Ethiek
College 1, 12 februari
INLEIDING
1. Een eerste oriëntatie
Terminologie
- Zeden, moraal en ethos worden in praktijk gebruikt als
synoniemen THEORETISCH: De substantieven daarentegen
zijn geen synoniemen en verwijzen naar verschillende
niveaus van reflectie.
o Ethos: woon- of verblijfplaats van dieren of mensen
onder meer stal, weide (Waar we ons thuis voelen,
manier waarop we ons gedragen, maatschappelijke
dimensie)
o Èthos : gewoonte zede aard wezen, karakter, gewone handel-
en/ of denkwijze (attitude)
o Ethnos: groep levende wezens, een kudde dieren of
een groep mensen en daarvan afgeleid: volk natie
- Verwant vanwege een verband tussen sociale
groep, verblijfplaats en de levensgewoonten.
o Zedelijkheid en moraliteit hebben een normatieve en
evaluatieve betekenis DUS ze verwijzen naar zedelijke
normen of idealen die in het handelen al dan niet bereikt
worden.
o MORAAL (ethos): objectief systeem van gedragsregulering
met betrekking tot wat goed of slecht is, mag of verboden
is in een groep. Iets dat kan omschreven worden los van
het individu
o MORALITEIT: standpunt van het subject: kwalitatief niveau van
het handelen, handelingsbewustzijn. Verwijst nr de subject
dimensie
- Ethiek = Een systematische-kritische reflectie over moraal en
moraliteit
o VAN DALE: praktische wijsbegeerte die handelt over zedelijke
begrippen en gedragingen, over wat goed en kwaad is.
o Is het denken ook datgene waarover wij doen en is hetgene dat
wij doen hetgeen waarover wij denken, rechtstrreeks verband?
o Ethiek heeft altijd te maken met de spanning tss die twee
(moraal – moraliteit, object – subject)
Vormen van ethiek
1. Descriptieve ethiek of beschrijvende ethiek: probeert te beschrijven
hoe morele normen in een samenleving aanwezig zijn en hoe die
normen evolueren, totstand komen,…
o In de menswetenschappen (adam smith)
o In de moderne sociologie (max weber, emile durkheim)
o In de moderne psychologie 20ste eeuw
1
, Ethiek
• Wetenschappen hebben de neiging vh louter
beschrijvende, verklarende benadering van dingen over
te stappen nr een normatieve benadering vd dingen
• Vb hiervan: Kohlberg
Heinz-dilemma
3 niveaus typologie
Moreel: mannen > vrouwen -> 6) beter dan 4)
maar morele vaststelling dus mag eig niet
Kohlberg:
Hoe ontwikkelen mensen zich in morele opzicht?
Legde dillema’s voor aan proefpersonen waarin er zich een
moreel probleem voordoet en peilt nr antwoord waarbij het juiste
antw niet van belang is maar wel de argumenten of de positie die
ze innemen
Heinz-dillema: Heinz die medicijn wil stelen vr zijn vrouw
Door die dilemma’s krijg je stadia van de morele
ontwikkeling, er komt een patroon nl. dat bepaalde
stappen altijd opnieuw terugkomen, hij maakt een
empirisch onderbouwde typologie vd morele ontwikkeling
Typologie: 3 niveau’s
1. Pre-conventionele niveau: gedrag is gericht op
vermijden van straf, niveau vd kleuters die weten dat
ze bepaalde dingen niet mogen doen omdat daar straf
uit voortvloeit, eenvoudige morele dimensie
1) regels volgen omdat je weet dat er gevolgen zijn
2) goed is eigenbelang volgen
2. Conventionele niveau: sociale erkenning door
conformiteit, de regels volgen omdat het zo hoort, je
volgt ze omdat je weet dat je anders anderen zal
ontgoochelen als ik dat niet zou doen
3) goed is de verwachtingen van anderen vervullen en
loyaal zijn
4) goed is de wetten respecteren zijn plichten
vervullen
3. Postconventioneel: richt zich op algemene morele
principes vanuit het oog van alg belang of vanuit
inzicht in de geldigheid van alg morele principes
5) zich houden aan afspraken omdat dat uiteindelijk
het beste is vr de samenleving, we houden ons aan
regels omdat we van de juistheid ervan overtuigd zijn
6) goed is het volgen van autonoom gekozen,
universele rechtvaardigheidsprincipes
=> Ontdekt dat vrouwen komen tot “goed is wetten respecteren
zijn plichten vervullen” en mannen tot “goed is het volgen van
autonoom gekozen, universele rechtvaardigheidsprincipes”
Mannen zijn moreel > vrouwen
2
, Ethiek
Fout in het onderzoek: kohlberg zegt dat een bepaald type
van moreel gedrag is hoogstaander dan een ander type nl. 6.
-> hij zegt dat 6 beter is dan 4 en dit mag hij eigenlijk niet, hij
haalt morele vaststellingen uit wetenschappelijke conclusies
2. Normatieve ethiek: waarop steunen morele normen? wrm gelden
bepa normen?
3. Meta-ethiek: reflectie over de reflectie, nadenken over de manier
waarop er binnen de ethiek wordt gesproken en gedacht (van een
hogere orde)
o 2 lijnen hierin
1. Logica (log samenhang vd redenering)
• Alle mensen zijn sterfelijk -> Socrates is een mens dus
Socrates is sterfelijk
• Van een alg iets nr iets specifiek
• Gelden basisregels van de logica ook vr uitspraken
die iets zeggen over: mogen, moeten, niet mogen,
verbieden? Is de logica bij dergelijke uitspraken
dezelfde? Moeten de regels van de logica aangepast
worden als we over morele principes spreken?
2. Semantische invalshoek (betekeniswaarde van woorden)
Vb. Dukheim die over suïcide sprak en niet over
zelfmoord, taal speelt dus een rol id ethiek
• In hoeverre speelt de betekenis van woorden een rol
in onze morele beoordeling?
• Morele verschuiving van woorden
• Vb. het woord onnozel
Vroeger: onschuldig
Nu: niet zo positief
Morele lading vn woorden kunnen dus
verschuiven van bv iets pos nr iets neutraal
Vormen normatieve ethiek
a. Algemeen en bijzondere ethiek
Algemeen: kijken nr alle domeinen
Bijzonder: bepa domein bv economie, recht,
wetenschapsethiek
wij beperken ons tot: politiek, recht en economie
b. Individuele en sociale ethiek
Individuele: vaak bij algemene
Sociale: valt vaak onder bijzondere
College 2, 19 februari
DEEL 1
HOOFDSTUK 1 Probleem voor een normatieve ethiek
- Enkele fundamentele vragen over ambitie om een normatieve ethiek tot stad te
brengen
3
, Ethiek
- Die vragen hebben te maken met
1. Legitimeringscrisis: op grond waarvan, wat zijn de fundamenten waarop zo’n
normatieve ethiek berust, crisis: de legitimering, fundering of grondslag voor
een normatieve ethiek is niet vanzelfsprekend
2. Onze leefwereld als (post)-modern: bij een heleboel mensen leeft de
overtuiging dat we in een overgangstijd zitten, niet zo een duidelijke tijd, niet
weten hoe het verder evolueert
3. (Toenemende technocratie)
4. (Ethisch relativisme: omtrent morele kwesties bestaan er veel versch
opvattingen)
Legitimeringscrisis:
De fundamenten van ethiek zelf komen onder kritiek te staan, wat is de
draagwijdte nu van ethiek? Wat zijn manieren om paradox te formuleren?
1.De paradox van Apel, 2. De disjunctie feit-waarde, 3. De disjunctie doel-
middel
1.De paradox (= schijnbare tegenstrijdigheid) voor een actuele ethiek: de
claims, aanspraken van een normatieve ethiek zijn in een paradoxale
situatie terechtgekomen
Er zijn altijd al crisissen geweest bv economische, culturele,
politieke en belangrijkste hier morele crisissen
Morele crisis mogen we niet te oppervlakkig of eenvoudig
inschatten -> het is nl niet:
a) Een loutere aantasting van traditionele waarden
niet gewoon ‘vroeger was het beter’ het is niet een soort
nostalgie nr vroeger
dingen veranderen voortdurend dus je moet veronderstellen
dat de bevolking in staat is om met die verandering om te gaan,
in de mate dat onze wereld alsmaar sneller evolueert lopen we
het risico dat een aantal mensen niet kunnen volgen bv de
digitale wereld Het evolueren van de wereld is vr sommigen
frustrerend
b) Het ontbreken van een dergelijke herformulering
EVRM is een tekst uit 1948 waarover we het allemaal eens
zijn, de grondwet ook, we zijn het er niet allemaal volledig mee
eens maar het is wel een soort basistekst, iets wat we als
moreel goed beschouwen
de morele crisis gaat niet over de aard van de tekts, hij is vrij
formeel en algemeen DUS de vraag is of we in de moraal wel
volstaan met formelen, algemene uitspraken? Maar hiernaar
verwijst de morele crisis niet
De paradox waar de prof het over heeft is fundamenteler, hij
maakt hierbij gebruik van de paradox van Apel
Een universele, dwz. intersubjectief geldige ethiek op basis
van solidaire verantwoording schijnt tegelijk noodzakelijk
en onmogelijk te zijn
Universeel = tussen alle mensen
4