1. Nature, nurture, zelfbepaling en mindsets
1.1. Nature, nurture en zelfbepaling
Nature OF nurture:
o Nature: het gedrag en de ontwikkeling van de mens wordt vooral door aangeboren, biologische
factoren beïnvloed.
Voorbeeld: baby’s zijn mini - mensen die met alle wijsheid geboren worden.
Standpunt: een mens is nu eenmaal hoe hij is, ja kan dat niet zomaar veranderen
pessimisme over de ‘’maakbaarheid’’ of de “beïnvloedbaarheid” van de mens.
o Nurture: gedrag en de ontwikkeling van de mens wordt beïnvloed door omgevingsfactoren en
ervaringsfactoren.
Voorbeeld: je kan van een kind elk soort volwassen maken dat je wilt.
Standpunt: hoe een mens is, wordt bepaald door wat hij leert en heeft gevormd. Een mens
kan veranderen gedurende het leven.
o Geschiedenis: in de loop van de geschiedenis hebben extreme standpunten over nature en nurture
veel leed veroorzaakt.
Nazisme: rassen zijn biologisch gedetermineerd en dus niet allemaal gelijkwaardig. (nature)
Marxisme: klasseloze maatschappij die men alleen kan bekomen door de omgeving te
hervormen (nurture)
Na WO II: nature was niet meer aanvaardbaar en alles werd gezocht in de
omgevingsfactoren. (mens is bij de geboorte blanco en kneedbaar)
Voorbeelden:
Jongen opvoeden als meisje na problemen bij besnijdenis. (gender bepaald door de
opvoeding). Niet echt waar, wat hij voelde zich altijd een jongen.
Autisme komt door afstandelijke moeders tijdens de opvoeding (“refrigerator
mothers”). Nu weten we dat het een genetische aandoening is.
Eind 20ste eeuw: met het DNA konden ze aangeboren afwijkingen gaan bekijken (genetische
factoren). Men gaat nu voor alle ziektes in het DNA zoeken nature
Voorbeeld: homoseksualiteit wordt geen ziekte meer, men kan het een beetje in het
DNA zien.
, Naturen EN nurture:
o Of genen zich al dan niet ontplooien hang af van de opvoeding en omgeving. Genen en omgeving
kunnen we niet van elkaar loskoppelen. Onze genen zijn geëvolueerd om in te spelen op de
omgeving en dit is waarom het genetisch programma onderhevig is aan invloedsfactoren. De
omgeving kan de werking van bepaalde genen dus in of uitschakelen.
o Voorbeelden:
Obesitas: zowel genen als omgevingsfactor spelen een rol (vaak in dezelfde familie + je kies
wat je eet).
Adoptiestudies: lichaamsgewicht is meer te vergelijken met dan van de biologische ouders.
Tweelingstudies: het verschil bij een eeneiige tweeling ligt in de omgeving, omdat ze met
dezelfde genen geboren zijn. Verschillen bij een twee-eiige tweeling liggen in de omgeving,
maar dan ook in de genetische samenstelling. (tree identical strangers: zelfde DNA, maar
volledig anders door de omgevingsfactoren)
Voedselschaarste: weinig voedsel minder groeien. Meer voedsel meer groeien + meer
obesitas (bij de mensen die er genetisch gevoelig aan zijn)
Intelligentie: veel onderwijs intelligent. Wanneer iedereen dezelfde kansen heeft is
diegene die intelligent is genetisch bepaald.
Ontwikkeling taal: hangt af van de hersenen en de ouders die de moeite doen voor hun
kinderen om het aan te leren.
Sport: genen voor basket, tennis,…, maar je kan het ook leren, maar zal niet zo goed zijn.
o Nuture bepaald nature:
Genen veranderen enkel door mutaties en niet door ervaringen. De omgeving blijkt echter
wel een invloed te hebben op de genetische kenmerken (zoals trauma’s).
Angst wordt doorgegeven door gestreste hersenen en komt zo via het bloed in het erfelijk
materiaal. Epigenetisch verschijnsel (boven de genetica)
Voorbeeld: Hongersnood weinig eten laag geboortegewicht dit was nog te zien in de
eerst opvolgende generaties.
o Nature bepaald nurture:
We kiezen met onze hersenen onze omgeving. We gaan bij keuzes dan ook kiezen voor
dingen in overeenstemming met onze genetische constitutie (niche-picking) zoeken naar wat
we kunnen en graag doen.
Voorbeelden:
Kind sport goed aangemoedigd intenser sporten (meer ontwikkelen)
Kind leest aangemoedigd meer ontwikkelen
Zelfbepaling:
o Ons gedrag wordt door nature en nuture bepaald, maar er is ook nog een vrije wil, onze
persoonlijke inzet, doorzettingsvermogen, keuzes die we moeten maken, dit speelt dus ook nog een
rol.
o Het is invloed en controle hebben over wat er in je leven gebeurt door betekenisvolle keuzes te
maken. Op die manier bouw je ook een leven uit volgens persoonlijke voorkeuren, interesses en
waarden.
o Voorbeeld: Jonge atleet heeft vanuit nature de aanleg om fysieke inspanningen te leveren. Door
nurture (ongeval) belandt hij in een rolstoel. Dit weerhoudt hem niet om zijn leven uit te bouwen op
basis drie doelen die hij zichzelf stelt. De manier waarom hij richting geeft aan zijn leven en zijn
nature inzet in zijn nieuwe levensomstandigheden, dat is het gevolg van zelfbepaling.
,1.2. Mindset of het geloof in eigen kunnen
Intellectuele vaardigheden: mensen verschillen in achtergrond, ervaring, scholing,… Maar met een IQ
test zou je dit kunnen meten. Je intelligentie heeft geen vaste omvang, met oefening en training kun je je
inzichten vergroten. We kunnen onze kwaliteiten ontwikkelen.
o IQ = intelligentie
o EQ = emotionele
Mindset theorie:
o Fixed mindset: overtuiging dat de talenten onveranderlijk zijn en een gevolg zijn van aangeboren
eigenschappen.
o Growth mindset: geloof dat intellectuele capaciteiten ontwikkeld kunnen worden, je kan groeien in
iets.
Uitdagingen: anderen kant sterker uit komen.
Hindernissen: tegenslagen ontmoedigen niet, het zelfbeeld is niet gebonden aan succes.
Inspanningen: niet nutteloos, maar nodig om intelligentie te verwekken.
Kritiek/feedback: jezelf verbeteren en
capaciteiten opvullen.
Succes van anderen: streven naar het
leren van successen.
Mindset lln proberen veranderen: Lln zitten niet per se in één mindset, het is moeilijk om dit volledig te
veranderen. Ook is dit moeilijk aan de lln uit te leggen en zeker te veranderen in een grote groep.
o Proberen:
1. Focussen op leerdoelen in de plaats van prestatiedoelen (learning makes you stronger)
2. Zorgen voor succeservaringen, maar ook de lln laten leren omgaan met fouten. Negatieve
gevolgen van fouten verminderen.
3. Leerstrategieën aanleren, zo weten de lln hoe ze aan de slag moeten gaan.
4. Eerlijke en effectieve feedback die de lln aan het werk zet.
5. Sociale vergelijkingen vermijden, laten geloven in groei. (“bij de rest lukt het wel, probeer
opnieuw”)
6. Aanmoedigen voor persoonlijke verantwoordelijkheden te nemen voor hun schoolwerk.
o Effectieve feedback: prijzen van inzet en de lln als persoon
Veel effect, maar kan dus ook snel schade aanrichten.
Inzet prijzen (je hebt hard gewerkt) verhoogt het gevoel van ‘controle’ dat je hebt over je
eigen resultaat. (moeilijk voor leerkracht te beoordelen)
Lln als persoon prijzen: (slim zijn) geeft een lln minder het gevoel iets zelf gedaan te hebben.
Het zal niet tot een hoger niveau van ‘leren’ brengen, het is geen concrete tip.
Goede feedback stimuleert tot een andere kijk op falen en laat groeien naar een growth
mindset.
Mindset leerkracht: dit is zeer belangrijk. Als een leerkracht ervan uit gaat dat er geen evolutie is, zal dit
er ook niet zijn, maar als een leraar erin gelooft dat lln kunnen groeien, dan zullen de lln ook beter
, ontwikkelen. Je moet hoge verwachtingen koesteren en die ook bespreken, zo zullen de verwachtingen
van de lln ook groeien. (“teachers are among the most powerful influences in learning”)
1.3. Samenvatting
Nature en nurture zijn met elkaar verbonden en kunnen elkaar dus ook wederzijds beïnvloeden en hoe je er
zelf mee aan de slag kunt gaan in de zelfbepaling. De manier waarop je aan de slag kunt gaan met
uitdagingen en fouten, worden ingegeven door je mindset. Het veranderen van een mindset bij lln is niet
makkelijk, maar kan via tips. En de mindset van een leraar is zeer belangrijk om groei bij lln te bekomen.