Parodontologie deel 1 samenva1ng
Parodontologie à
Is de tak v/d THK die zich bezighoudt met de preven<e, diagnose en behandeling van
aandoeningen aan het tandvlees en de onderliggende structuren die de tanden
ondersteunen.
Afgeleid van het Grieks:
Para = rond
odous = tand rond de tand (paradontologie)
Rol van de Parodontoloog à
tandarts die gespecialiseerd is in de preven<e, diagnose en behandeling van parodontale
aandoeningen (gingivi<s en parodon<<s). Getraind om complexe parodontale behandelingen
en chirurgische ingrepen uit te voeren om erns<ge paro te behandelen.
Houdt zich vaak ook bezig met implantologie.
Rol van de mondhygiënist à
Werkt nauw samen met de parodontoloog en speelt essen<ële rol bij de preven<e en
behandeling van parodontale aandoeningen. Voeren uit:
- Periodieke controles
- Diepte reinigingen (SRP)
- Herbeoordelingen na ini
- Voorlich<ng over mondhygiëne
- Instruc<es voor thuiszorg uit om de gezondheid van het tandvlees te bevorderen.
Mag en kan alles wat parodontoloog ook doet, met uitzondering van toedienen van
infiltra<e/geleidingsanesthesie (mag wel lokaal verdoven) en chirurgische behandelingen.
Parodon<um biedt de nodige ondersteuning om de tanden in func<e te houden.
Bestaat uit 4 hoofdcomponenten:
1. Gingiva
2. Parodontale ligamenten
3. Cementum
4. Alveolair bot
Zijn allemaal verschillend maar zijn samen een eenheid.
Orale slijmvliezen (mondslijmvlies) bestaat uit 3 zones:
1. Gingiva en bedekking v/h harde gehemelteà mas$catory
mucosa.
Is het deel dat alveolaire processen v/d kaken en nekken v/d
tanden omringt bedekt.
2. Dorsale gedeelte van de tong, bedekt met
gespecialiseerd slijmvlies
3. Mondslijmvlies dat de rest v/d mondholte bekleedt
Gingiva is verdeeld in:
- Marginale
- Aangehechte
- Interdentale gebieden
,Zijn specifiek gestructureerd om op de juiste manier te func<oneren tegen mechanische en
microbiële func<e
= barrière tegen binnendringen van microben en schadelijke stoffen in diepere weefsel.
Marginaal tandvlees (niet-vastzi]end tandvlees)à
• Is eindrand/rand v/h tandvlees dat de tanden als een kraag omgee^.
• ± 50% v/d gevallen wordt het afgebakend v/d aangrenzende
aangehechte gingiva door ondiepe lineaire depressie die de vrije
gingivagroef wordt genoemd.
• Marginale gingiva is ± 1mm breed en vormt zachte weefselwand v/d
gingivale sulcus. Meest apicale punt v/d marginale gingiva wordt
gingivale zenit genoemd. Apicocoronale en mesiodistale afme<ngen
variëren tussen 0,06-0,96mm.
Gingivale sulcus =
ondiepe spleet/ruimte rond de tand die begrensd wordt door tandoppervlak
aan de ene kant en het epitheel dat de vrije rand v/h tandvlees bekleedt aan
de andere kant. Is V-vormig en laat nauwelijks ingang v/e parodontale sonde
toe.
- Diepte van sulcus is belangrijke diagnos<sche parameter, onder
normale/ideale omstandigheden is diepte 0 mm of bijna 0mm (kan
alleen bij kiemvrije dieren/na intensieve en langdurige
plaquecontrole).
- Echte diepe van sulcus (bepaald in histologische coupes) is gerapporteerd als 1,8mm,
met varia<es van 0-6mm.
Met parondontale sonde wordt de afstand geschat waarop instrument binnendringt
à sondediepte.
Histologische diepte van sulcus is niet gelijk aan penetra<ediepte van sonde. Hangt af van:
sondediameter, sondeerkracht en ontstekingsniveau.
Aangehechte gingiva =
Is doorlopend met marginale gingiva. Veerkrach<g en stevig gebonden aan onderliggende
periosteum v/h alveolaire bot. Strekt zich uit tot losse en beweeglijke alveolaire mucosa;
afgebakend door mucogingivale junc<e.
Breedteà afstand tussen mucogingivale junc<e en parodontale pocket. Verschilt in
verschillende delen v/d mond:
- Grootst in het gebied van snijtanden: BK, 3,5-4,5mm en OK,
3,3-3,9mm.
- Smaller in de posterieure segmenten: BK 1e PM, 1,9mm en
OK 1e PM 1,8mm.
Mucogingivale junc<e blij^ gelijk gedurende hele volwassen leven.
Veranderingen i/d breedte van aangehechte gingiva worden
veroorzaakt door veranderingen in posi<e v/h coronale deel.
Aan linguale zijde v/d OK eindigt aangehechte gingiva op overgang
v/h linguale alveolaire slijmvlies, dat doorloopt met slijmvlies dat
mondbodem bekleedt.
,Pala<nale oppervlak v/d aangehechte gingiva i/d BK versmelt onmerkbaar met even stevige
en veerkrach<ge pala<nale slijmvlies.
Interdentaal tandvlees =
Beslaat gingivale embrasure (= 3D ruimte rondom
contactpunt of interproximale ruimte onder
tandcontactgebied).
Kan piramidaal (papil zich direct onder contactpunt) of col-vorming hebben (vallei-ach<ge
depressie die faciale en linguale papil verbindt en die overeenkomt met vorm v/h
interproximale contact)
Vorm van gingiva in bepaalde interdentale ruimte hangt af van aan – of afwezigheid v/e
contactpunt tussen aangrenzende tanden en afstand tussen contactpunt en de ossale kam.
Als er diasteem is, wordt gingiva stevig over interdentale bot gebonden om glad, afgerond
oppervlak zonder interdentale papillen te vormen. Vorm v/d papillen varieert ajankelijk v/d
afme<ng v/d gingivale embrasure.
Microscopische kenmerken
- Gingiva bestaat uit gelaagde plaveiselepitheel
Voornamelijk cellulair van aard, door weinig kera<ne
- En bestaat uit bindweefsel (onderliggende centrale kern)
Minder cellulair, en bestaat voornamelijk uit collageenvezels en grondsubstan<e
- Gingivaal epitheel
Spelen ac<eve rol in aangeboren afweer à ac<ef deelnemen van reageren op
infec<e, signaleren verdere reac<es en integreren aangeboren/verworven
immuunreac<es.
Reageren op bacteriën door verhoogde prolifera<e (groeien), verandering van
celsignalering, verandering in differen<a<e en celdood en, uiteindelijk, verandering
van weefselhomeostase.
Tandvleesepitheel bestaat uit con<nue bekleding van gelaagd plaveiselcelepitheel. 3
verschillende gebiedenà
1. Oraal epitheel
2. Sulculair epitheel
3. Junc<oneel epitheel
Belangrijkste celtype v/h gingivalepitheel is kera<nocyt. Andere cellen in epitheel: heldere
cellen of niet-kera<nocyten (langerhanscellen, merkelcellen en melanocyten).
Belangrijkste func<e gingivale epitheel =
Om diepe structuren te beschermen en tegelijker<jd een selec<eve uitwisseling met orale
omgeving mogelijke te maken.
- Bereikt via prolifera<e en differen<a<e v/d kera<nocyten
- Prolifera<e van kera<nocyten vindt plaats door mitose in basale laag en begint te
migreren naar oppervlak
- Differen<a<e omvat kera<nisa<eproces, bestaat uit biochemische en morfologische
gebeurtenissen die plaatsvinden i/d cellen terwijl ze migreren vanuit basale laag.
, Kera$nocyten
Belangrijkste morfologische veranderingen:
- Afplalng v/d cel met toenemend aan tonofilamenten.
- Koppeling van intercellulaire junc<es met produc<e van keratohyalinekorrels
- Verdwijnen v/d kern
Volledig kera<nisa<eproces leidt tot produc<e van orthokera<neach<ge oppervlakkige
hoornlaag die lijkt op die van huid.
Kera<nocyten zijn onderling gebonden door structuren aan celperiferie die de desmosomen
worden genoemd.
Niet-kera$nocytaire cellen
Zijn aanwezig in tandvleesepitheel, net als in andere malpighia-epithelia. (melanocyten,
langerhanscellen en merkelcellen)
- Melanocyten
• Zijn dedri<sche cellen die zich i/d basale lagen v/h gingivale epitheel bevinden.
• Maken melanine aan in organellen (gee^ pigment van tandvlees)
- Langerhanscellen
• Zijn dedri<sche cellen die zich op alle niveaus tussen kera<nocyten bevinden.
• Behoren tot mononucleaire fagocytensysteem als gemodificeerde monocyten
anoms<g uit beenmerg.
• Beva]en langwerpige granules en worden beschouwd als macrofagen met mogelijke
an<gene eigenschappen.
• Belangrijke rol in immuunreac<e
• Worden gevonden in orale epitheel van normale gingiva en in kleinere hoeveelheden
i/h sulculaire epitheel. Zijn waarschijnlijk afwezig i/h junc<onele epitheel van normale
gingiva.
-Merkelcellen
• Bevinden zich in diepere lagen v/h epitheel
• Herbergen zenuwuiteinden
• Verbonden met aangrenzende cellen door desmosomen
• Zijn geïden<ficeerd als tac<ele perceptoren
Basale lamina is permeabel voor vloeistoffen, maar vormt een barrière voor deeltjes. Orale
epitheel en sulculair epitheel hebben grotendeels beschermende func<e.
Plaveiselcelepitheel hee^ meer func<es en is van groot belang voor regula<e van
weefselgezondheid.
CONCL: Tegenwoordig wordt erkend dat epitheelcellen geen passieve toeschouwers zijn in
het gingivale weefsel; ze zijn eerder metabolisch ac<ef en in staat om te reageren op externe
s<muli door een aantal cytokinen, adhesiemoleculen, groeifactoren en enzymen te
synthe<seren.
Kera<nisa<e v/h mondslijmvlies varieert in verschillende gebieden:
- Gehemelte – meest
- Gingiva, ventrale/voorste aspect v/d tong en wang – minst