Strafrecht en strafprocesrecht Rechten 1e bachelor Louise Dobbelaere
SAMENVATTING STRAFRECHT EN STRAFPROCESRECHT
Boek 1
Titel 1. Algemene Inleiding
Hoofdstuk 1. Definitie
Het gaat in het strafrecht over verbodsbepalingen. Er worden pas straffen voorzien wanneer er echt een regel is
overtreden; iets wat niet mag. In het strafrecht spreken we van een verticale relatie; overheid tov individu.
Het strafrecht (in de brede betekenis): materieel strafrecht + strafprocesrecht.
Hiernaast neemt het internationaal strafrecht vandaag de dag ook een zeer belangrijke plaats
in.
Het materieel strafrecht: is het geheel der rechtsregels waardoor bepaalde gedragingen
strafbaar worden gesteld en gesanctioneerd. Hierbij staan 2 begrippen centraal: 1. misdrijven
(=de omschrijving van de strafbare gedraging) 2. straffen (=de bepaling van de straf). De
regels van het materieel strafrecht bepalen onder welke voorwaarden personen strafrechtelijk
verantwoordelijk kunnen worden gesteld en welke omstandigheden deze
verantwoordelijkheid kunnen uitsluiten of beperken + bepaalt tevens de toepasselijke sancties
en regelt hoe deze sancties in concrete gevallen door de rechter moeten worden toegepast.
In het verlengde hiervan liggen de regels van het strafuitvoeringsrecht die betrekking hebben
op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen.
Het strafprocesrecht: is het geheel van de procedurele spelregels volgens welke het materieel
strafrecht wordt toegepast. Het bepaalt door wie en op welke wijze de strafvordering wordt
uitgeoefend en op welke wijze het bewijs van een misdrijf wordt geleverd. Het bevat de
regels die bepalen welke rechtscolleges bevoegd zijn om te oordelen over schuld en straf,
welke rechtsmiddelen openstaan tegen de beslissingen van de strafgerechten, …
Het strafrecht richt zicht in hoofdorde tot de burger, in de vorm van verbodsbepalingen. Het
strafprocesrecht daarentegen is in de eerste plaats gericht tot de overheid, die belast is met
de toepassing van de regels uit het strafprocesrecht. Hierin onderscheidt het strafprocesrecht
zich van het gerechtelijk privaatrecht dat in hoofdorde tot particulieren gericht is.
Meer algemeen kan het strafrecht worden beschouwd als een sociaal controlemechanisme,
als een middel waarmee de maatschappij sociaal ongewenste gedragingen controleert. In deze
zin kan men het materieel strafrecht vergelijken met andere regels die ongewenst gedrag
onder controle trachten te brengen (bv. de moraal, administratieve voorschriften, ...) &
kunnen de controlemechanismen worden vergeleken met de controlemechanismen die aan de
hierboven vermelde regels zijn verbonden (bv. gezin, beroepsorganisaties, …).
Ook op internationaal niveau bestaan regels die tot het materieel strafrecht en het
strafprocesrecht behoren. Deze rechtstak wordt steeds belangrijker. Nationale rechters
moeten meer dan voorheen rekening houden met buitenlands strafrecht en met beslissingen
van buitenlandse strafgerechten. Langzaam maar zeker wordt de invloed van de EU zichtbaar
in het strafrecht.
Hoodstuk 2. Historisch overzicht
,Strafrecht en strafprocesrecht Rechten 1e bachelor Louise Dobbelaere
1. Archaïsche stelsels
(Prof gaat niet te diep in op het archaïsch gedeelte)
Strafregels zijn die dingen die niet mogen; waardoor we mensen ‘pijn’ mogen gaan doen. Dit heeft
niet altijd bestaan dat men vanuit een overheid straffen kan opleggen. Straffen is heel lang een prive-
aangelegenheid geweest. Dit bv. door boetes aan de schuldeiser = financieel afkopen. Je had de
Kanun: soort wetboek die voornamelijk de persoonlijke regelingen van de families betreft. +
talioprincipe!
Vroeger bestond het strafrecht uit een mengelmoes van godsdienstige en morele normen. De
voorloper van het strafrecht is het Talio-recht (oog om oog, tand om tand). Men streeft naar
een vergelding van het aangerichte kwaad en de loutering (terug een beter mens worden). In
ondergeschikte orde streeft men ook naar verzoening tussen (familie) van slachtoffer en
(familie) dader.
Het ‘strafrecht’ had toen een privékarakter. De wraakneming werd niet gedaan door de
overheid of door de vorst maar door (de familie van) het slachtoffer tegen (de familie van) de
dader. Overblijfselen hiervan zien we in het duel en de vendetta (regel geldt dat de eerste dag
na een moord wraak mag worden genomen op de hele familie van de moordenaar; vanaf de
tweede dag daarentegen mag enkel de moordenaar zelf nog gedood worden).
De kerk zou een grote rol spelen bij het bijleggen van bloedvetes (=familievete).
Er was toen nog geen sprake van proportionaliteit tussen misdrijf en sanctie en het
persoonlijk karakter van de straffen zijn onbekend. Het systeem is gebaseerd op het recht van
de sterkste. Alleen de sterkste families leven in veiligheid. Dit mondt vaak uit in oorlogen die
gehele streken onveilig maken.
Vandaag: Kan het slachtoffer zeggen dat er geen vervolging komt? Nee, het slachtoffer kan niet beschikken. In
ons recht is straffen een aangelegenheid van de overheid en de slachtoffers hebben hier niet veel met te zien.
2. Middeleeuwen
A. HET OUDGERMAANSE STRAFPROCES
Het strafrecht en strafprocesrecht evolueert mee met de machthebbers (mensen die de bevoegdheid hebben om
straffen uit te delen). Wanneer er een losse structuur is, wordt strafrecht zeer moeilijk. De overheid gaat zich in
de geschiedenis vaak beperkend opstellen tov straffen. Men ging proberen een conflict oplossen door rechters
aan te bieden die met de betrokkenen gaan praten; plaatselijk. Die moeten bepalen wat er gaat gebeuren, men zal
het conflict vaak laten oplossen door plaatselijke juryleden; het volk mag straffen. Vaak rondreizende rechters
die deze processen met jury’s begeleiden. Het Oudgermaansstrafproces was dus accusatoir.
Als reactie op het escalerend geweld dat volgde uit de privéwraaknemingen begint de
‘overheid’ (= in die tijd de feodale vorsten) vanaf de 13de eeuw op vele plaatsen middelend
op te treden. Dit uit zich onder meer in een verbod op privéwraakneming en de toepassing
van het beginsel dat enkel de dader van een misdrijf, niet zijn verwanten, aansprakelijk mag
worden gesteld.
Tussenkomst van de vorsten heeft tot doel de vrede tussen het slachtoffer en de dader (en hun
families) te herstellen. De vorsten gaan bemiddelen bij het tot stand komen van een
overeenkomst tussen slachtoffer en dader ter afkoping van de wraak. Het bedrag dat hiervoor
wordt betaalt noemt men de compositio (=bloedgeld). Ten voordele van de vorst werd een
,Strafrecht en strafprocesrecht Rechten 1e bachelor Louise Dobbelaere
soort heffing uitgesproken, fredus (=vredegeld) genoemd; dit kan worden gezien als een
eerste manifestatie van het publiekrechtelijk karakter van de straf.
In wezen was het oudgermaans strafproces een ritueel tweegevecht. Dader en slachtoffer
stonden in principe op gelijke voet.
Dit werkte met een systeem van rondtrekkende rechters, deze deden in het vorstendom
navraag over ‘misdrijven’ (=enquête du pays). Ze vroegen aan de bevolking om de personen
aan te wijzen die van een ‘misdrijf’ werden verdacht: in elk dorp of gehucht werd een groep
personen belast met het onder ede aanwijzen van eventuele verdachten. Men kon dit dus zien
als een soort jury.
De rechters hadden hierbij een louter passieve rol (te vergelijken met deze van een arbiter).
Het doel van de procedure was niet het ontdekken van de waarheid, maar het nagaan van de
reputatie van de beklaagde: men onderzocht hoe de betrokkenen ‘lag’ bij de bevolking en bij
God. Dit is geïnspireerd op de infamia-procedure uit het canoniek recht.
Het bewijsstelsel was fundamenteel verschillend van het hedendaagse. De bewijslast lag niet
bij de beklaagde, niet bij de vervolgende partij: de beklaagde moest zelf zijn onschuld
bewijzen. Nog een belangrijk verschilpunt: het irrationeel karakter van het bewijsstelsel,
waarbij vaak werd gesteund op bewijzen als de purgatio, de compurgatio en de
godsoordelen.
Vroeger waren er godsbewijzen, als God zei dat het zo was, was het ook zo; einde discussie.
De straffen in deze periode zijn gekenschetst door de ongelijkheid. De straffen waren
bijzonder wreed. De gevangenisstraf was bv. maar een middel om de ‘echte’ straffen (zoals
de doodstraf) uit te voeren. Er waren verschillende straffen en verschillende
uitvoeringsmodaliteiten naargelang van rang en geslacht van de dader. Er bestonden ook
vernederende straffen zoals de burgerlijke dood en de banning. Kenmerkend is dat de
strafuitvoering in het openbaar geschiedde. Executies waren in het openbaar en konden zelfs
postuum (=na de dood) plaatsvinden.
B. HET INQUISITOIRE STRAFPROCES
Als reactie op het irrationeel karakter van de bewijsvoering werden vanaf de 13de eeuw de
godsbewijzen op vele plaatsen verboden en zag men een geleidelijke vervanging van de
infamia-procedure door de inquisitoire procedure (ingevoerd onder invloed van het
canoniek recht). Zij werd gecodificeerd in de Constitutio Criminalis Carolina van Karel V, in
de Ordonnantie van Filips II en in de Grande Ordonnance criminelle van Lodewijk XIV. Zij
vormde de basis van het strafprocesrecht op het vasteland tot de Franse Revolutie.
Verlichting: Het inquisitoire systeem kende zijn hoogtepunt bij de absolutistische vorsten. Tijdens de verlichting
is hier reactie op gekomen; meer aandacht voor de rechtsbescherming van de burger. Vroeger: absolutistische
vorsten in de tijd van de franse revolutie. De straffen waren zeer wreed toen. Het had de functie om het verschil
te tonen tussen degene die de wetten maakt en degene die de straffen schendt. Straffen hebben dus altijd een
functie; ze weerspiegelen hier machtsverhoudingen. Geen macht voor individuen toen.
In Engeland daarentegen bleef het systeem van de rondreizende rechters behouden.
Hedendaags overblijfsel: de circuit courts of appeals in de VS. Het jurysysteem ontwikkelde
zich tot het systeem dat vandaag in de Angelsaksische wereld ruim verspreid is.
, Strafrecht en strafprocesrecht Rechten 1e bachelor Louise Dobbelaere
Het inquisitoire strafproces is gekenmerkt door de actieve rol van de rechter die de functies
van openbare aanklager en rechter cumuleert: toute juge est procureur général. Het doel van
de procedure is niet langer het onderzoeken van de reputatie van de beklaagde, maar het
vinden van de waarheid. De beklaagde wordt het object van het onderzoek, ipv het subject.
De bewijslast wordt omgekeerd: het is de vervolgende partij die het bewijs van het misdrijf
moet leveren; niet meer de beklaagde. Het proces verloopt grotendeels in het geheim, enkel
de strafuiting is openbaar. Irrationele bewijsvoering wordt vervangen door een strikte
bewijsreglementering. Er werd aan elk bewijsmiddel een bepaalde bewijswaarde verbonden +
er werden slechts bepaalde bewijzen toegelaten. Hoofdbewijsmiddel = de bekentenis.
Accusatoir proces Inquisitoir proces
Passieve rol van de rechter Actieve rol van de rechter
Doel: onderzoeken reputatie vd beklaagde Doel: vinden van de waarheid
Beklaagde is een procespartij (subject) Beklaagde is het object van het onderzoek
Proces gebeurt openbaar Proces verloopt geheim (enkel strafuiting
verloopt openbaar)
Irrationele bewijsvoering Strikte bewijsreglementering
Het inquisitoir proces werd echter voorbehouden voor de ernstige misdrijven, de ‘capitale’
misdrijven (=strafbaar met de doodstraf, met verbanning of met een zware lijfstraf). Minder
ernstige misdrijven werden ‘civilijck’ afgehandeld; dit gebeurde volgens een (strafvordelijke)
procedure die erg leek op een civiel proces en dus accusatoire kenmerken vertoonde. In een
civiel proces bestreden de beklaagde en de gerechtsofficier elkaar als gelijkwaardige partijen.
De rechter speelde een passieve rol. In capitale zaken daarentegen was de procedure volledig
inquisitoir: de verdachte werd het voorwerp van het onderzoek, dat grotendeels in het geheim
verliep.
Net zoals de infamia-procedure liep ook de inquisitoire procedure uit de hand. Gaandeweg
werd overdreven de nadruk gelegd op de bekentenis als bewijsmiddel. De excessen hiervan
tijdens de Spaanse Inquisitie zijn voldoende bekend. Reeds veel vroeger, vanaf de 13de eeuw,
werd foltering vrijwel overal aanvaard. Zij wordt zonder kritiek beschreven door
vooraanstaande juristen zoals Thomasius, Voet, Wielant, …
Zoals tevoren bleven de straffen wreed en ongelijk. Ze waren bovendien willekeurig omdat
ze niet op voorhand in een wettekst waren vastgelegd. Maar uit recent onderzoek blijkt dat
men met deze wreedheid en willekeur niet mag overdrijven; rechters waren bv. zeer
spaarzaam met doodstraffen en spraken liever geldboeten uit. Beulen waren erg onpopulair
en zeer moeilijk te vinden + vele van de wrede straffen konden worden afgekocht.
3. De Verlichting, het ‘revolutionair’ strafrecht en de codificaties van Napoleon
A. DE VERLICHTING
De verlichting is een reactie op de excessen van het AR.
Burgerlijke revolutie volgt na de periode van de absolutistische vorsten. Het uitgangspunt is het sociaal
contract: idee dat de goede burgers allemaal samen de staat zouden bouwen. We gaan wetboeken maken om te
zien wat niet mag; pas als dit is overschreden kunnen we straffen.
Reactie op:
1. De willekeur van de rechters