Economische geschiedenis – Prof. Yves Segers:
Praktisch:
ð Internationale economie en globalisering
ð Inleiding: The Great Divergence
ð Vogelperspectief: 1820-2000
o 1820-1913
o WOI en interbellum
o WOII en 1945-1980
ð Focus op westerse wereld
ð Examen:
o 2 uur tijd, schriftelijk
o 2 begrippen/definities (2x3 punten)
VB. Wat is the great divergence/the great convergence? (begrippen ook situeren in
de tijd). Lijst maken met begrippen/moeilijke woorden.
o Inhoudsvraag (7 punten)
VB. Bespreek de demografische ontwikkeling in West-Europa en geef hiervan de
economische effecten.
o Verbandenvraag (7 punten)
VB. Vergelijk de visie van Weber en Kenneth op het vlak van the great divergence.
(vraag vorig jaar).
o Data zijn enkel belangrijk om tijdskader te geven (chronologie kennen)
ð Leerstof:
o Slides
o Notities uit colleges
o Handboek niet nodig
Belang economische geschiedenis:
- Historische sensatie
- LT-perspectief:
o Industriële Revolutie: belangrijk scharniermoment (heel wat hindernissen voor het
eerst ooit overkomen)
o AR (Ancien Régime): periode voor de Franse Revolutie
o Moderne Tijd : periode vanaf de industrialisatie
Inleiding: The Great Divergence
1. Inleiding:
Kaart 1: Wat illustratie is van Euraziatische en Afrikaanse handelssysteem in 15e eeuw. Waar is de
kern van de wereldeconomie? Vooral steden bij water dicht gelegen: grote volumes goedkoop & snel
transporteren.
Kaart 2: Reizen van Zheng He. Geleidelijk aan West-Afrika aan het verkennen.
ð 15e eeuw: keerpunt in de wereldgeschiedenis:
o 1433: Chinezen stoppen met overzeese verkenningstochten, beslissing van keizer.
§ Schrik culturele beïnvloeding van andere regio’s
§ Chinezen vonden zichzelf heel superieur op alle vlakken, wilden hier niet in
overtroffen worden.
1
, o 1492: Columbus ontdekt Amerika
ð Grote rijken (Islam, India, China, Europa) vele gelijkenissen.
ð Vanaf 1500 meer contacten op wereldschaal: start globalisering.
o Colombus wou Indië bereiken
o Handelsroutes ontwikkelen
ð Versneld vanaf 19e eeuw: IR
2. Hoe groot was/is de kloof?
- Geleidelijke ontwikkeling kloof dichten Westen-Oosten → Westen voortouw
- Grote verschillen tussen arm en rijk
o 1800 = 1/5e wereldbevolking bezit 60% rijkdom
o 2010 = is dat 85%
- Rijkdom vooral geconcentreerd in het Westen – vooral na 1800
- Hoe meten?
o Data weinig betrouwbaar, bijvoorbeeld BNP
o BNP goede indicator?
o Grote verschuivingen sinds 1800
ð GRAF 1: China stijgt weer & Great Divergence (tussen 1700 – 1900) wordt opgevolgd door
nieuwe periode: Great Convergence
ð GRAF 2: Belang IR. BNP per capita toont welvaart per bevolkingskop aan. Vooral Europese
landen zijn de winnaar & ook grote onderlinge verschillen tussen Westerse landen.
Dus:
- Great Divergence tussen 1700 & 1900 & vanaf late 20ste eeuw Great Convergence
- Verklaring?
o Opkomst Westen niet onvermijdelijk/noodzakelijk
o Uniek cumulatief proces: wortels in en buiten Europa
o 3 visies:
§ 1) Autonoom, intern proces (Het Westen heeft het zelf gedaan, het is
gewoon beter/superieur).
§ 2) Toeval? Grote gelijkenisen (tussen Westen, India)
§ 3) Toenemende interactie tussen Oosten & Westen (politieke & militaire
dominantie Westen, Westerse imperialisme, …)
1) Intern proces:
• Europa eerst ‘aan de rand’ Afro-Euraziatische handelssysteem; later wereldmacht
• Max Weber, et.al.
o Westen is dynamisch, Oosten statisch
• Protestantse ethiek
• Nieuwe westerse cultuurpatronen: arbeid, discipline (om hard te werken),
vrijheid*,…
• Moderne natiestaten (overheid): bureaucratie, legaal-rationeel staatsmodel
(individuele eigendomsrechten: je bent zeker van je eigendom, hierdoor ga
je meer beginnen werken & zelfs ondernemen), militair apparaat, wetgeving,
bescherming intellectueel eigendom). Ook intellectuele eigendomsrechten:
belang kennis & technologie. (op basis van patenten behouden ze deze).
• Moderne wetenschap
2
, • Demografische ontwikkelingen (meer bevolking: prijs van arbeid zal ook naar
beneden gaan).
Maar is ook bedreiging: als de bevolking enorm groeit en de voedselproductie
evolueert niet mee, dan gaan de prijzen stijgen en is er armoede.
• Markteconomie: cfr. ‘onzichtbare hand’
• Gelovigen hebben een God, liberalen een onzichtbare hand
• Economie zo vrij mogelijk organiseren, niet sturen
• Iedereen heeft winstmaximalisatie door onzichtbare hand
• Onvermijdelijk resultaat = Industriële Revolutie (wij waren volgens Weber
voorbestemd om industrieel vernieuwend te zijn en deze IR te starten)
• *Westerse samenleving is al heel vroeg geliberaliseerd, mensen zijn vrijer
geworden in hun doen en laten, dit creëerde een soort van
ondernemersklimaat.
• Landes:
o Kern opkomst Westen ligt in West-Europa (regionaal divers verhaal, bij sommige
landen startte het veel vroeger of later)
o Klemtoon op nieuwe cultuur, nieuwe markteconomie en nieuwe instellingen. Focus
op aantal belangrijkste elementen:
• Marktvrijheid en initiatief
• Eigendomsrecht
• Compacte (natie)staten: gaat om verzameling van relatief kleine landen. Dit
was positieve kracht voor het Europese continent (los van de oorlogen), veel
gemakkelijker te besturen & klaar om in te spelen op vernieuwing. Interne
concurrentie en competitie beschouwde Landes ook als iets positief. Want
deze competitie zet aan tot innovatie.
o Recente vragen bij Eurocentrisch discours:
• Brits? West-Europees? Europa? (vooral vernieuwing in GB eigenlijk)
• Zeer belangrijk voor verklarend model voor Westerse dynamische:
individualisme en arbeidsethos (hard werken) is dit typisch Europees?
Landes stelde vooral dat wij harder zijn gaan werken & dat ze dit in de rest
van de wereld niet deden.
• Europa en mondiaal & koloniaal economisch systeem? (heel weinig hieraan
geschonken)
• Wat met niet-Europese culturen? (we weten niet wat er elders in de wereld
gebeurt, eigenlijk is er comparatief onderzoek nodig). - - > wordt hierna
uitgelegd
2) Grote gelijkenissen:
- Doorbraak Westen 19e eeuw: op minerale grondstoffen gebaseerde IR en Europees
imperialisme
- Meeste vergelijkingen adhv China vs. Europa
o Voor 1800 waren de gelijkenissen groter dan de verschillen (landbouw,
staatsorganisatie, eigendomsrechten, markten, …)
o Waarom doorbraak Europa? (Pomeranz)
§ Heeft 2 kernregio’s vergeleken (Europa: Engeland & China: Yangtze-delta),
focuste zich vooral op textielsector (was meest belangrijke sector in de
industrie destijds).
§ Kernen waren toen evenwaardig op basis van productiviteit, machines, …
§ We moeten dus andere verklaringen vinden:
3
, • Europa koos voor een andere weg omdat Europa niet anders kon. Ze
worstelde met 2 grote bottle necks: tekort aan energie en tekort aan
grondstoffen om toenemende bevolking te kunnen blijven
opvangen* (zie hieronder)
- Schaarste energie: tekort aan hout & houtskool (en stijgende prijs), hout was nodig voor veel:
transportmiddelen, schepen, huizen, … en ook om andere productiematerialen te
produceren (vb. voor ijzer aan te stoken had je houtskool nodig-.
- Schaarste in grondstoffen: arbeid, voedsel & katoen. Europa probeerde dit in toenemende
mate zelf te produceren, maar werd moeilijk. Vandaar koloniaal verhaal: gaan weghalen in
andere delen van de wereld.
- Dus: handelskapitalisme en IR geen lang, progressief proces volgens Pomeranz noodzaak
- China: dit was veel minder noodzakelijk & minder innovatie-ruimte om op zoek te gaan naar
nieuwe grondstoffen & wou ook geen invloed andere cilturen.
EINDE LES 1
ð Bin Wong (1998, 2000)
o Grote verschillen inzake politieke organisatie van de landen
o Europa: rivaliserende staten, competitie (intern & extern), maximalisering winst en
macht, flexibel.
o China: eengemaakt, vooral agrarisch, elites kiezen voor status quo (Ming-dynastie),
sociale bescherming (van oudsher werd je vanuit het keizerlijk hof in zekere mate
sociaal gedekt, vooral om opstand te vermijden).
o Nieuwe manieren om sameleving te organiseren: bv. democratie (parlement met
volksvertegenwoordigers). (niet zo in China: 1 keizer die alles bepaalde)
3) Toenemende interconnectie:
ð Zijn meer recente publicaties die de Great Divergence vooral gaan toelichten adhv groeiende
contacten tussen Westen en het Oosten en die resulteren in een onevenwicht in
econnomische en politieke macht
o Europa verovert en domineert en integreert wereld in hun eigen economie
o Dit gebeurt niet via toestemming maar door verovering, onderdrukking, …
o Fundamenteel onderlinge ongelijke relaties
ð Werelddominantie Europa: interne en externe factoren
ð Contacten met buitenwereld veranderen de positie van Europa (periferie: nemen weinig deel
& kern: landen waar het echt om gaat).
ð 3 grote thema’s:
o Handel
o Technologie en kennis
o Staat
1. Handel:
ð Ongelijk mondiaal handelssysteem
o Europa heeft grote delen van de wereld gedomineerd, door geleidelijke groei.
ð Alliantie commercieel-financiële elite & assertieve mercantilistische staten (vanaf de
Middeleeuwen)
o Commercieel-financiële elite: de betere kringen, de adel. (rijkere families)
4