Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Schema Civiele rechtspleging €7,16   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Schema Civiele rechtspleging

 13 vues  2 achats
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Schema Civiele rechtspleging gemaakt aan de hand van de college aantekeningen en de voorgeschreven literatuur. Ook de arresten die op het college zijn behandeld zijn hierin uitgewerkt.

Aperçu 4 sur 44  pages

  • Oui
  • 11 juin 2024
  • 44
  • 2023/2024
  • Resume
avatar-seller
Civiele rechtspleging schema

Het belang van burgerlijk procesrecht: het materiele recht moet kunnen worden
verwezenlijkt. In de praktijk zijn de feiten heel belangrijk, daar worden
procedures op gewonnen of verloren. Het bewijsrecht draait om het vaststellen
van de feiten.

Dagvaardingszaken  boek 1 Rv, titel 2.
Verzoekschriftprocedures  broek 1 Rv, titel 3.
Je mag geen bepaling uit de ene procedure toepassen op de ander, tenzij de wet
of de HR heeft gezegd dat dit kan.

Bewijsrecht  titel 2, negende afdeling (art. 149 e.v. Rv).
Art. 284 Rv: de negende afdeling van de tweede titel (het bewijsrecht) is van
overeenkomstige toepassing in verzoekschriftprocedures, tenzij de aard van de
zaak zich daartegen verzet:
 Aard van de zaak verzet zich bijv. in een verzoekschriftprocedure als je
maar een partij hebt (de verzoeker): voornaamswijziging.
 Bijv. de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer.
 Bijv. verzet door werknemer ontslag op staande voet, werkgever verweert
zich en doet een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding
arbeidsovereenkomst. De rechter richt zich dan gelijk op ontbinding en
hoef het bewijsrecht niet toe te passen, wel goed motiveren als hij dat niet
wil toepassen.
Ook in kort geding kan aan het bewijsrecht worden voldaan, er is geen beletsel
om het toe te passen, maar het mag ook niet worden toegepast.
In hoger beroep (art. 353 Rv en 362 Rv): in beide procedures geldt het
procesrecht van de eerste aanleg, dus ook het bewijsrecht.
In cassatie is het bewijsrecht niet van toepassing. De HR is geen feitenrechter.
Maar als de HR moet oordelen over de vraag of iemand wel ontvankelijk is in
cassatie, om dat vast te stellen kan het bewijsrecht wel een rol spelen. Het speelt
ook een rol bij de vraag of een rechtspersoon wel bestaat, of over een
opgeworpen exceptie, bijv. die van art. 224 Rv.

Waar de activiteit van de rechter steeds groter wordt, daar wordt de
partijautonomie steeds kleiner in het civiele recht. Dat er een procedure
plaatsvindt, dat bepalen partijen. Maar hoe die procedure plaatsvindt, hoe hij
wordt ingericht, daar hebben partijen minder en minder over te zeggen.

HR Dimopoulos/Erven Van Mierlo  er was sprake van wanprestatie (6:74),
maar lid 2 zegt dat er eerst sprake moet zijn van verzuim en een
ingebrekestelling. De rechtbank (toen nog hoger beroep) vond een briefje in het
dossier wat zij opvatte als een ingebrekestelling. Maar Dimopoulos had zich niet
op het specifieke briefje beroepen. Dat mocht de rechtbank niet doen i.v.m. art.
24 Rv. De rechter mag alleen maar beslissing op datgeen partijen ten grondslag
leggen. Je ziet hier een onderscheid tussen feitelijke grondslag (art. 24 Rv) en het
begrip feit (art. 149 Rv). Het briefje zat in het dossier, het was een feit (art. 149
Rv) dat de rechter bij zijn beoordeling mocht betrekken, maar het kan wel in het
dossier zitten, maar als een partij zich er niet op beroept en niet ten gronde legt
aan haar vordering, dan mag de rechter het dus toch niet gebruiken.
 Wet Vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht (Stb. 2024/62):
art. 24 wordt uitgebreid met lid 2: het wordt de rechter toegestaan om
ambtshalve met partijen de grondslag van hun vordering, verzoek of
verweer te bespreken.

1

,  Art. 19 Rv: hoor- en wederhoor.

 Art. 21 Rv: waarheidsplicht.
o Hier moet een partij zich ook bij de invulling aan de stelplicht aan
houden.
o De rechter kan ambtshalve oordelen dat dit is geschonden.
 Art. 22 en 22a Rv: de rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de
procedure verlangen dat partijen bepaalde stellingen toelichten en
bepaalde bescheiden overleggen. Dit kan geweigerd worden wegens
gewichtige redenen.
 Art. 23 Rv: beslissen op het gevorderde/verzochte. De rechter moet een
beslissing geven over alles was gevorderd/verzocht wordt, maar niet over
meer dan dat.

 Art. 24 Rv: ‘op grondslag van’ (verbod op aanvulling feitelijke grondslag:
grenzen van de rechtsstrijd). De rechter onderzoekt en bieslist de zaak op
de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering/verweer ten gronde
hebben gelegd.
o Een norm van openbare orde moet de rechter altijd toepassen, ook
als deze niet past binnen de rechtsstrijd zoals partijen die hebben
ingericht. De rechter moet ambtshalve toepassing van normen van
dwingend recht, maar niet van openbare orde, wel binnen de
feitelijke grondslag blijven.
 Art 25 Rv: ambtshalve aanvulling rechtsgronden. Hij moet voor een
vordering of verweer de relevante rechtsregel toepassen ook zonder dat
de belanghebbende partij op die regels heeft gewezen.
 Art. 26 Rv: de rechter mag niet weigeren een beslissing te nemen.

Bewijsrecht
Stellen, betwisten en bewijzen
1. Stellen
2. Betwisten
(Drempel)
3. Bewijslastverdeling
4. Bewijsaanbod
5. Bewijsopdracht
6. Bewijslevering
7. Bewijswaardering

 Art. 149 lid 1 Rv (o.a.): verbod op aanvulling feiten, tenzij uit de wet anders
voortvloeit. De rechter mag slechts die feiten aan zijn beslissing ten
grondslag leggen die in het geding ter kennis zijn gekomen, die aan hem
zijn gesteld en zijn komen vast te staan.
Feiten moeten komen vast te staan, zodat een rechtsgevolg kan vast komen te
staan. Daartoe moet de ene partij feiten stellen, als de andere partij niet wil dat
deze feiten komen vast te staan, zal hij de feiten moeten betwisten. Dit moet
beide gemotiveerd. Het zijn communicerende vaten: hoe gemotiveerder er is
gesteld, hoe gedetailleerder moet worden betwist. Art. 149 lid 1 tweede zin Rv:
feiten die door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet of niet
voldoende heeft betwist, dat moet de rechter als vaststaand beschouwen. Stellen
en betwisten is een drempel waar je overheen moet voordat je aan
bewijslevering toekomt.


2

,De gedaagde die gemotiveerd dient te betwisten heeft ook een
bewijsaandraagplicht (art. 128 lid 5 Rv) en is ook gebonden aan de
waarheidsplicht (art. 21 Rv). De bewijsaandraagplicht (art. 111 lid 3 Rv eiser)
dwingen partijen hun bewijspositie onder ogen te zien.

Stellen en betwisten (art. 149 Rv)
 Feiten en rechten
o Uit het materiele recht kan worden afgeleid welke elementen nodig
zijn om het ingeroepen rechtsgevolg teweeg te brengen, wat de
stelplicht in een concreet geval inhoudt.
 Enerzijds gesteld, anderzijds niet of niet voldoende betwist: feit staat vast
(geen bewijslevering nodig)
 Wel voldoende betwist? Feiten en rechten moeten conform Negende
Afdeling komen vast te staan (fase van bewijslevering).
 Anders: feiten of omstandigheden van algemene bekendheid (lid 2), die
hoeven niet worden bewezen
o Feit van algemene bekendheid: een feit die ieder normaal
ontwikkeld mens kent, of die voor ieder normaal ontwikkeld mens
eenvoudig toegankelijk is, via openbare toegankelijke bronnen. Het
moet gaan om niet specialistische kennis, of feiten waarvan de
echtheid in redelijkheid niet valt te betwisten.
o Ervaringsregels: die kun je een beetje over een kam scheren met
feiten van algemene bekendheid, maar bijv. dat iets wel eens
kwijtraakt in de post, is een typische ervaringsregel. Het gaat om
algemeen weten.
o Er is hier niet al te snel sprake van, het gaat om knip en klare feiten,
die in redelijkheid niet vallen te betwisten.
In een vonnis somt de rechter de voor hem vaststaande feiten op (art. 230 Rv).

Er zijn situaties waar aan een van beide partijen nog hogere eisen worden
gesteld omtrent de stelplicht  verzwaarde stelplicht (verzwaarde
motiveringsplicht). Dit wordt aangenomen in situaties waarin de wetenschap of
de gegevens omtrent de relevante feiten in overwegende maten berusten bij de
wederpartij van degene op wie het bewijsrisico rust, terwijl diegene vaak in
beperkte mate op de hoogte is en kan beschikken over de relevante stukken.
HR NNEK/Mourik  . De verzwaarde motiveringsplicht vind je met name in
situaties waarbij de twee partijen die tegenover elkaar staan een verschillende
informatiepositie hebben. De partij die eigenlijk moet stellen wat er gebeurd is,
die beschikt niet over deze gegevens. En die heeft de andere partij wel. Deze
zaak is een voorbeeld van de verzwaarde stelplicht, NNEK was een professionele
belegginsorganisatie en zij hebben Mourik te weinig geïnformeerd over de risico’s
(stelling). Dit betwist NNEK, en daar komt de verzwaarde motiveringsplicht. In
zo’n situatie wordt van NNEK (situatie van een consument belegger vs.
professionele beleggersinstelling), verwacht dat hij meer doen dan van hem op
normale gronden verwacht zou mogen worden, om die betwisting handen en
voeten te geven, om het meer te onderbouwen. De reden daarvoor is dat NNEK
beschikt over de gegevens over wat er in die tijd is gebeurd. Als ze daar niet aan
voldoen dan komen ze niet over de drempel van art. 149 Rv heen. Je hoort pas
achteraf dat je een verzwaarde stelplicht/motiveringsplicht hebt.
 Ander voorbeeld: patiënt spreekt arts aan
 Werknemer vordert achterstallig loon over gewerkte uren, schatting in
dagvaarding > werkgever beschikt over informatie dus dit had hij bij
betwisting moeten aanleveren.


3

,  Opletten: huurder, consument, patiënt, tegenover een professionele
instelling of persoon.
De rechter dient een sanctie passend te achten indien niet wordt voldaan aan
een verzwaarde motiveringsplicht, bijv.:
 Stellingen van de eiser als voorshands bewezen aannemen, behoudens
tegenbewijs.
 De feiten van de eiser als vaststaand beschouwen, omdat ze onvoldoende
zijn betwist.
 Bewijslast en bewijsrisico volledig omdraaien.

Bewijslastverdeling
• Nadat je de drempel van art. 149 Rv over bent, kom je toe aan de fase van
bewijslastverdeling.
• Wie moet wat bewijzen (art. 150 Rv)?  De partij die zich beroept op
rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de
bewijslast van die feiten of rechten. (Hoofdregel).
• Bewijslast en bewijsrisico  wie de bewijslast draagt, draagt ook altijd
het bewijsrisico. Bewijslast betekent degene die ingevolge art. 150 de last
draagt van het komen vast te staan van de feiten die hij gesteld heeft.
Bewijslast impliceert bewijsrisico, dat is altijd bij een en dezelfde partij.
Bewijsrisico houdt in dat je niet aan je bewijslast kunt voldoen.

Als bewijs is geleverd, dient de rechter daar een oordeel over te vormen om te
kijken of bewezen is wat bewezen moest worden: bewijswaardering, die is voor
de rechter vrij. De rechter dient wel te motiveren.

Op het moment dat de ene partij bewijs mag leveren, mar de andere partij altijd
tegenbewijs leveren (art. 151 lid 2 Rv). Tegenbewijs staat altijd vrij, tenzij de
wet het uitsluit. Tegenbewijs betekent ontzenuwen/twijfel zaaien (arrest
Ontzenuwen tegenbewijs).

Nieuw Vredenburg/NHL  zowel partijen als de rechter hadden een
deskundige benoemd. Die spraken elkaar tegen. Als je met verschillende
deskundige verklaringen wordt geconfronteerd, en die zijn tegenstrijdig, en je wil
aan een van die verklaringen meer geloofwaardigheid hechten, dat kan, maar
dan moet je wel goed motiveren en opschrijven waarom de andere deskundigen
het dan bij het verkeerde eind hebben. De bewijswaardering staat vrij, het hof
had de vrijheid een deskundige als doorslaggevend aan te merken, maar dan
moet je wel motiveren waarom de andere deskundigen het in dit geval het niet
bij het rechte eind zouden hebben.

• Bestrijdend verweer: de gestelde feiten of rechten worden betwist
(bestreden), waardoor het rechtsgevolg niet intreedt. Ze bestrijden het
gestelde van de eiser.
• Bevrijdend verweer: de gestelde feiten of rechten worden niet betwist;
er worden andere (nieuwe) feiten tegenover gesteld waardoor het
rechtsgevolg toch niet zou intreden (bevrijding van dat rechtsgevolg).
• Ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv draagt de partij, die het
bevrijdende verweer voert, de bewijslast van die feiten.
• Bijv. beroep op overmacht (of andere rechtvaardigingsgrond). Ja ik
ben tekortgeschoten, dat wordt niet betwist, dus in beginsel treedt
het rechtsgevolg in, maar dan het bestrijdende verweer).




4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur MerelVeldkamp. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,16  2x  vendu
  • (0)
  Ajouter