Deze samenvatting is een kort maar bondig en duidelijk overzicht met de belangrijkste punten van het vak VKR en LVC en bevat alle orgaanvakken t/m jaar 3 dus deze samenvatting is door alle jaarlagen te gebruiken.
Algemeen
Wat moet je kennen? Voorbeeldvragen
1. Het stappenplan 1. Stel de probleemlijst op
2. De 5+1 voorwaarden 2. Interpreteer de symptomen
3. DDx van de afgelopen vakken: 3. Wat is het hoofdprobleem?
a. Bloed 4. Stel de probleemdefinitie op
b. Huid 5. Geef in grote lijnen de DDx of beargumenteer
c. Digestie een gegeven DDx
d. Circulatie 6. Waarschijnlijkheidsdiagnose opstellen
e. Respiratie
f. Stofwisseling en endocrinologie inclusief PU/PD
g. Neurologie
Het stappenplan:
1. Zorg(hulp)vraag De probleemdefinitie bevat de volgende onderdelen:
2. Patiëntpresentatie • Signalement (leeftijd, ras, soort dier, geslacht)
3. Probleemlijst • Hoofprobleem
4. Hoofdprobleem • Ernst
5. Probleemdefinitie • Duur
6. DDx • Eventuele andere bijzonderheden zoals al ingestelde
7. Waarschijnlijkheidsdiagnose behandeling, veulen aan de voet etc.
8. Validatie (verificatie, falsificatie • Het is niet het opnoemen van alle verschijnselen uit de
en evt. bevestiging) van de probleemlijst!
diagnose
9. Behandelplan: stabiliseren,
curatief, preventie
10. Rapportage
11. Evaluatie Verificatie: zijn alle problemen op de probleemlijst verklaard?
12. Follow up (afspraken voor de Falsificatie: zien we alle problemen die bij het ziektebeeld horen?
toekomst maken en vastleggen) Bevestiging: is het nodig om de diagnose verder te bevestigen met aanvullende diagnostiek?
De 5+1 voorwaarden: Anamnese vragen Type 1 vs type 2:
De 5+1 voorwaarden hou je aan voor het 1. Iatrope probleem Type 1: ervaren dierenarts —>
uitvoeren van (dure) (nadere) diagnostiek: 2. Algemeen functioneren onbewust, niet uitgesproken,
1. Vraagstelling 3. Behandeling automatisch, snel, associatief,
2. Kennis van testmethode (techniek en 4. Huisvesting non-verbaal, herkenning,
uitvoering) 5. Koppelgenoten afhankelijk van omstandigheden
3. Mogelijke resultaten Type 2: minder ervaren —>
4. Betekenis (interpretatie) bewust, bespreekbaar,
5. Wat verandert uitslag aan beleid? gecontroleerd, op regels
+1 kosten! gebaseerd, abstractie veel hoger
Temperatuur
Hond: 38.0-39.0
Kat: 38.0-39.5
Konijn: 37.5-39.5
Paard: 37.4-38.0 Belangrijk om te kennen!
Pasgeboren veulen: 37.2-38.9
Veulen tot 1 maand: 37.5-38.5
Rund volwassen: 38.0-39.0
Kalf: 38.5-39.5
Volwassen zeug: 38.0-39.0
Pasgeboren big: 39.0-40.5
Vleesvarken: 39.0-40.0
, Laboratoriumdiagnostiek
De betrouwbaarheid van een testresultaat Kwalitatief vs kwantitatief
Er zijn drie parameters van belang om de Een testuitslag kan kwalitatief en
betrouwbaarheid van een testresultaat te bepalen: kwantitatief zijn.
1. De sensitiviteit —> het percentage positieve dieren Kwalitatief: geeft aan of een bepaalde
dat door de test ook als positief wordt herkend; de parameter of micro-organisme wel of niet
test zegt iets over het percentage vals-negatieven aanwezig is
2. De specificiteit —> het percentage negatieve dieren Kwantitatief: geeft getalsmatig een
dat door de test ook als negatief wordt herkend; de bepaalde hoeveelheid aan van de
test zegt iets over het percentage vals-positieven onderzochte stof
3. De prevalentie van de aandoening waarvoor men test
Opsporen van parasieten
Welke testmethoden heb je voor het opsporen van parasieten?
1. Centrifuge-sedimentatie-flotatie techniek (CSF): opsporen van eieren
2. McMaster techniek: tellen van het aantal wormeieren of soms het aantal oöcysten —> eieren per gram
feces (EPG)
3. Baermann techniek: opsporen van larven (longworminfecties) —> larven per gram feces (LPG)
Urine onderzoek
Urine wordt macroscopisch beoordeeld op:
• Volume
• Geur
• Kleur
• Helderheid
• Soortelijk gewicht: de concentratie van opgeloste stoffen in de urine welke samenhangt
met de geproduceerde hoeveelheid urine
Microscopisch wordt urine op het volgende beoordeeld: Een hoog SG geeft aan dat de nieren
• pH —> herbivoren hebben een hogere pH dan carnivoren de urine goed kunnen concentreren.
• Eiwit Een laag SG zegt niet direct of de
• Bloed en hemoglobine nieren wel of niet goed kunnen
• Bilirubine concentreren. Een sterk verhoogd
• Glucose SG kan duiden op dehydratie. Let op!
• Ketonlichamen Dieren met diabtetes mellitus
• Urobilinogeen, nitriet, leukocyten kunnen veel suiker uitscheiden
waardoor het SG wordt beïnvloedt.
Katten hebben sowieso onder stress
glucose in hun urine.
, Aantonen van antilichamen
Om specifieke antilichamen aan te tonen in een patiënt maken we
gebruik van het serum. Het aantonen van antilichamen betekent
niet per definitie dat een dier ook ziek is ofwel klinische klachten
vertoond. Sommige infecties verlopen sub-klinisch: het dier
vertoont geen klachten maar heeft wel bij infectie met een agens
een actieve immuunrespons waarbij er antilichamen worden
gevormd. Ook de hoeveelheid antilichamen kan worden aangetoond
in het serum, dit noem je de titer. Gepaarde sera:
Eerste serum —> acute fase van de ziekte
Voor het stellen van een diagnose bij een invididueel dier is Tweede serum —> 2 tot 4 weken later
het bepalen van een significante titerstijging noodzakelijk. Dit
heeft de volgende redenen:
1. De aanwezigheid van antilichamen in een enkel
serummonster kan het gevolg zijn van een reeds eerder
doorgemaakte infectie
2. Na infectie worden ook antilichamen gevormd
3. De test kan ook positief zijn door aanwezigheid van
maternale antilichamen in het geval van een jong dier Voorbeeld in de praktijk:
• Acute fase (eerste monster):
IgM vs IgG antilichamen hoge IgM en lage/geen IgG
• IgM antilichamen worden als eerste • Herstelfase (tweede monster;
geproduceerd na een primaire infectie T 2-4 weken later): verminderd
• IgG antilichamen verschijnen later dan IgM en significant (4x)
IgM en wijzen op een doorstaande infectie verhoogd IgG
of een langdurige immuunrespons
Wanneer heb je geen gepaarde sera nodig?
• De aanwezigheid van IgM antilichamen is een aanwijzing voor een recente infectie of vaccinatie
• Bij chronisch peristerende infecties is een positieve antilichaamtest een bewijs voor de infectie
met het betreffende agens (denk aan herpesvirus en HIV bij katten)
• In het kader van bestrijdingsprogramma’s wanneer er gebruik wordt gemaakt van DIVA vaccins
• Voor monitoring van niet-endemisch voorkomende infecties zoals MKZ en klassieke varkenspest
• Voor het bepalen van de immuunstatus van een dier en de eventuele noodzaak van een
(her)vaccinatie
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Lk2002. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €12,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.