Autre
Arbeidsrecht Oefentoets: Organisatiestructuren en Arbeidsvoorwaarden
Établissement
Alfa-college
Bereid je voor op je arbeidsrecht examen met deze uitgebreide oefentoets! Deze toets omvat een breed scala aan onderwerpen, waaronder verschillende organisatiestructuren zoals lijn-, matrix- en projectorganisaties, en indelingen op basis van functies, producten en markten. Daarnaast worden essenti�...
[Montrer plus]
Publié le
25 juin 2024
Nombre de pages
12
Écrit en
2023/2024
Type
Autre
Personne
Inconnu
cao
internationaal
arbeidstijdenwet
ontslag
kantonrechter
uwv
lijnstaforganisatie
matrixorganisatie
projectorganisatie
Établissement
Alfa-college
Cours
rechten
Cours
Arbeidsrecht
Tous les documents sur ce sujet (2)
S'abonner
Envoyer un Message
€7,16
Ajouté
Ajouter au panier
Ajouter au liste de veux
Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien
Oefentoets Arbeidsrecht
Deel 1: Organisatiestructuren
Wat is een lijnorganisatie?
a) Een organisatie waarin elke medewerker één baas heeft en de lijnen van verantwoordelijkheid
duidelijk zijn.
b) Een organisatie waarin stafdiensten ondersteuning bieden aan de lijnmanagers.
c) Een organisatie met meerdere projecten en tijdelijke teams.
d) Een organisatie waarin divisies op productbasis worden gevormd.
Wat is een lijn-staforganisatie?
a) Een organisatie waarin elke medewerker meerdere bazen heeft.
b) Een organisatie waarin stafafdelingen ondersteuning bieden aan de lijnorganisatie.
c) Een organisatie met een platte structuur zonder duidelijke hiërarchie.
d) Een organisatie verdeeld in divisies gebaseerd op geografische gebieden.
Wat is een matrixorganisatie?
a) Een structuur waarbij werknemers afhankelijk zijn van één leidinggevende.
b) Een structuur waarbij werknemers rapporteren aan meerdere leidinggevenden voor verschillende
projecten.
c) Een organisatie met een duidelijke hiërarchische lijn.
d) Een organisatie met een centrale directie en verschillende autonome divisies.
Wat kenmerkt een divisiestructuur?
a) De organisatie is verdeeld op basis van geografische regio's.
b) De organisatie is verdeeld in semi-autonome divisies die elk verantwoordelijk zijn voor een product
of dienst.
c) De organisatie heeft geen duidelijke afdelingen.
d) De organisatie heeft alleen een topmanagement zonder verdere hiërarchie.
Wat is een projectorganisatie?
a) Een organisatie met een permanente hiërarchische structuur.
b) Een tijdelijke organisatievorm gericht op het realiseren van specifieke projecten.
c) Een organisatievorm waarin alle werknemers zelfstandig werken.
d) Een organisatie die uitsluitend op basis van productlijnen werkt.
, Wat houdt een functionele indeling in?
a) Een indeling op basis van producten.
b) Een indeling op basis van functies zoals marketing, productie en financiën.
c) Een indeling op basis van geografische gebieden.
d) Een indeling op basis van klantgroepen.
Wat is een productindeling?
a) Een structuur waarin de organisatie wordt verdeeld op basis van verschillende geografische
regio's.
b) Een structuur waarin de organisatie wordt verdeeld op basis van verschillende klantgroepen.
c) Een structuur waarin de organisatie wordt verdeeld op basis van producten of productlijnen.
d) Een structuur waarin de organisatie wordt verdeeld op basis van functies.
Wat is een geografische organisatie?
a) Een organisatie waarin functies centraal staan.
b) Een organisatie die is verdeeld in regio's of gebieden waarin elk gebied een eigen management
heeft.
c) Een organisatie waarin producten centraal staan.
d) Een organisatie die is verdeeld op basis van klantgroepen.
Wat is een marktindeling?
a) Een indeling gebaseerd op verschillende geografische gebieden.
b) Een indeling gebaseerd op verschillende producten.
c) Een indeling gebaseerd op verschillende klantgroepen of markten.
d) Een indeling gebaseerd op verschillende functies binnen de organisatie.
Deel 2: Organisatiecultuur
Welke cultuurtypen onderscheidt het model van Quinn?
a) Hiërarchie, Markt, Innovatie, Familie
b) Hiërarchie, Markt, Adhocratie, Clan
c) Macht, Rol, Taak, Persoon
d) Familie, Taak, Markt, Persoon