Bij de ziektegeschiedenis nemen we het signalement op van het dier en nemen we een
anamnese af.
1.1. Het signalement:
Dit bestaat uit de volgende onderdelen:
Diersoort
Ras
Geslacht (gecastreerd)
Leeftijd
Kleur, vachttype en aftekeningen
Tatoeëring of chipnummer
In de dierenartsenpraktijk bepaal je ook het gewicht; dat kan natuurlijk variëren, dus
moet geregeld gecontroleerd worden. Het is van belang in verband met het
voorschrijven van medicatie en bij de narcose.
Bijzondere kenmerken
De gegevens van het signalement zijn van belang omdat er bij bepaalde rassen bepaalde
aandoeningen (vaker) voorkomen.
Vaak zul je dit niet meer op hoeven te nemen omdat er meestal al een patiëntenkaart van
dit dier is in de computer of de kaartenbak van de dierenarts. Mocht de kaart er nog niet zijn
dan zul je hem zelf moeten maken. Bij de computer worden de gegevens netjes op een rijtje
gevraagd, maar er zijn nog steeds praktijken met een kaartenbak en dan zul je het rijtje van
het signalement zelf op moeten schrijven.
Probeer ook een brede rassenkennis te bezitten. Een eigenaar verwacht van jou dat je het
ras van zijn hond of kat kent.
1.2. De anamnese
Aangezien de patiënten zelf geen vragen kunnen beantwoorden over hun aandoening of
ziekte zul je het aan de eigenaar moeten vragen. Tijdens dit gesprek moet je dus ook de
betrouwbaarheid van de antwoorden proberen in te schatten.
De anamnese geeft je belangrijke informatie over de klacht en moet uit 3 onderdelen
bestaan in deze volgorde:
Inventariseren van de klacht: hoe is het begonnen, hoe is het verloop, is het dier al
behandeld.
Aanvullende vragen over het functioneren van het dier. Dus over eten, drinken,
ontlasting enzovoorts. Voorgeschiedenis van het dier.
Leefomstandigheden van het dier: dus taak en functie, behuizing, contacten met
andere dieren enzovoorts.
1
,2. De algemene indruk
Bij binnenkomst van een patiënt op de praktijk of in de spreekkamer krijg je al een eerste
indruk. Een indruk op afstand. Dit verstaan we onder de algemene indruk. Ook nu werken
we weer volgens een vast schema om niets te vergeten.
Gedrag : Hier verstaan we onder de reactie van het dier op de
omgeving. Helaas gedraagt het dier zich op een dierenartsenpraktijk vaak heel anders
dan thuis. Toch is het abnormaal als een normaal op de praktijk agressieve hond zich
nu als een lammetje laat onderzoeken. Vraag ook even aan de eigenaar of het gedrag
van de hond thuis anders is op dit moment. Daarnaast let je natuurlijk op alertheid bij
het dier. Een ziek dier is vaak niet erg alert meer op zijn omgeving.
Houding en gang : Een afwijkende gang valt vaak al op bij binnenkomst van het
dier in de spreekkamer. Dit kan zijn het niet of minder belasten van een of meer
ledematen, maar ook het lopen als een dronkeman. Soms komt het dier liggend
binnen in plaats van lopend. Bij de houding letten we op de stand van de ledematen
ten opzichte van het lichaam, de stand van de kop, oren en staart.
Voedingstoestand : De voedingstoestand kun je bij honden goed beoordelen aan
de ribben, de buiklijn en de taille, en de doornuitsteeksels van de wervels. Bij katten
is dit veel moeilijker. Ook bij konijnen is het erg belangrijk want een van de redenen
dat konijnen last krijgen van maden bij de anus in de zomer is omdat ze te vet zijn en
niet meer bij de anus kunnen om hun ochtendontlasting op te eten. We zien dus
dieren in variaties van veel te mager (cachexie) tot te vet (adipositas). Zeg dit
trouwens nooit zo tegen de eigenaar, deze is vaak diep beledigd als dit zo
onomwonden wordt gezegd!
Verzorgingstoestand: We kijken naar de vacht en of oren en nagels zijn bijgehouden.
Verder letten we op reinheid van oren, ogen en neus.
In het oog springende afwijkingen: Dit zijn bijzonderheden die direct opvallen. Denk
aan een grote tumor onder de buik of een kwijlende kat.
2
,3. Het algemeen onderzoek
Ook het algemeen onderzoek voeren we weer uit in een vaste volgorde:
Ademhaling
Pols
Temperatuur
Huid, beharing en hoornige structuren
Slijmvliezen
Lymfeknopen
Deze volgorde moet je altijd aanhouden. Stel je voor dat je eerst een kat gaat temperaturen
en daarna de pols opnemen. Ik denk dat deze dan snel te hoog is. Daarnaast geldt nu ook:
houd een vaste volgorde aan, dan kun je niets vergeten.
Bij het algemeen onderzoek maken we gebruik van de volgende diagnostische
mogelijkheden:
1. Inspectie = kijken in detail
2. Palpatie = betasten
3. Auscultatie = beluisteren
4. Percussie = bekloppen
Soms zul je bij dit onderzoek gebruik moeten maken van dwangmaatregelen om jezelf en de
eigenaar te beschermen. Denk eraan: een dode/gewonde onderzoeker kan een dier niet
helpen!
3.1. Ademhaling
Dit is het eerste wat we doen omdat het de minste onrust veroorzaakt bij het dier.
We beoordelen de bewegingen van de borstwand en de buikwand en letten op de volgende
aspecten van de ademhaling:
1. Type: ·De normale ademhaling bij een hond is een costoabdominale ademhaling
(=borstbuikademhaling). Deze wordt weergegeven in plaatje 3.1.A. Bij inademing
(=inspiratie) plat het middenrif af en worden de ribben door de tussenribspieren
naar buiten en naar voren bewogen. Bij uitademing (=expiratie) herstelt dit zich
passief door elasticiteit van het longweefsel en ontspanning van de spieren van
middenrif en ribben.
Kop
Staart
3
, Plaatje 3.1.A
Andere afwijkende ademtypes zijn de abdominale en de pendelende ademhaling.
Het abdominale ademtype zien we bij dieren waar de uitademing ondersteund moet
worden met een buikpers of als de borstholte pijnlijk is, bijvoorbeeld bij een pleuritis
(borstvliesontsteking).
Een pendelende ademhaling zien we bij dieren met een scheur in het middenrif, meestal
ten gevolge van een ongeluk. We zien het ook wanneer er vrij vocht om de longen heen
zit (liquothorax). Bij de inademing zet de borstkas dan uit en terwijl de buik invalt, bij
uitademing zijn deze bewegingen precies andersom. Wanneer de adembewegingen van
een dier geforceerd zijn spreken we van een dyspneu (= benauwdheid). Vaak zien we
dan ook dat de neus bij iedere inspiratie verder open gaat staan. Bij paarden wordt de
anus dan ook vaak naar buiten geperst.
Als een dier hijgt, heeft het dier een ondiepe ademhaling. Honden doen dit als het warm
wordt om hun warmte kwijt te raken. Het type kun je dan niet meer beoordelen.
2. Ritme : Normaal heeft de hond een regelmatig ritme. Bij jonge
honden zien we tijdens de slaap wel eens een onregelmatig ritme. Dit is niet
abnormaal.
3. Frequentie :
Normaalwaarden bij volwassen dieren in rust per minuut:
Hond:10-30
Kat: 20-40
Paard:8 –14
Rund:10-30
Konijn:50-60
De frequentie kan natuurlijk veranderen door een verandering in de omstandigheden
zoals zwangerschap, warmte, enzovoorts. We tellen de ademhaling gedurende minstens
15 secondes.
Plaatje 3.1.B Overzicht
van een borstkas
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur anouken. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €15,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.