Anatomie: inwendige organen
Inleiding (15 – 02)
Indeling van de lichaamsholten: 3 grote onder elkaar gelegen lichaamsholten (boven – beneden)
Borstholte (cavitas thoracica) thoraxorganen
Buikholte (cavitas abdominis) abdominale organen
Bekkenholte (cavitas pelvis) bekkenorganen
Deze lichaamsholten zijn aan alle kanten omgeven door gedeelten van de romp. Het grootste deel bestaat uit
spieren en bindweefsel (in de vorm van ribben bij thorax en bekkenbotten) de bindweefselruimte van de
borstholte gaan ononderbroken over in die van de hals terwijl de bekkenbodemspieren zorgen voor een
caudale afsluiting.
Opbouw van de lichaamsholten: iedere lichaamsholte kan worden ingedeeld in 2 ruimten
Holle ruimte: inwendige wand van de ruimte en uitwendige wand van de organen zijn bekleed met
een gladde, vochtige, spiegelende epitheellaag (sereuze vlies of serosa). Het gedeelte op het orgaan
noemt men het viscerale blad en het gedeelte van de wand noemt men het pariëtale blad. De organen
bewegen vrij en zijn met het meson verbonden aan de bindweefselruimte.
Bindweefselruimte: hierin bevinden zich vaten en zenuwen die van en naar het orgaan lopen. De
organen in deze ruimte zijn min of meer onbeweeglijk.
Deze opbouw geld voor alle lichaamsholten, maar de benamingen verschillen:
Thorax: bindweefsel ligt centraal in het mediastinum, waarin zich als sereuze holte de ruimte van het
hartzakje bevindt. Zijdelings liggen de beide sereuze pleuraholten
Abdomen: het bindweefsel ligt achter de sereuze holte, de peritoneale holte genoemd, in het spatium
extraperitoneale abdominis (retroperitoneale)
Bekken: het bindweefsel ligt zowel achter als onder de peritoneale holte in het zogeheten spatium
extraperitonelae pelvis (retro- en subperitoneale)
Lymfevaten: de linker driekwart van het lichaam wordt gedraineerd door de ductus thoracicus die in de
thoraxholte loopt. Chylothorax is een aandoening waarbij de thoraxholte volloopt met lymfevocht. Het andere
kwart wordt gedraineerd door de ductus lymphaticus dexter.
Opbouw van gedeelten van de sympathicus en parasympathicus voor de ingewanden: de neuronen van de
sympathicus liggen in de zijhoorn van het onderste gedeelte van het cervicale, het thoracale en het bovenste
gedeelte van het lumbale merg. Voor de ingewanden van de hals, de thorax en het abdomen is van de
hersenzenuwen alleen de n. vagus van belang. Zowel bij de sympathicus als bij de parasympaticus schakelen de
1e neuronen die afkomstig zijn uit het CZS in ganglia van het PZS over naar een 2 e neuron.
In de sympathicus vindt de overschakeling plaats in de grensstrenganglia (romp&extremiteiten), in
prevertebrale ganglia (ingewanden), in ganglia nabij de organen (ingewanden) of in de organen zelf
(bijnieren)
In de parasympathicus vindt de overschakeling plaats in de ganglia nabij de organen
Synopsis van sympathicus en parasympaticus: de sympathicus is het prikkelende deel van het autonome
zenuwstelsel en zorgt voor vluchtreacties. De parasympaticus coördineert de rust- en spijsverteringsfases van
het lichaam. de stimulatie leidt tot verschillende effecten bij de afzonderlijke organen.
orgaan sympathicus Parasympathicus
Hart Versnelling van de hartslag Vertraging van de hartslag
Longen Afname van bronchiaal secreet en Toename van bronchiaal secreet
verwijding van de bronchiën en vernauwing van de bronchiën
Maagdarmkanaal Verminderde secretie/motoriek Vermeerderde secretie/motoriek
Alvleesklier Verminderde secretie van het Vermeerderde secretie
endocriene gedeelte
Mannelijke geslachtsdelen ejaculatie erectie
1
,Schakelschema van het vegetatief zenuwstelsel: het centraal gelegen 1e neuron bevat zowel bij sympathicus
als parasympaticus acetylcholine als boodschapperstof. Bij de sympathicus wordt in de ganglia overgeschakeld
naar noradrenaline, in de parasympathicus blijft de neurotransmitter acetylcholine ook in het 2 e neuron
gehandhaafd.
Zenuwen en ganglia van het vegetatieve zenuwstelsel van de inwendige organen: ze vormen samen in de
buurt van de organen, in de lichaamsholten, structureel en functioneel gezien een nauwe eenheid. De 1 e
neuronen van de sympathicus liggen in de zijhoorn van het ruggenmerg. Hun axonen verlaten dit via de
voorwortel en lopen via de r. communicans albus naar het grensstrengganglion. De overschakeling kan op 3
plaatsen:
Voor de extremiteiten en de lichaamswand schakelen ze in de grensstrengganglia en lopen ze via de r.
communicans griseus terug naar het ruggenmerg
Voor de ingewanden lopen ze door de grensstrengganglia en schakelen ze in het prevertebrale ganglia
of de ganglia nabij de organen. Van hier lopen de axonen naar de organen
Voor het bijniermerg schakelen ze in het orgaan zelf
De 1e neuronen van de parasympaticus zijn afkomstig van de n. vagus of uit het sacrale merg. Ze schakelen
ofwel in de ganglia nabij de organen of in de inwendige organen zelf.
Overdracht van afferente pijnprikkels vanuit de ingewanden via de sympathicus en parasympaticus:
Pijnvezels van de sympathicus de pijngeleidende axonen vanuit de ingewanden lopen gezamenlijk
naar de grensstrengganglia en komen via de r. communicans albus in de ruggenmergszenuw terecht.
Ze lopen vervolgens via de achterwortel naar het spinaal ganglion. Hierna lopen ze verder naar de
achterhoorn van het ruggenmerg waar ze schakelen en zich aansluiten bij de pijnbaan
Pijnvezels van de parasympaticus de pijngeleidende neuronen liggen bij de craniale parasympaticus
in het ganglion van de n. vagus, bij de sacrale parasympaticus in het sacrale spinale ganglion S2-S4.
Hun vezels lopen parallel met de efferente vezels van de n. vagus. Ze sluiten dan centraal aan op de
pijnverwerkingssystemen.
Headzones: er bestaat een vermoeden dat afferente pijnbanen vanuit de inwendige organen en pijn van de
dermatomen in dezelfde neuronen in de achterhoorn van het ruggenmerg worden verwerkt. Hierdoor gaat de
stricte indeling in ontstaan en waarneming van pijn verloren. Dit fenomeen noemt men gerefereerde pijn. De
pijnimpulsen vanuit een bepaald inwendig orgaan worden op bepaalde huidgebieden geprojecteerd.
Enterisch zenuwstelsel aan de hand van de dunne darm: dit wordt als het derde zelfstandige onderdeel van
het vegetatieve zenuwstelsel beschouwd. Het bestaat uit kleine verbanden van neuronen die in de wand van
de darmbuis meerdere plexus vormen (plexus myentericus tussen de longitudinale- en kringspierlaag ; plexus
submucosus externus en internus)
Thorax (15 – 02)
Indeling van thoraxholte en mediastinum: 3 grote ruimtes en anteroposterieure doorsnede in beslag
Ongepaarde mediastinum (middengedeelte) wordt van boven – beneden onderverdeeld in
mediastinum superius en mediastinum inferius. Dit laatste ook nog eens ventraal – dorsaal in
mediastinum anterius, medium en posterius.
Gepaarde pleuraholtes (cavitates pleurales) links en rechts van het mediastinum zijn met een serosa
bekleed en bevatten de linker- en rechterlong. Ze worden volledig van elkaar gescheiden door het
mediastinum. Door de asymmetrische ligging van het hart breidt het mediastinum zich verder naar
links dan naar rechts, waardoor de pleuraholtes links kleiner zijn. Terwijl de pleuraholtes craniaal blind
eindigen, gaat het mediastinum geleidelijk over in het bindweefsel van de hals.
Systemen die het mediastinum binnenkomen en verlaten:
In het mediastinum superius komen nn. vagus en phrenicus, venen, oesophagus en trachea vanuit de
hals binnen terwijl arteriële takken van de arcus aortae en het halsgedeelte van de truncus
sympathicus het mediastinum richting hals verlaten
In het mediastinum inferius komen ductus thoracicus en abdominale vv. lumbales ascendentes door
het middenrif richting thorax binnen terwijl nn. vagus en phrenicus evenals gedeelten van het
sympathisch zenuwstelsel, de aorta en de oesophagus het mediastinum via het middenrif richting
abdomen verlaten.
2
,Indeling van het mediastinum:
Detail op het zijaanzicht is goed te zien hoe de linker boezem van het hart het mediastinum
posterius versmalt en in zeer nauw contact met de oesophagus komt. De ruimte tussen hartschaduw
en wervelkolom wordt in de radiologie de holzknechtruimte of retrocardiale ruimte genoemd.
Schematisch indeling van het mediastinum aanduiden (boven, onder, links en rechts)
Thymusklier: bevindt zich in het bovenste mediastinum en komt enkel voor bij kinderen. Belangrijk in het
immunologisch systeem om T-cellen aan te maken. Later wordt dit vet.
Projectie van het diafragma op de romp: in expiratiestand staat het middenrif tot de 4e rib omhoog, bij
maximale inspiratie kan het middenrif rechts bijna tot de 7 e rib zakken.
Vorm en opbouw van het middenrif: het middenrif wordt onderverdeeld in 3 gedeelten, het pars costalis –
lumbalis – sternalis, er heeft een koepelachtige opbouw. Aan beide zijden zijn nissen van verschillende diepten
te zien.
Openingen en spleten in het middenrif en hun klinische betekenis: het foramen venae cavae (Th 8) ligt in het
centrum tendineum en rechts van het mediane vlak, de hiatus aorticus (Th 10) en de hiatus oesophageus (Th
12) liggen in het pars lumbalis en in of direct links van het mediane vlak. De openingen ontstaan doordat…
De oesophagus en enkele grote vaten door het spierweefsel of door het peesachtige centrum van het
middenrif vanuit de thorax naar het abdomen lopen of omgekeerd
Omdat de spleten (zwakke plekken tussen afzonderlijke gedeelten) van het middenrif alleen zijn
afgesloten met bindweefsel waar enkele geleidingsbanen doorheen lopen.
Innervatie middenrif: het middenrif wordt voor het grootste gedeelte geïnnerveerd door de n. phrenicus. Deze
is afkomstig van de plexus cervicalis van de ruggenmergsegmenten C3-C5. Hij loopt naar de mediastinale pleura
en het pericard waarbij er somatosensibele vezels aftakken. Hij bevat vele efferente en minder afferente vezels
(voor de pijngeleiding vanaf de sereuze vliezen)
Arteriën van het middenrif de bovenkant van het middenrif wordt door 3 arteriën van bloed voorzien
a. phrenica superior ontspringt direct boven het middenrif uit de aorta thoracica en neemt het
grootste gebied voor zijn rekening
a. pericardiacophrenica ontspringt uit de a. thoracica interna, loopt dicht langs het hartzakje en
voorziet het middenrif via enkele takken
a. thoracica voorziet het middenrif van bloed via enkele directe takken of via de a. musculophrenica
de onderkant van het middenrif wordt van bloed voorzien door de a. phrenica inferior, de bovenste tak van de
aorta abdominalis
projectie van hart en vaten op de thoraxwand: de twee grote arteriële bloedvaten in de thorax zijn de aorta
en de aa. pulmonales. Op een röntgenfoto ligt de aorta ascendens in de schaduw van het sternum, de aorta
descendens is aan de linkerkant van het sternum te zien.
Delen van de aorta en ligging ten opzichte van trachea en oesophagus:
aorta ascendens ontspringt uit de linker ventrikel en is dicht bij het hart verwijd tot bulbus aortae
arcus aortae is de aortaboog tussen aorta ascendens en aorta descendens. Hij maakt een bocht naar
links en dorsaal en kan hier een vernauwing vertonen
aorta descendens bestaat uit de aorta thoracica en de aorta abdominalis
ligging van de aorta in de thorax: de aorta verzorgt met al haar takken alle organen. De wand is opgebouwd uit
talrijke elastische vezels die de basis vormen van de zogenaamde windketelfunctie (= het bloed dat met het
pulsritme uit het linker hart wordt gepompt, veroorzaakt een zeer snel rekken en verwijden van de aorta. De
aldus gerekte vezels trekken in een langzamer tempo weer samen). De ligging van de aorta ten opzichte van
trachea en oesophagus is in de diverse gedeelten van de thorax verschillend. Oorzaak hiervan is de kromming
van de aortaboog naar links en dorsaal. Het verst ventraal gelegen deel is de aorta ascendens. De aorta
thoracica passeert vervolgens boven de linkerkant van de trachea en loopt daarna links en later dorsaal van de
oesophagus voor de wervelkolom naar caudaal. Via de hiatus aorticus treedt de aorta thoracica door het
diafragma en gaat verder als de aorta abdominalis.
Windketelfunctie van de aorta: tijdens de systole wordt een deel van het slagvolume opgeslagen in de
elastische wand van de aorta, tijdens de diastole wordt deze opgeslagen energie weer afgegeven.
3
, Projectie van de vv. cavae op het skelet: de v. cava superior ligt rechts van de middellijn en verschijnt aan de
rechterkant van het sternum. Ze ontstaan uit de vereniging van de beide vv. brachiocephalicae, mondt vanuit
craniaal uit in de rechter hartboezem en maakt op de röntgenfoto deel uit van de hartcontour. De v. cava
inferior verloopt slechts over een zeer kort traject in de thorax, direct na het middenrif gepasseerd te zijn loopt
deze door het pericard en treedt van onderaf in de recht hartboezem. In de thorax heeft de v. cava inferior
geen aanvoerende takken.
Het azygossysteem: aangezien in de thorax beide vv. cavae samen nog altijd duidelijk korter zijn dan de aorta,
vindt de veneuze drainage van de thorax grotendeels plaats via het lange, craniocaudaal verlopende
azygossysteem. Rechts van de wervelkolom loopt de v. azygos en links de v. hemiazygos die in de v. azygos
uitmondt en deze mondt dan weer uit in de v. cava superior. Links boven in de thorax is nog een v. hemiazygos
accessoria ontwikkeld die direct of via de v. hemiazygos uitmondt in de v. azygos. Het azygossysteem neemt
venen op van het mediastinum en wandgedeelten van met name het middelste en onderste deel van de thorax
v. cava superior en azygossysteem in de thorax: de v. cava superior ontstaat rechts van het mediaanvlak
ongeveer ter hoogte van de overgang Th2/Th3 uit de vereniging van de beide vv. brachiocephalicae, die zelf uit
de vereniging van de v. jugularis interna en de v. subclavia ontstaan. Iets caudaal van de plaats van vereniging
mondt de rechts van de wervelkolom verlopende v. azygos van rechts en dorsaal uit in de v. cava superior. De
v. azygos ontstaat rechts, de v. hemiazygos links uit de v. lumbalis ascendens dextra en sinistra nadat deze het
middenrif zijn gepasseerd. De links verlopende v. hemiazygos kruist ter hoogte van Th7 de wervelkolom en
mondt uit in de v. azygos.
Ligging van de trachea, v. cava superior en azygossysteem: de v. cava superior ligt rechts van de trachea. De v.
brachiocephalica sinistra loopt voor de trachea langs naar rechts om zich met de v. brachiocephalica dextra te
verenigen. De v. azygos verloopt achter de rechter hoofdbronchus naar craniaal en maakt dan een bocht naar
ventraal om van achter in de v. cava superior uit te monden. De v. hemiazygos accessoria loopt achter de linker
hoofdbronchus naar caudaal en mondt ofwel alleen ofwel samen met de v. hemiazygos uit in de v. azygos.
Organisatie van symphaticus en parasympaticus in de thorax: de vegetatieve zenuwen in de thorax zijn ofwel
uit de truncus symphaticus ofwel uit de n. vagus afkomstig.
Organisatie van de symphaticus de oorsprongen van de sympathische vezels liggen in de zijhoorns
van het cervicothoracolumbale ruggenmerg (C7-Th1/L1-L2). Het axon loopt naar de in de thorax
paravertebrale sympathische ganglia, die via rr. Interganglionares met de truncus symphaticus
verbonden zijn. In de ganglia vindt deels de overdracht op het 2 e neuron plaats. Voor de sympathische
verzorging van de thoraxorganen zijn de ganglia thoracica 2-5 van belang. Vanuit alle thoracale ganglia
lopen vezels met de intercostale zenuwen naar de thoraxwand. Bovendien lopen vanuit de ganglia 5-
11 de nn. splanchnici major en minor naar het abdomen. De postganglionaire sympathische vezels
sluiten meestal bij de arteriën aan waarmee ze samen naar hun doelgebied lopen en vormen
netwerken op het betreffende bloedvat. De vezels lopen vervolgens naar de vegetatieve plexus bij het
doelorgaan, waar ook parasympatische vezels in opgaan.
Organisatie van de parasympaticus de n. vagus geeft de volgende takken voor de verzorging van de
thoraxorganen af (rr. Cardiaci naar de plexus cardiacus voor het hart ; rr. Oesofagei naar de plexus
oesofageus voor de oesophagus ; rr. Tracheales voor de trachea met de rr. Bronchiales naar de plexus
pulmonalis voor de bronchiën en longvaten). Nadat deze takken zijn afgesplitst, lopen de nn. vagi als
truncus vagalis anterior en posterior op de oesophagus en samen met deze door de hiatus oesofageus
naar het abdomen, waar ze talrijke organen verzorgen.
Overzicht van de zenuwen in de thorax: de truncus symphaticus loopt in de thorax direct naast de
wervelkolom. Postganglionaire takken van de truncus symphaticus lopen meestal met de arteriën in de thorax
naar de organen, waar ze opgaan in de respectieve plexus. De nn. intercostales verlopen geheel dorsaal en zijn
afkomstig uit de ruggenmergsegmenten 1-12 en treden telkens onder de 1 e-12e borstwervel uit. Ze verlopen
samen met de intercostale bloedvaten aanvankelijk langs de onderrand van de respectieve rib. Iedere
intercostale zenuw neemt postganglionaire symphaticusvezels op voor de vegetatieve innervatie van klieren en
bloedvaten. De nn. vagi verlopen in de thorax aanvankelijk in het vlak van de trachea, komen al takken
afsplitsend achter de beide bronchi principales terecht en gaan tegen de oesophagus aanliggen waarmee ze
door de hiatus oesofageus naar het abdomen lopen.
4