Samenvatting Economie LWEO Havo 4, lesbrieven: Crisis, Vragers en Aanbieders, Jong en Oud en Werk en Werkloosheid
25 vues 0 fois vendu
Cours
Economie
Type
HAVO
Op basis van de methode LWEO legt deze samenvatting de volledige stof van Havo 4 uit. De lesbrieven die in de samenvatting aan bod komen zijn als volgt:
Crisis
Vragers en Aanbieders
Jong en Oud
Werk en Werkeloosheid
In deze samenvatting wordt doormiddel van voorbeelden de tekst een stuk he...
Bij een economische crisis is er meer aanbod dan vraag, een afname van het
consumentenvertrouwen en vrees voor een recessie (het productievolume (BBP) krimpt.
Als dit lang duurt, noemen we dit een depressie).
Bestedingen = totale vraag naar goederen en diensten door consumenten, investeerders, de
overheid, en het buitenland (=export). Bij het uitbreken van een economische crisis dalen de
bestedingen. Hierdoor daalt het productievolume.
Als het slecht gaat met de economie, kan de overheid besluiten om de economie te stimuleren:
- Overheidsbestedingen verhogen
- Belastingen verlagen
Gezinnen hebben zo meer te besteden. Er zijn alleen wel wat nadelen:
- Door meer uitgaven en minder inkomsten voor de overheid, stijgt de staatsschuld. Deze schuld moet
in de toekomst afgelost worden.
- Een hogere schuld, betekent hogere rentelasten. Mogelijk worden deze zo hoog dat er geen geld
over is voor andere zaken (zoals voor wegen, zorg etc.).
- Als de overheid veel leent, zou het rente% kunnen stijgen. Hier hebben bedrijven en gezinnen last
van.
Wanneer er een economische crisis uitbreekt, daalt het consumentenvertrouwen, waardoor
gezinnen minder gaan besteden.
Inflatie (algemene prijsstijging) =
hoeveel procent een gemiddeld gezin meer moet uitgeven om hetzelfde te kunnen kopen ten
opzichte van een jaar geleden. Het gevolg van inflatie is dat geld minder waard wordt en dat je
minder kunt kopen met een euro (dalende koopkracht) geldontwaarding.
Koopkracht = Hoeveel je in een land kunt kopen bijvoorbeeld met je loon. Met een
koopkrachtstijging kun je meer kopen met je loon dan een jaar geleden. Bij een koopkrachtdaling
stijgt je loon minder hard dan de prijzen.
Deflatie is een algemene prijsdaling. De prijzen dalen Consumenten stellen hun aankopen uit,
totdat de prijzen nog verder gedaald zijn Door de lagere vraag verlagen producenten de prijzen
verder uiteindelijk gaan bedrijven failliet.
Schaarse goederen = Er moeten offers geleverd worden om te produceren en kost dus geld.
Vrije goederen = Hier hoeven geen offers voor geleverd te worden. Het is vrij toegankelijk (lucht).
,Hout kan worden gebruikt voor een tafel en een deur. Hout is dus alternatief aanwendbaar.
In de economie wordt gekeken naar de bevrediging van behoeften d.m.v. schaarse goederen.
Behoeften zijn eindeloos maar middelen zijn beperkt.
Consumeren = het kopen van producten voor de behoeftebevrediging van de consument.
Investeren = het kopen van producten (bijv. machines) door een bedrijf om hiermee te produceren.
Je kunt kiezen voor 2 uur werken en 15 euro verdienen of 2 uur gamen en je kiest voor gamen, dan
zijn de opofferingskosten 15 euro.
Je kunt kiezen tussen 2 uur slapen en twee uur Netflixen, je kiest voor
netflix. De opofferingskosten zijn 2 uur slapen.
Budget = het totaal aan middelen (tijd, geld, producten) van iemand.
Zelden geeft iemand zijn/haar volledige budget uit aan 1 product. Er
wordt gebruik gemaakt van productcombinaties.
Crisis H2
Nadelen zelfvoorzienend: geen specialisatie, bepaalde goederen zijn niet verkrijgbaar en bepaalde
goederen worden duur (hoge productie kosten).
Door ruilhandel treedt specialisatie op. Hierdoor kunnen er (goedkoper) meer eenheden
geproduceerd worden. Er is sprake van wederzijds voordeel. Om te kunnen ruilen moet er een
ruilverhouding vastgesteld worden (6 broden tegen 1 shirt). De deal gaat alleen door als beide
partijen het eens zijn over de ruilverhouding. Dit heet directe ruil (ruil in natura).
Indirecte ruil: mensen gaan betalen met geld.
Transactiekosten = de extra kosten die gemaakt moeten worden om de ruil mogelijk te maken (Bijv.
het versturen van een pakketje). Soms zijn de transactiekosten zo hoog dat de ruil niet doorgaat.
Arbeidsproductiviteit (Apt) = de geleverde hoeveelheid werk per uur. Apt = productie : aantal uren.
De arbeidsproductiviteit kun je verhogen door Bijv. betere machines / gereedschappen aanschaffen,
scholing of specialisatie (arbeidsdeling).
,3 waarden van geld:
- Intrinsieke waarde: de waarde van het materiaal (waarde schommeling koperprijs stijgt)
- Nominale waarde: de waarde van het geld zelf (50 euro briefje = 50 euro)
- Reële waarde: hoeveel goederen je kunt kopen met het geld (waarde schommeling
inflatie)
Geld is een algemeen aanvaard ruilmiddel.
Bij Hyperinflatie (reële waarde daalt) schakelen mensen over op directe ruil of een buitenlandse
munt.
Chartaal geld = munten, biljetten
Giraal geld = geld op de betaalrekening/rekening-courant
3 functies van geld:
- Ruilmiddel: geld ruilen tegen goederen/diensten
- Rekenmiddel: de waarde van een goed/dienst
- Spaarmiddel: je kunt geld sparen
Absoluut voordeel = de taak waar jij het beste in bent.
Comparatief voordeel = de taak waar jij procentueel gezien het beste in bent als de ander allebei de
taken beter kan.
Banken hebben verschillende taken:
- Klanten kunnen een rekening openen (betaalrekening (geen rente) of spaarrekening)
- Geld lenen (persoonlijke lening of hypothecaire lening)
Uitgeleend geld komt uit 2 bronnen:
- Spaargeld wordt aan andere klanten uitgeleend
- Geldschepping door de bank
De bank kan niet onbeperkt aan geldschepping doen. Er is een voorgeschreven minimaal
liquiditeitspercentage.
Liquide middelen = geld dat de bank in kas heeft
RC – tegoeden = geld op de betaalrekeningen van klanten
Jong en Oud H1
, Als Tara ervoor kiest om op te ruimen en Sofie niet dan is Tara 70 minuten kwijt en Sofie 10 minuten.
Sofie profiteert hiervan en is de meelifter.
De dominante strategie is voor Tara niet opruimen en voor Sofie ook niet opruimen omdat dit het
minste tijd kost: 10 minuten is beter dan 30 minuten en 60 minuten is beter dan 70 minuten.
Ze ruimen beide de kamer niet op, dat kost hun 60 minuten. Als ze hadden afgesproken beide hun
kamer op te ruimen kostte dat maar 30 minuten. Dit noemen we een gevangenendilemma.
Als Paco en Zacco wel hadden mogen overleggen, hadden ze waarschijnlijk beiden gekozen voor
zwijgen. Ze zouden daarmee een bindende afspraak hebben gemaakt.
We onderscheiden de levensloop in 3 fasen:
1. Kinderfase
2. Ouderfase
3. Grootouderfase
Generaties zijn van andere generaties afhankelijk, bijvoorbeeld in hoeverre ze bereid zijn zich voor
elkaar in te zetten.
Jong en oud H2
Consumeren = het uitgeven van geld om de eigen behoeften te vervullen.
Sparen = ruilen over tijd (je geeft je geld nog niet uit)
Lenen = Je leent geld bij. De lening moet afgelost worden met geld dat je in de toekomst verdient.
(ruilen over tijd)
Voorraadgrootheden: hiervan wordt de waarde op een bepaald moment vastgesteld (zoals
spaargeld)
Stroomgrootheden: hiervan wordt de waarde over een langere tijd berekend (zoals rente over
spaargeld)
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur IlseAerts. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.