UROLOGISCHE EN GYNAECOLOGISCHE
DEEL GYNAECOLOGIE
LES 1: INLEIDING
LES 2: FYSIOLOGISCHE VERANDERINGEN TIJDENS ZWANGERSCHAP
INLEIDING
• Zwangerschap is geen ziekte
• Wel (tijdelijke) toestand die fysiologische veranderingen met zich meebrengen:
o Waar zwangere vrouw pijn, hinder, ongemak van kan ondervinden tijdens normale dagelijks
leven
o Waarmee rekening moet worden gehouden bij behandeling, sport, ADL,…
▪ Zwangere vrouw mag nog sporten, maar kan niet zelfde als niet-zwangere vrouw
o Waarvoor specifiek kinesitherapie moet worden opgestart
o Die ook na bevalling tijdelijke of permanente gevolgen kunnen hebben
• Dingen die tijdens zwangerschap veranderingen toebrengen aan lichaam en die daarna niet verdwijnen?
o Hyperlaxiteit (=> bekkeninstabiliteit)
o Lage rugpijn
o (Verkleefd) littekenweefsel
o Striemen (op buik) = bij mensen die op korte tijd enorm toenemen qua gewicht, huid kan niet
volgen moet uitzetten en onderhuids BW gaat scheuren
o Zwangerschapsdiabetes: verdwijnt na zwangerschap, maar daarna wel verhoogd risico op
krijgen van diabetes type 2
o Bekkenbodemspieren die verdwijnen/verzwakken
o Spataders
PERINATALE KINESITHERAPIE
• 9 beurten pre- en postnatale kinesitherapie per zwangerschap
• Prenataal:
o Info normaal verloop zwangerschap en bevalling
o Advies/aanpassen normale sportactiviteiten
o Preventie en behandeling van specifieke klachten:
▪ Bekkenbodemproblemen en bekkenpijn
▪ Rugproblematiek
▪ Oedeem
o Papa erbij betrekken (bv. aanleren bij puffen, persen, verhaal ook aan hem vertellen)
• Postnataal (start mag meteen na bevalling):
o Algemene conditie
o Algemene spierversterking, specifiek aandacht voor bekkenbodemspieren en spieren rond
bekkengordel (stabiliserende spieren, buikspieren)
o Begeleiden naar normale sportactiviteit
o Buikspieroefeningen: start vanaf 6 weken na vaginale bevalling en 8 weken na keizersnede
1
,NORMALE ZWANGERSCHAP – TERMINOLOGIE
ZWANGERSCHAPSDUUR
• Start vanaf eerste dag van laatste menstruatie (+ 2 weken, vanaf dan ben je pas echt zwanger. Na 1
week kan je niet zwanger zijn, eisprong duurt langer)
• Gemiddelde duur 280 dagen of 40 weken
o 5% bevalt op uitgerekende datum
o 75% bevalt in week rond uitgerekende datum
o Grens levensvatbaarheid 24 – 26 weken
o < 37 weken prematuur en > 42 weken postterm
• Waarom belangrijk om te weten hoe lang je zwanger bent/iemand anders? => bevallingsdatum kunnen
berekenen, om te kijken of bepaalde veranderingen van foetus aanwezig zijn
• “Officiële” verwachte verlosdatum wordt bepaald dmv echografie tussen 11 en 13 weken (alle embryo’s
standaard even groot, nog geen genetische invloed op afmetingen)
• Als iemand 8 weken zwanger is, maar er is geen hartactiviteit van foetus => miskraam
TERMINOLOGIE
BLASTOGENESE
• Ontwikkeling van zygote, celdeling en innesteling
• Van bevruchting tot embryogenese
• Niet vatbaar voor teratogenen = invloeden van buitenaf, zoals: alcohol, medicatie, infecties,
besmettingsziekte (toxoplasmose: bv. kattenziekte, parasiet die vnl op uitwerpselen van katten zitten.
Daarom mag vrouw geen rouw vlees, ongewassen groenten,… eten tijdens zwangerschap), CMV-virus
• Prenatale dood (groot % sterft al af bij blastogenese, vaak weten vrouwen niet eens dat ze zwanger zijn
geweest)
EMBRYOGENESE
• Ontwikkeling van 3e tot 8e week na bevruchting
• Start ontwikkeling van organen
• Zeer vatbaar voor teratogenen
• Belangrijke congenitale afwijkingen
FOETALE PERIODE
• Vanaf 9e week na bevruchting tot bevalling (vanaf 11 weken zwangerschap)
• Verdere ontwikkeling van organen
• Minder vatbaar voor teratogenen
• Functionele defecten/mineure congenitale afwijkingen
Na 12 weken is risico op kans op (grote) afwijkingen heel klein
2
,In 1e 2 weken na bevruchting zien we dat zygote zich verder onderverdeelt/splitst en zich daarna inplant in
baarmoeder. Vanaf 3e week na bevruchting beginnen hart en CZS zich te ontwikkelen. Vanaf 4e – 5e week zie je
dat ogen zich zullen beginnen te ontwikkelen en ledematen beginnen groeien. In 6e week ontwikkelen oren
zich,… In embryonale fase ontwikkelen meeste organen zich. Dit maakt dat embryo zeer vatbaar is voor
schadelijke stoffen en voor misvormingen. Infecties die tijdens embryonale fase voorkomen, kunnen groter
effect hebben dan infectie die zich in foetale fase voordoet. 6 weken na bevruchting zal er hartslag verschijnen
die te horen is op echo.
SECUNDAE – VLIEZEN
• Binnenzijde: amnion
o Dun doorschijnend vlies
o Bedekt vruchtholte, placenta en navelstreng
• Buitenzijde: chorion (plakt tegen baarmoeder)
• Vliezen moeten breken op moment dat je moet bevallen. Wat gebeurt er als die scheuren? =>
vruchtwater verlies (kan massaal scheuren, of kan met hele kleine scheurtjes)
• Wanneer vliezen scheuren, zou bevalling binnen 24u moeten plaatsvinden. Anders kans op infecties en
ook verlies van bescherming voor baby
• Scheuren van vliezen is aanleiding om meteen naar ziekenhuis te gaan
• Niet elke bevalling start met breken van vliezen, soms moeten ze kunstmatig gebroken worden
3
, PLACENTA
• A term (op moment van bevalling):
o Gewicht van 500 – 600g
o Diameter 15 – 25cm, dikte van 3cm
Moederlijk bloed komt in lacune en met blauwe pijl gaan
zuurstof en voedingsstoffen via concentratie gradiënten
of via carrier proteïnen naar spiraal arteriën van foetus en
gaat via navelstreng naar foetus. Deze verbruikt dit en
gaat terug via navelstreng naar placenta en wordt weer
uitgewisseld met bloed dat in lacune zit en gaat terug met
ader van moeder naar placenta om dan terug in
moederlijk bloed te komen = zo gebeurt UITWISSELING.
FUNCTIES
TRANSPORTFUNCTIE
• Aanvoer O2 en voedingsstoffen naar foetus + afvoer afvalstoffen en CO2 naar moederlijk bloed door
diffusie en actief transport
• Barrière voor schadelijke stoffen
o Placenta houdt niet alles tegen => drugs, medicatie (sommige), alcohol, sommige virale
bacteriële infecties,… gaan allemaal door placenta naar foetus
o Moeders die te veel koffie drinken => aangetoond dat foetus groeiachterstand heeft
• Transport is afhankelijk van:
o Concentratie van substantie in circulatie van moeder
o Transfermechanisme door celmembranen van placenta (bv. diffusie of actief transport)
o Concentratie van substantie in lacunae
o Beschikbaarheid van carrier proteïnen
o Concentratie van bloed aan foetale zijde van placenta
IMMUNOLOGISCHE FUNCTIE
• Opname moederlijke IgG-gammaglobulinen
o => foetus verwerft afweer tegen ziektes
o Pasgeboren baby wordt hierdoor nog niet zo vaak ziek. Antistoffen raken wel uitgeput en dan
is baby vatbaarder voor ziekten. Via borstvoeding krijgt baby ook daarna nog antistoffen mee
• Beschermt foetus en zichzelf tegen afweermechanisme van moeder
HORMONEN SYNTHESE
• Progesteron en oestrogeen
• Humaan placentair lactogeen hormoon (speelt rol in ontwikkeling van borstvoeding)
• Humaan choriongonadotrofine (HCG):
o Neemt werking van LH (= lactogeen hormoon) op corpus luteum over
o Verhindert luteolyse (= afbraak van corpus luteum)
o Stimuleert progesteronsynthese
4