o Examen: 1 actualiteitsvraag (actualiteit volgen)
o Volgorde kennen van de namen maar niet de data
H0 – Inleiding – Wat is ethiek?
§1. Terminologie
1. Etymologische (herkomst) aanloop: waar komen de woorden die we in de ethiek vandaag gebruiken vandaan:
termen lopen door elkaar in het Nederlands
Moraal (morele opvattingen in bep gemeenschap, beroepsgroep) – moreel (morele ideeën) – moraliteit (zegt iets over de mate waarin
morele normen worden gerespecteerd)
Ethos (geheel van normen en waarden van een samenleving) – ethisch - ethiek
Zeden – zedelijk – zedelijkheid
wijzen allemaal in dezelfde richting, maar verschillen
Bron: oorsprong vaak het Grieks
2 dimensies:
Ethos 1: verblijfplaats/omgeving van dieren Èthos 2: karakter, persoonlijke overtuigingen,
=> waar we ons thuis voelen; daarom gewoonte motieven (innerlijke beweegredenen) waarom
(wonen), een gebruik je iets doet of niet DOET
=> ethiek niet alleen te maken met wat mag en
wat niet mag maar meer wat zijn de
achterliggende ideeën (waarom iets immoreel
beschouwd en 100 jaar geleden bv. niet)
Ethos1 en èthos2 hoeven niet per se met elkaar overeen te stemmen
2. Moraal (ethos) => neutrale betekenis
= objectief beschrijfbaar systeem van gedragsregulering mbt wat goed of slecht is, geoorloofd of verboden bij
individu/groep (hoe moet je je gedragen in een bepaalde context); doordat je deel uitmaakt v/e groep ga je ook hun
gedragsregels aannemen en je ernaar gedragen (= socialisatieproces)
Het staat buiten ons, het is objectief
Bijvoorbeeld: Moraal = liegen is verkeerd => norm die we dus opleggen is dat je niet mag liegen (komt van de
waarde/het ethische principe van eerlijkheid die we koesteren in de samenleving)
3. Moraliteit
=> innerlijke overtuigingen (hoe handel ik, wat is mijn standpunt; standpunt vh subject)
4. Ethiek
= een systematisch-kritische (proberen dit min of meer samenhangend; systematisch & kritisch te doen) reflectie
over moraal en moraliteit
Praktische wijsbegeerte: weten omwille van het handelen (werkelijkheid zoals ze zou moeten zijn)
Theoretische wijsbegeerte: weten omwille van het weten (werkelijkheid zoals ze is)
§2. Vormen van ethiek
1. Descriptieve ethiek: beschrijven en verklaren van menselijk gedrag; welke waarden en normen zijn aanwezig
in een bepaalde situatie en hoe deze evolueren
Vaak via; menswetenschappen bv. psychologie, sociologie
=> Max Weber 19e-20e E; moderne bureaucratie = hoe meer organiseren = meer administratie
=> Durkheim 19e – 20e E; Le suicide
Case: L. Kohlberg (het Heinz-dilemma):
Belangrijke grondlegger van morele ontwikkelingspsychologie
Psychologische ontwikkelingen v mensen in morele opzichten onderzoeken adhv psychologische
testen (dilemma’s opleggen)
Bekendste voorbeeld: Heinz-dilemma (= dilemma voorleggen aan proefpersoon): Heinz werkt in een
apotheek, zijn vrouw heeft kanker, zal sterven en er is een medicijn maar die is veel te duur => mag
Heinz het medicijn stelen zodat zijn vrouw zal genezen?; wat leren we hieruit over de verschillende
types van mensen (= typologie)
, Stadia vd morele ontwikkeling (door dilemma’s op te leggen zoals Heinz-dilemma):
=> Bepaalde stappen komen altijd terug, ontwikkelt typologie:
Niveau 1: pre-conventionele niveau (gedrag gericht op vermijden straf want anders vervelende
situaties) => veel bij kleuters, lagere school
1 regels volgen uit gehoorzaamheid tov autoriteiten (bv. juf, mama zegt dat het niet mag)
2 goed is eigenbelang volgen (beter regels volgen, dat komt mij het best uit dan krijg ik bv. geen straf
of verkeersboete)
Niveau 2: conventioneel, sociale erkenning door conformiteit
3 goed is de verwachtingen v anderen vervullen en loyaal zijn
4 goed is de wetten respecteren, zijn plichten vervullen
Niveau 3: postconventioneel; richt zich op alg morele principes => omdat ik zelf overtuigt ben dat dit
het beste is (voor mezelf, de maatschappij, …)
5 Zich houden aan onderlinge afspraken en vermeerdering vh nut voor zoveel mogelijk mensen
6 goed is het volgen van autonoom gekozen, universele rechtvaardigheidsprincipes
=> Opvallend resultaat: vrouwen komen tot niveau 4 en mannen op niveau 6 => conclusie van
Kohlberg; mannen moreel hoogstaander dan vrouwen => zit impliciete normatieve claim/morele
stelling in onderzoek van Kohlberg (haalt morele conclusies uit wetenschappelijke vaststellingen)
<-> Feministische kritiek (Gilligan)
Menswetenschappen werken soms met een bias (vooringenomenheid/vooronderstellingen);
voorbeeld Kohlberg (ging ervan uit autonome universele rechtsvaardigheidsprincipes zijn moreel
hoogstaander dan niveau van 4; er zit in het model al een normatieve vooronderstelling)
2. Normatieve ethiek: waarop steunen morele normen, hoe kun je normen funderen, waarom gelden bepaalde
normen (waarom mag je niet liegen; waarom is dit zo?)
3. Meta-ethiek: reflectie over de reflectie/ethiek, nadenken over de manier waarop er binnen de ethiek wordt
gesproken, denken over het denken
1e invalshoek: Semantische/taalkundige invalshoek: betekeniswaarde van de woorden => in
hoeverre speelt de betekenis vd woorden een rol in de morele beoordeling bv. onnozel is vandaag
niet meer positief (vroeger onschuldig); morele lading kan verschuiven als de betekenis verschuift
2e invalshoek: Logica; op de logische samenhang van morele redeneringen bv. basisstelling (alle
mensen zijn sterfelijk, Socrates is een mens dus Socrates is sterfelijk; van algemeen iets naar een
meer specifiek iets) => regels van de logica aangepast worden als we over morele principes spreken?
§3. Vormen van normatieve ethiek
1. Algemene en bijzondere ethiek
Algemeen: alle mogelijke domeinen
Bijzonder: bijzonder domein als specifieke focus (bv. economie)
=> eerste deel algemene ethiek en de rest bijzondere ethiek
2. Individuele en sociale ethiek
Individueel: zit vaak bij algemene
Sociaal: vaak bij bijzondere
Les 2: Deel 1, hoofdstuk 1 (p. 24-30); 19/02
Deel I: basisthema’s uit de ethiek
H1: problemen voor een normatieve ethiek
=> Door; legitimeringscrisis en door onze leefwereld die postmodern is => minder vanzelfsprekend, blik van buitenaf
op onze dagelijkse werkelijkheid
§1. legitimeringscrisis
= de vraag hoe we de normatieve ethiek kunnen legitimeren (de fundamenten zelf van ethiek staan onder kritiek)
1. Paradox voor een actuele ethiek
= Paradox: schijnbare tegenstrijdigheid (lijkt tegenstrijdig te zijn)
, De aanspraken van een normatieve ethiek zijn in een paradoxale situatie
‘Morele crisis’ is van een andere aard dan de economische, politieke of mogelijk andere crisissen
Komt niet door/Geen loutere aantasting van trad W, niet omdat traditionele waarden verloren
zouden zijn gegaan
=> crisis mag niet zo oppervlakkig w bekeken
= ‘niet vroeger was het beter'; geen nostalgie naar vroeger
Komt niet door; we geen basisformulering hebben van wat we belangrijk vinden/wat onze morele
waarden zijn
Bv. we hebben basisteksten die we als moreel ‘goed’ beschouwen bv. verklaring vd rechten vd mens
(maar is vrij formele tekst, zegt iets bv. recht op onderwijs maar blijft zeer algemeen/formeel)
=> kunnen we wel volstaan met hele algemene teksten die onze waarden weerspiegelen?
Wel de crisis die we met de Paradox van Apel kunnen illustreren: “Universele, dwz intersubjectief
geldige ethiek obv solidaire verantwoording schijnt tegelijk noodz en onmogelijk te zijn”
o Ethiek die van toepassing wil zijn op alle mensen, die in zekere mate kan beargumenteerd kan
worden (geldig is)
=> lijkt noodzakelijk maar onmogelijk
o Te maken met de groeiende invloed/macht van wetenschap en techniek; dezelfde factor/oorzaak
(wetenschap) die maakt dat we meer nood hebben zorgt er ook voor dat we de vraag niet kunnen
beantwoorden
Macro-niveau: op wereldschaal; alles heeft met alles te maken (= planetaire
verantwoordelijkheid: over de gehele aarde)
Bv. 1986 Tsjernobyl; kerndeeltjes hier ook invloed hebben (voor eerst door kernramp ook effect
op ons), heeft wereldwijd effect
=> door wetenschap en technologie (bv. kernenergie) hebben we energie maar tegelijk
confronteert het ons met een toenemende verantwoordelijkheid (hoe meer we economisch prod
obv wetsch kennis hoe groter noodzaak om ethische afspraken te maken, zodat we de wereld in
goede banen kunnen leiden en zodat zulke rampen niet meer voorkomen)
o Waarom onmogelijker: voor wetenschappelijk onderzoek is er nood aan wiskundige methoden;
kracht vd wiskunde is omdat ze geen echte inhoud is (kan algemeen en breed toegepast worden)
is universeel maar zonder inhoud, ze zijn formeel en universeel toepasbaar
Ethiek behoort niet tot het wetenschappelijk en technologisch taalgebruik, ethische principes
(waarden) kunnen niet uitgedrukt worden in universele principes, kunnen niet algemeen en
breed toegepast worden maar is subjectief en voor elk individu anders (en worden zo als
irrationeel bestempeld)
hoe breng je het universele vd wetenschap en het particuliere/subjectieve van de ethiek tot
elkaar?
Micro-niveau: kleinere schaal, individuele keuzes; in relaties tussen individuen/mensen; in de
mate mensen indirect in contact staan met elkaar
Bv. in een traditionele samenleving had men het kenmerk om de dingen te behouden zoals ze
altijd zijn geweest; individu zal moeten doen wat de omgeving belangrijk vindt en men heeft
dus geen vrije keuze en dus ook veel minder verantwoordelijkheid
Nu: er is sprake van een toenemende verantwoordelijkheid, we eisen meer vrijheid en daarbij
komt ook een zekere verantwoordelijkheid bij kijken (bv. willen zelf onze partner kiezen)
Conclusie: onze samenleving is gekenmerkt door wetenschappelijke en technologische
ontwikkelingen die steeds meer verantwoordelijkheid vraagt op wereldniveau maar tegelijk zijn de
instrumenten bedreigd/problematisch omdat waarden en normen niet uit te drukken zijn in de
universele/algemene taal van de wetenschap
2. De disjunctie feit-waarde
=> feiten en morele principes vallen niet noodzakelijk samen
=> er is een scheiding (disjunctie) tussen feitelijke beschrijvingen van de wereld en morele
oordelen/waarden bv. als een handeling voor de dood zorgde van een ander is dat een feitelijke
beschrijving/feit maar of dit goed of slecht is hangt af van de morele waarden -> je kunt niet van een feit
naar een waarde gaan
, a. Logisch
1) disjunctie – logisch
funderen van een ethisch standpunt = formuleren van een conclusie; een dergelijke conclusie kan
niet op basis van louter feitelijke premissen
=> Waarden zijn niet uit de feiten per se af te leiden (probleem van de disjunctie tussen feiten en
waarden)
2) Het probleem vd disjunctie feit-waarde is echter niet te reduceren tot een formeel-logisch probleem;
historisch
De disjunctie tussen feiten en waarden heeft niet enkel een formeel logisch probleem = een
probleem van de moderniteit dat sinds D. Hume zijn intrede heeft gedaan
b. Historisch
Niet te reduceren tot een formeel-logisch probleem; typisch probleem van de moderniteit
Traditie (traditionele mens)
- Hier heeft disjunctie geen zin: bestaande orde met normen en waarden staan vast;
- Essentie (functie) => existentie (bestaan zelf) goed vervullen wat hun essentie is (waarvoor ze
bedoeld zijn, hun functie)
- Bestaan al uitgestippeld, weten al welke weg we moet, er staat een soort schema vast dat we
moeten volgen
- Hiermee staat ook(wat mij ertoe houdt om dit te vervullen is goed; bevordert redelijkheid, als
het er tegenin gaat is het slecht)
Modern
- Existentie -> essentie?
- Kenmerk van de moderniteit
- Wie we zijn ligt niet vast, moeten we zelf waarmaken en ontdekken en kunnen dus ook zelf keuzes
maken
- Essentie komt uit existentie/gaat eraan vooraf; wie ik ben/wat het betekent om mens te zijn weet ik
maar door te bestaan en doen
=> misschien zelfs aan het einde vh leven weten we het pas ; doordat ik het zelf kies wordt het
waardevol
3. De disjunctie doel-middel
‘Entzauberung der Welt’ (Max Weber); onttovering van de wereld
- Wereld verliest door wetsch en tech magische kracht
Bv. als ik spreek over krijtje dat valt denken we niet dat een kabouter die naar beneden trekt, we
weten dat dit de zwaartekracht is, we hebben antwoorden en kunnen niet meer zelf fantaseren over
wat het antwoord zou kunnen zijn
- Hoe meer we de wereld rondom begrijpen, hoe meer het zijn bijzondere positie verliest
- Ethiek: waar blijft er plaats voor ethiek; is niet alles voor de wetenschap?
- Doelrationaliteit: afwegen van middelen, gevolgen en alternatieven in functie van een doel
- Bv. wat is de beste manier om verkeersprobleem op te lossen (bv. nieuwe verkeersborden)
- Waardenrationaliteit: handelen dat beheerst w door geloof in objectiviteit van ethische of religieuze
waarheden
Bv. wanneer is iets waardevol voor ons is
(maar valt niet altijd perfect rationeel te duiden bv. kunnen niet helemaal verklaren waarom we iets
bv. lekker vinden dat een ander misschien niet lekker vindt; wat feit is, niet altijd waardevo =
disjunctie feit-waarde)
§2. schets van onze leefwereld als (post)modern/laatmodern
-> veel mensen hebben de overtuiging dat mensen niet meer weten waar de wereld naar toe gaat, dat we in een
overgangsfase
0. Laat-moderniteit/post-modern