Bachelor 2
HART EN VATEN
1. Verschillen linker- en rechterventrikel: Intraventriculaire drukken, voor- en nabelasting, arbeid
en wanddikte ventrikel.
➔ Linkerventrikel
o Intraventriculaire drukken
▪ 120/8
o Preload = 8?
o Afterload = Systemische druk = 120/80
2. Harttonen: oorsprong en relatie met hartactie van 1e 2e 3e en 4e harttoon.
➔ 1e = sluiten mitralis-tricuspid klep
o Luider dan S2?=> mitralis stenose
➔ 2 = sluiting aorta-pulmonalis klep
e
➔ 3e = snelle vroege vulling van het linker ventrikel
o Hartfalen, mitralis of aortainsufficientie.
➔ 4 = atriale contractie
e
o LV hypertrofie, cardiomyopathie
o Te horen bij verhoogde LVEDP
,3. Principe van depolarisatie en prikkelgeleiding in de hartspier. Alsook rol van sinusknoop
➔ Prikkelgeleiding gebeurt via gap-junctions.
o Purkinjevezels (bleek cytoplasma, grote diameter)
o His bundle
➔ Depolarisatie start als er genoeg Ca2+ channels geopend zijn door een hoog genoege
impuls.
➔ De sinusknoop:
o = Slow response action potential via Calcium influx.
o Fase 0 = slow depolarization
o Fase 3 = repolarization
o Fase 4 = hyperpolarization activated pacemaker current If.
o PACEMAKER FUNCTIE
4. Hartritme: normaalwaarden, regulatie, reflexen
➔ Normaalwaarden
o 60-100bpm
➔ Regulatie via
o OS stijging van inotropie, chronotropie en dromotropie via B1,B2,A1 receptoren
(Norepineprhine)
o PS verminderd inotropie, chronotropie en dromotropie via M2 receptor (Ach)
o Humorale factoren
▪ Circulerende catecholamines (A, NA)
▪ RAAS
▪ Atrial natriuretic peptide (ANP)
▪ Vasopressine (ADH)
➔ Reflexen
o Baroreceptor reflex
▪ Receptor firing stijgt? (Hogere drukken, carotismassage)
- Minder OS
- Meer PS
▪ Receptor firing daalt? (Lage drukken)
- Meer OS
- Minder PS
o Bainbridge reflex
▪ Atrial stretch => vagale afferenten naar vasomotor center:
- STIJGING HARTFREQUENTIE EN CONTRACTILITEIT
o Cushing reflex
▪ Hoge intracraniële drukken?
- Stijging perifere weerstand = symp VC en reflectoire Bradycardie
o Pijnreflexen
▪ Angina pectoris
- OS activatie = hoge bd, tachycard, zweten
▪ Trauma of viscerale distensie
- PS activatie => circulatoire shock
▪ Cold pressor response
- Arm of been in koud water = OS activatie => stijging BD.
o Bezold Jarisch reflex
▪ Cardiale receptoren => bradycardie en hypotensie.
- Bij rechtstaan, eerst werkt hart harder, maar overreactie
baroreceptorreflex dus dan daalt BD terug enorm.
, o Duik reflex dmv afferenten
▪ Afferenten = water op aangeziche en apnea
▪ Verlaagde hartslag
▪ Perifere vasoconstricie
▪ Daling O2 verbruik
▪ Hart en hersendoorbloeding veiliggesteld.
5. ECG: P-golf, QRS-complex, T-golf, PR-interval
➔ P-golf = Atriale depolarisatie, duurt 80-100ms
➔ QRS-complex = Ventriculaire depolarisatie, duurt 60-100ms
➔ T-golf = Ventriculaire repolarisatie
➔ PR-interval = atriale depolarisatie en AV-knoop delay, duurt 120-200ms
6. AV-block soorten: 1e, 2e en 3e graads, oorsprong, gevolgen voor hartactie en klinische
symptomatologie.
➔ 1e graads AV-blok
o Vertraginng in impulsgeleiding van atria naar ventrikel.
o Oorsprong: vertraging AV-knoop.
o Hart klopt regelmatig, maar vertraagd.
o Vermoeid, duizeling bij inspanning.
➔ 2e graads AV-block
o Type 1 Mobitz
▪ Probleem in AV-knoop zelf.
▪ Geleidelijke vertraging van geleidingssysteem => geen impuls
doorgegeven.
▪ Periodieke vertraging hartslag, gemiste hartslag.
o Type 2 Mobitz
▪ Blokkade in bundel van his of bundeltakken.
▪ Willekeurige blokkade van impulsen, zonder waarschuwing.
▪ Duizelig, flauwvallen, hartkloppingen, benauwd, pijn borst.
- Vaakst bij fysieke inspanning
- Soms volledige block = levensbedreigend.
▪ Ernstige hartritme stoornissen.
➔ 3e graads AV-block
o Complete blokkade van de geleiding tussen atria en ventrikel.
▪ Schade AV-knoop, bundel van His of bundeltakken.
o Onafhankelijke stimulatie van atria en ventrikel = eigen ritme.
▪ Onregelmatige hartslag! Traag…
o Duizeligheid, flauwvallen, hartfalen, pijn op borst.
o Onmiddelijke medische interventie (pacemaker).
7. Coronaircirculatie: relatie van vulume/tijd met hartcyclus (systole en diastole)
➔ 80% van de coronaire doorbloeding gebeurt tijdens de diastole.
o Hoger hartritme = kortere diastole = reductie coronaire flow
, 8. Microcirculatie: definitie van Colloid osmotische druk. Betekenis rol van albumine en
cappilaire druk voor COD.
➔ De oncotische druk wordt gevormd door niet-permeabele eiwitten, opgelost in het
plasma (vnl albumine), die voor een osmotisch effect zorgen in het cappilair bed tov het
interstitieel vocht.
➔ De cappilaire druk (= hydrostatische druk) = druk uitgeoefend door het bloed op de
wanden van de haarvaten. Dit zorgt ervoor dat bloedplasma naar de weefsels wordt
geduwd. Deze druk is meestal hoger aan de arteriële zijde van de capillairen en neemt af
naar de veneuze zijde.
➔ Verband tussen de COD en Capillaire druk
o COD> Phydr? => vocht vanuit weefsels naar bloedvaten getrokken. Vice versa
9. Klinisch onderzoek perifere arteriële circulatie.
➔ A tibialis posterior (zie onderstaande foto).
o Aan de MEDIALE zijde van de voet.
➔ A dorsalis pedis ( zie onderstaande foto)
10. Anatomie: schematisch verloop van vena saphena magna en parva.
➔ Oppervlakkig veneus systeem : v. saphena magna
o voor med. Malleolus
o tot dij (cross v. fem. comm.)
➔ v. saphena parva (post. Kuit)