19. Trial-and-error Leren door te proberen bijv baby die alles in mond stopt en zo
achterhaalt wat wel en niet lekker is
Leerproces
20. Operante Aan- of afleren van gedrag doordat een dier/mens een beloning of
conditionering straf krijgt voor zijn handelingen. Een beloning versterkt het laatste
gedrag.
Let op bij operante conditionering gaat het niet om het koppelen van 2
prikkels maar om het combineren van 2 opeenvolgende
gebeurtenissen.
Bijv baas die hondje beloont wanneer hij zijn poot geeft
Leerproces
21. Inzicht Bij leren door inzicht leggen mensen en dieren nieuwe verbanden
tussen gebeurtenissen of situaties. Door toeval of door brainwave.
Bijv apen krijgen een banaan die boven opgehangen is en een krukje
de een zal de banaan krijgen doordat ze inzicht hebben en het krukje
gebruiken om erbij te komen de ander bezit die inzicht niet.
Leerproces
H2 cel en Leven
Nr. Begrip: Omschrijving (Geef altijd voorbeelden / verwijzing naar BINAS):
22. Levens Alle kenmerken, eigenschappen en processen die typisch zijn voor het
kenmerken leven zoals we dat op aarde kennen
Voorbeelden van levenskenmerken zijn opgebouwd uit één of meerdere
cellen, groei, voortplanting, stofwisseling (opnemen, omzetten en afgeven
van stoffen), waarnemen van en reageren op veranderingen in de
omgeving, organisatie van erfelijk materiaal.
23. Cel Het ontstaan van cellen die verschillen in grootte, vorm en functie
differentiatie Bijv gedifferentierde cellen onderscheiden zich door de verschillende
typen eiwitten die ze maken
BINAS tabel 80A
24. Stamcellen Cellen die het vermogen hebben zich te blijven delen en kunnen
differentiëren in gespecialiseerde celtypen. Ze bevinden zich in het
beenmerg in de botten.
Bijv uit dochtercellen kunnen zenuwweefsel of de eilandjes van
Langerhans gemaakt worden.
BINAS tabel 80A
25. Ribosomen Organel dat aminozuren aan elkaar koppelt tot eiwitten
Ze zijn te herkennen als de stipjes
BINAS tabel 79B&D
Pagina 2 van 37
,6V BEGRIPPENLIJST Mr. Rampersad 2022
26. ER Het endoplasmatisch reticulum-> organel dat bestaat uit een netwerk van
membranen in de cel voor transport van eiwitten BINAS tabel 79B&D
27. Golgi-systeem Organel dat bestaat uit een aantal platte membraanzakken, het sorteert
stoffen voor verder transport naar specifieke organellen of het
celmembraan denk aan postnl die pakketjes sorteert BINAS tabel 79B&D
28. Mitochondrien Organel dat energie levert voor een cel, opgebouwd uit 2 membranen die
lijken een beetje rond ze liggen in de buurt van elkaar
BINAS tabel 79D
29. Lysosoom Blaasje afkomstig van het golgi-systeem met verteringsenzymen die
versleten organellen en opgenomen stoffen afbreken
BINAS 79C
30. Chloro/Chromo Chloroplasten-> bladgroenkorrels in het grondplasma van plantaardige
Amyloplasten cellen, plaats voor fotosynthese
Chromoplasten-> kleurstofkorrels in het grondplasma van plantaardige
cellen, geven kleur aan onderdelen van planten
Amyloplasten-> zetmeelkorrels, plastiden zonder kleur, in het
grondplasma van plantaardige cellen
31. Vacuole Blaas met opgeloste stoffen en water in plantaardige cellen. Het speelt
een belangrijke rol bij de osmoregulatie, wat zorgt voor de stevigheid van
de cel
BINAS tabel 79B
32. Celstrekking Het opzwellen van een plantencel door wateropname in de vacuole->
turgor
Bijv de cel neemt water op hierdoor ontstaat er druk op de celwand en de
turgor biedt stevigheid aan de cel
33. Celmembraan Membraan aan de buitenkant van een cel, bestaat uit fosfolipiden,
cholestrol en eiwitten BINAS tabel 79B&D
34. Hydrofoob Waterafstotend en trekt water aan
Hydrofiel
35. Diffusie Verplaatsen van deeltjes kost geen energie.
Wet van fick-> beschrijft de diffusiesnelheid van een stof door een
andere stof, dit kunnen zowel vloeistoffen als gassen zijn.
36. Gefaciliteerd Transport van deeltjes via specifieke eiwitpoorten in celmembraan.
transport Dit kost energie!
Bijv K+ kan bijvoorbeeld opgenomen worden met Na+ doormiddel van
een specifieke eiwitpoort in het celmembraan.
37. Actief-passief Transport via een membraan tegen de concentratierichting in, kost
transport energie
38. Osmose Diffusie van water door een semipermeabel membraan heen; van een
oplossing met lage concentratie opgeloste stoffen naar oplossing met een
hoge concentratie opgeloste stoffen
39. Hyper-Iso- Hypertonisch-> met een hogere concentratie opgeloste
hypotonisch stoffen/osmotische waarde
Isotonisch-> met gelijke concentratie/osmotische waarde
Hypotonisch-> met een lagere concentratie opgeloste stoffen/osmotische
waarde
40. Turgor De druk van de inhoud van de cel op de celwand in een hypotonische
oplossing. Het geeft plantencellen stevigheid.
41. Grens- In een hypertonische oplossing is een cel gekrompen door waterafgifte,
Plasmolyse het celmembraan zit nog net tegen de celwand aan. De turgor is 0.
Plasmolyse-> celmembraan laat los van de celwand er ontstaat ruimte
tussen
42. Endo- Exo- Niet alle stoffen kunnen door celmembraan, voor stoffen die dat niet
cytose kunnen zoals grote vetmoleculen en ijzerionen is er een “membraantruc”
Endocytose-> opname van deeltjes door afsnoering van een stukje van
Pagina 3 van 37
, 6V BEGRIPPENLIJST Mr. Rampersad 2022
het celmembraan
Exocytose-> afgifte van stoffen uit transport blaasjes die versmelten met
het celmembraan
43. Nucleotiden De bouwstenen van DNA en RNA moleculen BINAS tabel 71C
44. Triplet/start- Startcodon-> de tripletcode van een mRNA-molecuul waarmee de
stopcodon vorming van een polypeptideketen start
Stopcodon-> een tripletcode in het mRNA-molecuul waarmee de vorming
van een polypeptideketen stopt
Triplet-> de 3 letters die een aminozuur vormen
BINAS tabel 79E
45. Interfase + Interfase-> voorbereiding op een celdeling bestaat uit G1-> veel genen
Mitose zijn actief om eiwitten te maken- S->DNA-moleculen verdubbelen, bij
dierlijke cellen ook centrosoom. Zo ontstaan 2 identieke DNA-
moleculen=chromatiden deze zijn in het centromeer verbonden en G2
fase-> cel groeit en organellen neemt toe
Mitose Mfase-> de fase van de celcyclus waarin de cel de verdubbelde
DNA-moleculen over 2 dochterkernen verdeelt
Profase->kernmembraan valt uiteen, chromosomen spiraliseren tot
spoelfiguur
Metafase->chromosomen liggen in het equatorvlak met trekdraden
Anafase->splitsting centromeer->chromatiden laten los en elke pool heeft
nu zijn eigen set DNA
Telofase-> chromosomen despiraliseren, kernmembraan vormt en nu 2
kernen. Na de telofase komt celdeling-> 2 dochtercellen
BINAS tabel 76B
46. Metastaseren Uitzaaien van tumoren naar andere organen of weefsels elders in het
lichaam. Dit kan organen beschadigen.
Pagina 4 van 37
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tania3. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.