Architectuur en communicatie
Semiotiek
• = de studie van het karakter, het ontstaan en het gebruik van tekens en tekensystemen:
tekenleer
Omvat:
• Semantiek: betekenis van tekens
• Pragmatiek: gebruik van tekens
• Syntaxis: onderlinge verhouding van tekens
Semiotiek= tekenleer: 3 soorten tekens
1. Index: teken verwijst naar een ander object op basis van een duidelijk inhoudelijk verband
▪ Rook en vuur
2. Icoon: teken verwijst naar een ander object op basis van een duidelijk vormelijke
overeenkomst of gelijkenis
▪ Kaart en landschap
3. Symbool: relatie tussen teken en betekenis berust op afspraken, conventies
▪ Verkeersborden
Semiotiek en interieurvormgeving:
• Relaties tussen vormen onderling
➔ Inhoudelijk, vormelijk, conventioneel (index, icoon, symbool)
➔ Vormbegrippen, ordeningsprincipes, composities
• Vormgeving als taal
➔ Inhoudelijk, vormelijk, conventioneel (semantiek, pragmatiek, syntaxis)
➔ Communicatie, betekenis, interpretatie
Communicatie
Communicatie en interieurvormgeving:
➔ Communicatie, betekenis, interpretatie
• Zender: vormgever, ontwerper, …
• Ontvanger: gebruiker, bewoner, bezoeker, …
• Kanalen: zintuigelijke waarnemingen, …
• Filters, ruis, code: kennis, context, socio-culturele achtergrond, …
• Boodschap: vormgeving zelf of de beleving van de vormgeving, …
➔ Interpretatie, betekenis
• Intentie versus perceptie:
➢ Code – de code (context, cultuur, …)
➢ Denotatie= betekenis van het woord – connotatie= bijbetekenis van het woord
(teken vs. interpretatie)
▪ Communisme niet associëren met Louis Vuitton
➢ Stadium=de studie, zuivere betekenis begrip – punctum= wat raakt van het beeld
(Roland Barthes, poststructuralisme)
,Perceptie
= een cognitief proces waarbij we zintuigelijke waarnemingen bewust of onbewust interpreteren in
functie van bepaalde kennis en/of ideeën zodat er emotionele reactie ontstaat
Waarneming → cognitie → emotie
1. Informatie uit zintuigelijke waarnemingen (zicht, gehoor, reuk, tast, smaak) verwerven,
structureren, interpreteren, selecteren. Bewust of onbewust, persoonlijk of interpersoonlijk.
2. Informatie uit onze kennis, ideeën, overtuigingen, herinneringen, … gebruiken om de
waarnemingen te interpreteren. Bewust of onbewust, persoonlijk of interpersoonlijk
3. Uit onze interpretatie ontstaat een emotionele reactie: een gevoel, een beleving. Bewust of
onbewust, persoonlijk of interpersoonlijk
Schaal en gestalt zijn belangrijk:
• Schaal: bv. Werken van Ron Mueck
• Gestalt:
o Het geheel is meer dan de som van de onderdelen
o Mensen zien patronen
➢ Patronen helpen om verbanden te leggen
➢ Patronen helpen om vormen/ composities leesbaar te maken
➢ Patronen sturen zo ook beleving
Gestaltwetten:
1. Wet van gelijkenis: dingen die op elkaar lijken tot een geheel zien
• Wet van dichtheid: elementen die dicht bij elkaar liggen, worden als een eenheid
beschouwd
• Wet van continuering: onafgebroken en netjes afgewerkte figuren verkiezen boven
onsamenhangende figuren
2. Wet van gemeenschappelijke bestemming: gelijkvormige objecten samenvoegen als ze een
gelijke beweging of bestemming hebben
• Wet van Prägnanz: minste cognitieve inspanning gaat voor
Plek en plekwaarde
Plekwaarde is:
• De betekenis van een plek
• De sfeer van een plek
• De beleving van een plek
• De emotionele impact van een plek
• “Genius loci”
Plek= de perceptie van een ruimtelijk geheel van elementen die samen voor een bepaalde sfeer,
beleving of emotionele impact zorgen
• Perceptie: waarneming, cognitie, emotie
• Ruimtelijke elementen: punt, lijn, vlak, volume, massa, tijd
• Samenspel: interactie, verbanden
• Beleving: plekwaarde
Opmeting:
, • Duiden, vastleggen, afbakenen
• Afmetingen, schaal, proportie, verhouding ten opzichte van menselijke schaal
• Kwantitatief: schaal, proportie
➢ Wat maakt dat we van een plek kunnen spreken
Inventaris
• Kwalitatief in termen van waarneming
1. =oplijsting van alle aanwezige ruimtelijke en vormelijke elementen:
• (Basis)vormen, ruimtes, volumes, materialen, kleuren, texturen
➢ Wat is er op de plek aanwezig
2. = oplijsting van alle aanwezige betekenissen & functies
• Schalen, grenzen, wanden, panden, ruimtes, toegangen, doorgangen, lichten, zichten
➢ Welke rol spelen de aanwezige elementen op de plek
3. = oplijsting van alle verbanden tussen alle aanwezige ruimtelijke en vormelijke elementen en
hun betekenissen:
• Vormbegrippen, ordeningsbegrippen, compositie
➢ Op welke manier werken elementen samen/tegen
Beleving:
• Op basis van de opmetingen en de inventaris proberen om de beleving te duiden, te
verklaren, te verantwoorden, te argumenteren, te nuanceren
• Kwalitatief in termen van beleving
Basis-& afgeleide vormen
Vormbegrippen
• Dimensies
o 0D: punt
o 1D: lijn
o 2D: vlak
o 3D: volume (+), ruimte (-)
o 4D: tijd
• Basisvormen
o 2D: rechthoek (vierkant), driehoek, cirkel
o 3D: balk (kubus), piramide, cilinder/bol/kegel
▪ Cenotaaf voor Newton: bolvorm= planeten
▪ Fransworth House: toenadering gefaseerd, steeds meer privacy
• Afgeleide vormen
o Transformatie van vormen: naar afmeting/verhoudingen/proportie
o Transformatie van vormen: naar kleur
o Transformatie van vormen: naar textuur
o Transformatie van vormen: naar kleur+textuur= materiaal
o Transformatie van vormen: naar constructie/structuur
o Additie van vormen: toevoeging → vanaf wanneer horen ze samen, vormen ze
compositie? Wanneer apart beschouwen?
o Substractie van vormen: weglating