Overzicht Filosofen
Deze personenlijst is niet volledig – ze bespreekt slechts de “belangrijkste filosofen”. Leer dus ook zeker de andere filosofen, vul zelf aan, en controleer dit
overzicht ook op fouten en onvolkomenheden.
Filosoof Periode / stroming Theorie
Plato 428-348 v.C. Kennisleer volgens de denkwijze van de meetkunde vormenwereld: hierin bestaat het basismodel, het
prototype van alle dingen op volmaakte wijze. Onze wereld vertoont slechts benaderende realisaties van
deze vormen, die vormen leiden een objectief bestaan in een aparte werkelijkheid. (Allegorie van de grot)
Volgens platonisten is een object mooi of goed, wanneer het meer dan een gewone gelijkenis met de
Vormen vertoont. Het lelijke, het immorele, het onrecht is dan een object of een situatie die van de ideale
Vorm afwijkt. De Vormen zijn kenbaar DUS is het mogelijk om het goede te kennen (ook toepasbaar op
staatsordening).
Plato’s mensbeeld: de redelijke ziel is afkomstig uit de Vormenwereld, ze heeft een goddelijk karakter en is
onverwoestbaar. Doordat de ziel in de vormenwereld alle vormen heeft gezien kan ze zich dat tijdens haar
aardse bestaan herinneren .
Aristoteles 384-322 v.C. Eerste grote systematicus, hij stelde zijn inzichten voor in cursussen.
(leerling van Plato) Kennisleer: hij aanvaardt de betekenis van de vormen als kennisobject, MAAR gelooft niet dat ze een
afzonderlijk bestaan zouden leiden, vormen bestaan alleen in de dingen zelf. De kennis van vormen
gebeurt via een abstractieprocédé : nadat we talloze, concrete, onvolmaakte benaderingen van cirkels
hebben gezien, vormt zich in onze geest het begrip ‘de volmaakte cirkel’. Het denkproces moest volgens
strenge regels verlopen en hij ontwierp hiervoor: de logica.
Ervaring is volgens Aristoteles eerder ‘ondervinding’, dat wil zeggen inzicht dat men verkrijgt door ouder te
worden en veel te hebben beleefd.
De wereldvisie is teleologisch; klemtoon op de doelgerichtheid die ogenschijnlijk in de wereld aanwezig is.
De wereld kan men verklaren door het doel aan te wijzen waarnaar alles streeft. De causale/ oorzakelijke
verklaring zette zich verder door bij de ontwikkeling van de moderne natuurkunde.
ethica en politiek: meer pragmatisch, meent dat de juiste inzichten uit de reflectie over de menselijke
activiteit zelf moeten groeien.
René Descartes 16e eeuw – rationalisme Wanneer men over de totaliteit van de wereld ware kennis wil verwerven, moet men beroep doen op de
methode van de wiskunde: vertrekken van begrippen en axioma’s die duidelijk, klaar en eenvoudig zijn.
Daaruit moet men dan, op deductieve wijze, tot stellingen komen.
Methodische twijfel: twijfelen aan alles, MAAR ‘Je pense donc je suis’. Het bestaan van een kennend object
staat dus vast.
Godsbewijs: Het volmaakte wezen waarvan ik mij een begrip kan vormen moet per definitie bestaan want
1
, Overzicht Filosofen
anders zou het niet volmaakt zijn. (= ontologisch godsbewijs van Anselmus)
De buitenwereld; daarover bezitten we heldere en duidelijke ideeën, maar dat betekent daarom niet dat
het ook bestaat; maar God heeft ons die ideeën ingeprent, en een volmaakt wezen zou ons niet bedriegen.
Dit rationalisme gaat meestal gepaard met nativisme, de opvatting dat de menselijke geest over
aangeboren ideeën beschikt. Het impliceert ook dualisme , de opvatting dat er twee substanties bestaan in
de werkelijkheid. Descartes aanvaardt misschien zelfs 3 substanties: het materiële, het denken en God.
Descartes heeft een mechanistische visie op de natuur: heel de wereld is beschrijfbaar met de principes
van de mechanica en dat de basisaxioma’s daarvan aangeboren zijn.
Spinoza 17e eeuw- rationalisme De methode om tot betrouwbare kennis te komen is degene waarin ons verstand zijn mogelijkheden ten
volle realiseert. Rede = datgene in de mens dat hem het dichtst bij God doet komen. (= Descartes)
Stelt dat de Bijbel een verzameling van historisch gesitueerde teksten is, die aangepast zijn aan het
bevattingsvermogen van de grote massa. Scheidt filosofie van theologie.
God is de substantie, de grondslag van de werkelijkheid, het uitgangspunt van het axiomastelsel v.d.
wereld. De substantie is iets dat op zichzelf bestaat, de dingen rondom ons ontstaan en vergaan en komen
dus door iets anders tot stand. De substantie is oorzaak van zichzelf en vertrekpunt van het denken. Er kan
maar één substantie zijn en die moet oneindig en eeuwig zijn. (= Pantheïsme, hij beschouwd God en
Natuur als 2 synoniemen)
De attributen: oneindig aantal zijnswijzen waarin de substantie zich uitdrukt. We kennen er 2 van: het
denken en het uitgebreide (materiële wereld). De concrete dingen rond ons zijn modi, die voortvloeien uit
de substantie. = parallellisme tussen denken en materie (2 verschillende attributen van God)
De vrijheid van de wil bestaat niet in Spinoza’s wereldbeeld want ook de mentale processen zijn
gedetermineerd. Alleen God is volkomen autonoom.
Ethisch ideaal voor de mens is dichter bij God komen en dus het verhogen van de autonomie. De hoogste
vorm van autonomie is redelijk denken. De hoogste ethische waarde is inzicht krijgen in de hoogste
werkelijkheid. Ultieme geluk: liefde tot het eeuwige, oneindige en onveranderlijke wezen
Staatsvisie = mechanicistisch. De Samenleving bestaat uit groepen en mensen met allerlei belangen, die
kunnen worden voorgesteld als krachten die op elkaar inwerken. MAAR: hij zegt dat de natuurtoestand
blijft bestaan, mensen blijven egoïstische wezens. Hij verdedigd democratie als enige staatsvorm.
Leibniz 17e-18e eeuw - Geen systeembouwer, Hij kende alle gebieden van de wetenschap en filosofie.
rationalisme Er bestaan volgens hem talloos veel substanties, deze noemt hij monaden. Ze hebben geen uitgebreidheid,
maar samenstellingen ervan kunnen wel materiële en uitgebreide kenmerken krijgen. Binnen elke monade
is er een soort ziel. Ze kunnen een ontwikkeling doormaken maar ze oefenen op elkaar geen invloed uit.
God is de hoogste monade: heeft alle andere geschapen dat ze met elkaar in Harmonie zijn, ondanks het
2