Kritiek titel: geen theorieën die iets hards bewijzen in criminologie, eerder ‘criminologisch wetenschappelijk denken’
Plan cursus:
- Ontwikkeling wetenschap criminologie
- Ontwikkeling criminologisch denken Europees 19de-20ste eeuw
- Hegemonische criminologie = klassieke/mainstream criminologische perspectieven op criminologisch vraagstuk
- Focus oorzaken criminaliteit
- Wending crim denken midden 20ste eeuw: “New Criminologies” & criminologische verbeelding
- Andere criminologische perspectieven op criminologisch vraagstuk: abolitionisme, victimologie, feminisme, dekolonise,
politieke conflicten protest & criminalisering, klimaat justice beweging
Module 1: Denken als een criminoloog
Criminologisch (onderzoeks)vraagtuk + wetenschap(pelijk denken) = criminologisch denken
Criminoloog = personage dat vele gedaanten kent en niet overal op zelfde manier academisch wordt
gesitueerd
- Bij rechtenfaculteit: affiniteit juridisch perspectief (definiëring criminaliteit = gedragingen die
strafrecht voorstelt als zijnde strafbaar – wet bepaalt afbakening)
- In UK bij sociologie: heel andere situering
Andere manier om naar criminologie te kijken:
- Iedereen heeft wel criminologische mening en uitleg waarom mensen doen wat ze doen, als je probeert vanuit
wetenschappelijk academische houding om er nuance en complexiteit in te brengen à confrontatie met popular
criminology
- Popular criminology = criminologisch denken dat niet wetenschappelijk is en geen aanspraak
maakt op wetenschappelijkheid (maar toch een kennis/inzicht dat geëxpliciteerd wordt)
o Culturele producten met aantal elementen/theorieën die uitleg geven voor fenomenen à trend
criminologie: richten op culturele producten: hoe praat men criminologisch over vraagstukken die met
criminologie te maken hebben?
o Wij claimen als wetenschappers kennisproductie die hard, waar & robuust + getoetst
Maar: monopolie op kennis over criminaliteit is beperkt à veel kennis daarbuiten
(bv: kennis en inzicht van slachtoffers die niet wetenschappelijk is maar wel kennis)
Þ monopolie van criminologisch discours zijnde wetenschappelijk discours is
onmogelijk, andere wereld buiten academie produceert ook kennis (kennisproductie
van een andere aard maar wel valabel!) – bv: slachtoffers
GESCHIEDENIS VAN (ONTWIKKELING VAN) WETENSCHAPPELIJK DENKEN
Historisch criminologisch perspectief
- Criminaliteit en bestraffing: deel van geschiedenis, altijd geweest maar wel sterk veranderd
- Maatschapelijke ontwikkelingen (soc en eco) en politieke ontwikkeling politieke macht à
criminologisch vraagstuk historisch veranderd
- Criminologisch wetenschappelijk denken is niet van alle tijden, denken over criminaliteit en
bestraffing wel
o Onderscheid popular Û academic criminology (RAFTER)
1
, o Geen hiërarchie bij wetenschappelijke criminologie: elk wetenschappelijk onderzoek
is selectief en beperkt, altijd kennis daarbuiten die we niet zien à bescheiden blijven
à wij als wetenschappers: anderen niet neerhalen, bedoeling = begrijpen kennis en hoe die
kan inspireren en bijdragen tot reflectie en ons wetenschappelijk onderzoek (dat beperkingen)
o Verschillende soorten kennisproductie
WAT IS WETENSCHAP?
Zoekend “waarnemen” (= selectieprincipe, zoekopdracht leidt en focust waarneming)
- Zoeklicht theorie van POPPER (waarneming maar er blijft veel in de schaduw dat niet betrokken
wordt bij observatie = selectief zijn en afbakenen)
- Tunnel perspectief = afhankelijk van vraag focus op iets, isoleren wat je onderzoekt,
afbakenen (anders chaos en wanorde)
Þ wetenschap heeft selectieve focus
+ sterkte: procedure en inzichten die er uit komen robuust, systematisch, logisch
- zwakte: keuze als wetenschapper betekent dat veel info en kennis niet meegenomen
Menselijk handelen bestuderen à waarnemen is niet per se voor elke waarnemer hetzelfde,
subjectief, niet straightforward want we kijken niet allemaal op dezelfde manier
Toch bedoeling wetenschappelijk onderzoek: verschillende onderzoekers naast elkaar op
gelijkaardige manier kijken (zelfde resultaat bij reproductie)
Wetenschap = praktijk (van handelen) – bedoeling = kennisproductie (robuuste, harde kennis)
Klassieke visie wetenschap = model “natuurwetenschapper”
- Orde en rationaliteit veronderstellen à bedoeling wetenschap = wetmatigheden, orde en sructuur
blootleggen, achterhalen en begrijpen
- Mens is enig kennend wezen (dominant & superieur)
- Scheiding subject-object
o Wetenschapper plaatst zich buiten gebeuren
Û problematisch want is niet steeds zo, we bestuderen vaak onszelf (onderzoeks-
object = soort spiegel), grote affiniteit met onderzoeksobject
- Wetenschapper actief op zoek: we ondervragen onderzoeksobject (KANT: “Wetenschapper
ondervraagt natuur zoals rechter getuige ondervraagt”)
- Systematiek en gerichtheid (bij vraagstelling en methode)
o Systematisch stappenplan + systematisch handelen
o Gerichtheid: zoeklicht (afbakening onderzoek)
- Controle en toetsing
o Procedure en tests
o Intersubjectiviteit: 2 onderzoekers zelfde onderzoek
o Falsificatieprincipe van POPPER: we zijn op zoek naar wat in gegevens afwijkt en niet
bevestigt wat we al weten (alert zijn!), falsificatie is motor van beweging die er zit in
wetenschappelijke kennis
Þ klassieke visie = basis voor positivisme
Positivisme
“Het denken mag zich niet onderwerpen, behalve aan de feiten” – POINCARRÉ
- Niet onderwerpen aan dogma, religie,…
- Metingen / waarnemingen werkelijkheid à feiten à denken over werkelijkheid
2 dominante démarches:
1. Abstract empiricism
Empirische waarnemingen (lokaal, individueel) zijn basis à algemene wetmatigheden,
uitspraken en veralgemeningen
2
, 2. Grand Theory
Focus op systeem/structuur (abstracte concepten) à lokale waarnemingen (die toetsing
geven van groot theoretisch plan via die concepten)
- Kritiek vanaf midden 20ste eeuw à abstractie werkelijkheid, afstand tot werkelijkheid
- Deductie: theoretische kaders / concepten à kijken naar werkelijkheid
Û inductie: lokale waarnemingen à categorisering opbouwen à algemeen kader
Objectiviteit:
- Alle waarnemingen onvoorwaardelijk meenemen, geen selectiviteit (behalve op niveau van focus:
wat je gaat onderzoeken)
- Logica = ordening (orde in de chaos zien)
- Classificatie, labelling (mensen en fenomenen categoriseren)
o Categoriseren = mensen in vak steken MAAR problematisch want betekent dat je op
bepaald moment moet kwalificeren (betekenis geven aan categorie)
o Logische classificatie à ordenen à leidt tot grotere categorie, geobserveerde
kenmerken worden samengebracht à begrippen (hoger niveau) + je gaat naar
veralgemening toe
- Beweringen controleerbaar voor en door anderen (toetsing, opdeproefstelling à transparantie moet)
- Veralgemening en vereenvoudiging: veralgemening en categorisering à vereenvoudiginge
o De sociologische verbeelding – WRIGHT MILLS, 20ste eeuw
Mills moedigt individuen aan om voorbij hun persoonlijke ervaringen te kijken en de verbanden te zien
tussen hun individuele levens en de bredere maatschappij. Het gaat erom persoonlijke problemen te
plaatsen in de context van sociale, historische en culturele krachten.
§ Kritiek op doorgedreven en dominant positivisme:
We krijgen na extraheren vanuit werkelijkheid soort veralgemeende visie
maar verliezen veel kwalitatief zicht op de complexiteit van de werkelijkheid
§ Probleem van afstand tot werkelijkheid (heel grote afstand ingebouwd) à
denken moet teruggaan naar werkelijkheid
§ Feminisme: “the personal is the political”
• Het individu/persoonlijk leven is politiek, geen afgesloten privaat
domein, ook in individu speelt het politieke zich af
• Þ onze algemene kennis, theoretische perspectieven en individuele
ervaringen + zijn van mensen is met elkaar geconnecteerd
(bv: criminologen onderzoek à ‘bewijs’ jongeren met migratie-achtergrond meer
criminaliteit)
§ Micro en macro: zowel individuele als grote verhalen telkens terug met
elkaar in verbinding brengen (inductie en deductie)
Þ niet genoeg met positivistische démarche en wetenschap om werkelijkheid te begrijpen,
het is complexer
Wetenschap is
1. Voortbouwen op bestaande kennis
2. Vragende problematiserende houding t.a.v. onderzoeksobject (systematisch vragen stellen)
3. Systematisch handelingen stellen als oplossingsprocedure voor gestelde vragen
4. Verklaren, begrijpen
5. Controverse, kennis
Historiciteit en wetenschappelijke ontwikkeling:
Vaststaande kennis is niet vaststaand want er moet aan getwijfeld worden en kritisch mee
worden omgegaan à kennis is tijdelijk want falsificatie à andere inzichten, kennis beweegt
6. Twijfel, consensus, controverse à falsificatie
o Wetenschap is constant in beweging door twijfel en controverse
3
, Wetenschappelijke kennis = abstracte kennis die op systematische, objectieve en logische wijze
verkregen en getoetst werd of toetsbaar is + die zo precies mogelijk omschreven deel van
werkelijkheid verklaart of tracht te verklaren
MAAR… diversiteit en pluraliteit aan wetenschappelijke praktijken (we doen niet allemaal onderzoek
op dezelfde manier zoals positivisme suggereert)
- Experiment: lijkt ideaal volgens positivisme maar ethische en morele problemen
- Object van onderzoek: we gaan er niet op dezelfde manier mee om
o Recalcitrante object = studievwp luistert niet naar wat je zegt (bv: mens en rat zijn niet
recalcitrant want zijn manipuleerbaar)
o Object is ook subject
- Buiten lab: werkelijke sociale wereld en sociale wezens zijn oncontroleerbaar (we kunnen
niet in het hoofd van mensen kijken)
Generische kenmerken
1. Objectiteit (LATOUR)
Onderzoek naar wat wetenschappers doen (sociologische benadering) à we hebben als
wetenschappers een démarche die het mogelijk maakt om object te laten spreken,
werkelijkheid object bestuderen op zodanige manier dat niet gemanipuleerd, gedwongen,
onder druk gezet, in bepaalde richting geduwd,…
! impact wetenschappelijke interventie: we doen vanalles om object te DOEN spreken
Þ objectiteit = weerhouden om met vraag en onderzoek participant te manipuleren, object
zo weinig mogelijk kneden en leiden, luisteren naar object en object een stem geven, geen
dwang!
2. Collectief karakter / op-de-proefstelling
Onderzoek à resultaten à interpretatie maar nog 1 belangrijke stap = op-de-proefstelling
Gebeurt door peers (collega-wetenschappers), ‘georganiseerde scepsis’ volgens MERTON
MERTON: had normatief kader (normen en waarden) voor wetenschap vooropgesteld
Bedoeling wetenschap = getoetste robuuste kennis mogelijk maken (vergroten, versterken) maar
problemen op de loer à normatief kader:
1. Communalisme
Wetenschappelijke kennis = deel van de common good, geen geheime kennis of voor de
happy few maar moet gedeeld worden en is open en transparant
o Gaat vaak de mist in want op verschillende plekken niet gerespecteerd
2. Universalisme
Kennis die wij produceren streeft naar algemene, universele kennisproductie
o Problematisch want stereotypering, globale kijk wordt doorkruist door geografisch,
culturele, politieke verschillen à dominant wit-westers
3. Belangeloosheid
We doen het om kennis en wetenschap
o Problematisch: systeem van excellentie en status, ego, doel wetenschapper is niet
neutraal of onbeladen + onderzoek in opdracht van anderen, veel geld naar bep
soorten onderzoek omdat het maatschappelijk of politiek belangrijk is
4. Georganiseerde scepcis
Transparantie en discussie om te kunnen aftoetsen hoe hard kennis is
Þ Wetenschappelijke kennis is nooit definitief bewezen
à fragiel en beperkt geldend in de tijd
à tijdelijk zolang niet gefalsifieerd
à historiciteit van wetenschappelijke kennis: altijd plaatsen in tijdsvak
Þ falsificatie belangrijk (bv: discussie coronavaccin)
4