Vakdidactiek Frans:
H1: Visie op Frans
5 vaardigheden: luisteren, spreken, mondelinge interactie, lezen en schrijven
Receptieve vaardigheden: luisteren en lezen
- Zoeken
- Parafraseren & vertalen
- Structureren
- Samenvatten
- Interpreteren
Productieve vaardigheden: spreken en schrijven
- Reproduceren
- Produceren: gestuurd
- Produceren: geleid
- Produceren: open
Leerlingen moeten strategieën leren inzetten bij onbekende taal en eruit leren kiezen:
1) Modeling en sca olding (lln adhv vragen aan de slag laten gaan)
2) Gedeelde sturing
3) Losse sturing
Doeltaal = voertaal leren taal door instructies frequent te horen
Instructietaal: alle instructies in het frans maar het opbouwen: eerst enkel de instructies die je
frequent nodig hebt bv. Ook hulpmiddelen om de instructies te begrijpen bv. Een bladwijzer met
enkele standaard instructies op, visualisatie aan de hand van afbeeldingen (ecoute, regarde,
montre, dessine, entoure, ecris, complète, barre, recopie, …), lln het laten uitleggen in Ned,
gebaren, reactiespel, bingo, …
Less is more op vlak van inhoud
Veel herhaling en space repetition
Gevarieerd oefenen
Zintuigen betrekken
Lln emotioneel positief betrekken bij de taal
Semiauthentieke teksten in handboek maar verliezen authentiek karakter door in werkboek te
staan
Authentieke teksten: zijn vaak vakoverschrijdend, gaan over heden in Frankrijk bv =
aantrekkingskracht voor nieuw materiaal, buitenwereld in de klas brengen, uitspraak ander
persoon aanhoren, variatie werkworm, …
4 tekstsoorten (argumentatieve teksten worden NIET ingezet)
- informatieve teksten
- Prescriptieve teksten
- Narratieve teksten
- Artistiek-literaire teksten
Tekstkenmerken:
- inhoudelijke elementen (onderwerp en taalgebruikssituatie)
- Visuele ondersteuning/achtergrondgeluiden
- Formele aspecten (structuur en samenhang en lengte)
- Taalgebruik (uitspraak-articulatie-intonatie en tempo-vlotheid en woordenschat en taalvariëteit
Tekstsoorten en kenmerken bepalen complexiteit en bepaald ook verwerkingsniveau:
Kopiërend, beschrijvend (deze 2 moeten bereikt worden in het lager) , structurerend, beschrijvend
ff
, H2: Functionele kennis
Uitspraak en fonetiek:
Geen één-op-één relatie van grafeem en foneem
Lln ook in contact brengen met de taal in hoog tempo, de realiteit maar hen strategieën bieden
om hiermee om te gaan
Kapstok woorden kunnen helpen: kolommen met woorden eronder die hetzelfde worden
uitgesproken als het bovenstaande woord
Lln via boogjes de verbindingen laten aanduiden
Spelvormen om woorden met 2 verschillende klanken maar bv. Wel zelfde schrijfwijze van elkaar
te onderscheiden
Uitspraak oefenen door luidop lezen —> lln leren dat bij bepaalde letters een bepaalde uitspraak
horen —> beter zelf laten uitspreken, ander materiaal bv www.larousse.fr om uitspraak te
controleren
Ook een native speaker gebruiken (en ook zelf lezen op eigen tempo voor de lln)
Zowel klassikaal als individueel naspreken hebben voor-en nadelen
Di .: veel herhalen, woorden in zelfde kleur aanduiden met dezelfde uitspraak, gebaren, symbolen
bij uitspraak woorden
Nasale klanken oefenen bij lln door neus dicht te knijpen en ook grrrrr grom van leeuw laten
uitspreken, lln wijzen op gelijkenissen met het Nederlands als die er zijn, klank langer laten
aanhouden, tongbrekers!, poëzie, aftelrijmpjes, prozateksten, uitdrukkingen, …
Of programma FORVO: lln spreken zelf tekst in computer typt en controleren of iedereen elkaar
juist begrijpt
Uitsprakenfouten zijn NIET gelijk aan leesfouten
Uitspraak controleren bij spontane en normale spreken
Lk kan best gebruik maken van een evaluatie che: uitspraak, vlotheid, intonatie
Woordenschat:
Woord heeft 3 basisaspecten:
- Betekenis
- Vorm
- Gebruik
(Uitspraak, spelling, eigenschappen van woord(vervoeging, meervoud, …))
Ook collocaties beheersen: combinatiemogelijkheden met andere woorden oppikken
Taalgebruikssituaties:
- persoonlijke gegevens
- Dagelijks leven
- Relatie tot anderen
- Eten en drinken
- Tijd, ruimte en natuur
- Functiewoorden: voorzetsels en voegwoorden
- Hoeveelheidsaanduidingen
ff
fi