Werkcollege 5 Bijstand en grondrechten...................................................................................................... 62
Opdracht 1..........................................................................................................................................................66
Opdracht 2..........................................................................................................................................................71
Beide zaken gingen over gebruikmaking van een technisch middelen..............................................................71
ECLI:NL:CRVB:2016:3479 Er kwam een melding dat appellant zwart werkte bij een Stomerij in het
winkelcentrum. Hij werkte meer uren dan die hij had opgeschreven. Hiermee schond hij de inlichtingenplicht.
Er waren 11 waarnemingen waarbij 6 waarnemingen met camera. Er werd gefilmd wanneer hij aanwezig
was. Hier was sprake van een inbreuk. Er moet een wettelijke bepaling, waarin staat wanneer het gebruikt
mag worden, zodat willekeur voorkomen kan worden. De wettelijke grondslag ontbrak. Hier werd het
gebaseerd op art. 53a Pw algemene onderzoeksbevoegdheid. Het was geen nauwkeurige wettelijke basis. Er
staan geen voorwaarden in, waardoor de inzet onvoorzienbaar is voor bijstandsgerechtigden.....................71
ECLI:NL:CRVB:2023:1909 In deze zaak werd d.m.v. fotocamera foto’s gemaakt. Persoon was vergeten door
te geven dat hij werkzaam was in een autobedrijf. Hier werden 81 waarnemingen gedaan (25 foto’s).........72
Werkcollege 6 - Europese coördinatie van het socialezekerheidsrecht..........................................................75
Opdracht 1..........................................................................................................................................................78
Opdracht 2..........................................................................................................................................................83
Opdracht 3..........................................................................................................................................................85
,RESPONSIE 27-05 13:30 – 15:15
Werkcollege 1 Kortdurende ziekte
Deze week staat: kortdurende ziekte centraal. Als het gaat om de eerste 104 weken ziekte
bevinden we ons op het interessante grensvlak van het privaatrecht en publiekrecht. Tussen
beide rechtsgebieden bestaat een wisselwerking. Als een werknemer met een
dienstverband ziek wordt, komen we in beginsel terecht in het Burgerlijk Wetboek
(BW). De zieke werknemer heeft o.g.v. art. 7:629 BW recht op 104 weken
loondoorbetaling en is gedurende deze periode gehouden tot re-integratie. De Ziektewet
fungeert – enkele uitzonderingen daargelaten – vooral als vangnet voor werknemers die geen
arbeidsovereenkomst (meer) hebben.
Dit werkcollege wordt gekeken naar:
Naar regels voor kortdurende ziekte zoals geregeld in BW en ZW.
Financiering van ZW Direct of indirect zijn het werkgevers die de kosten dragen van
de ZW-uitkeringen van hun ex-werknemers. Hier zijn echter wel wat strategische keuzes
in te maken. Kennis van het financieringsstelsel van ZW is dus essentieel om werkgevers
goed te kunnen adviseren hoe om te gaan met zieke werknemers.
Literatuur
S. Klosse & G.J. Vonk, Hoofdzaken socialezekerheidsrecht, Den Haag: Boom Juridisch
2022, hoofdstuk 4;
B. Barentsen, 'Passende of bedongen arbeid, wat is de vraag?', TRA 2017/99, afl. 12, p. 8-
11.
De rechtspraak over wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid is genuanceerd,
maar biedt weinig houvast. Voor werknemers (en werkgevers) hangt er veel van af: alleen
wanneer die wijziging plaats heeft gevonden, heeft een zieke werknemer wederom recht
op 104 weken loon bij ziekte. In dit artikel wordt wederom een pleidooi gevoerd voor
introductie van een rechtsvermoeden. Als terugkeer naar het eigen werk niet meer
mogelijk is en er meer dan 6 maanden is gewerkt, moet ervan uitgegaan worden dat de
bedongen arbeid is gewijzigd.
De vraag wanneer passende arbeid de bedongen arbeid wordt, is van groot belang voor
arbeidsongeschikte werknemers en hun werkgevers. Werknemers die gedurende ziekte
ander werk gaan doen en vervolgens ook uit dat werk uitvallen lopen tegen deze vraag
aan. Dit is van belang om te beoordelen of ze recht hebben op loondoorbetaling bij ziekte
en de ontslagbescherming van art. 7:670 lid 1 BW.
Werknemer mag er soms gerechtvaardigd op vertrouwen dat de bedongen arbeid is
gewijzigd, als hij de passende arbeid gedurende niet te korte tijd heeft verricht en dat
zonder al te veel problemen heeft gedaan.
Werknemer die als gevolg van ziekte niet in staat is tot het verrichten van de
bedongen arbeid heeft gedurende 104 weken recht op loondoorbetaling, art. 7:629 lid
1 BW. Na 104 weken houdt het recht op loondoorbetaling op, tenzij het UWV de
, werkgever een loonsanctie heeft opgelegd. Na die 104 weken geldt niet meer het
opzegverbod bij ziekte, art. 7:670 lid 1 BW.
Bij het bepalen van de termijn van 104 weken worden korte periodes van herstel (minder
dan 4 weken) niet meegerekend, in die zin dat periodes van ziekte die elkaar binnen 4
weken opvolgen als een aaneengesloten periode bij elkaar worden opgeteld. Heeft het
herstel langer dan 4 weken geduurd en wordt werknemer opnieuw ziek, dan gaat een
nieuwe termijn van 104 weken lopen. Dat is ook het geval als die nieuwe ziekte
voortvloeit uit dezelfde medische oorzaak.
Het is dus essentieel om vast te stellen wanneer sprake is van ziekte en wanneer van
herstel. Beslissend is, of werknemer om medische redenen het eigen werk niet kan of mag
verrichten. Als hieraan is voldaan, dan is werknemer ziek (arbeidsongeschikt wegens
ziekte). Dan is men niet in staat om de bedongen arbeid te verrichten. Pas als werknemer
dat de bedongen arbeid weer volledig aan kan, is hij hersteld. Bij ziekte is het alles of
niets. Werknemer die tijdens ziekte ander werk doet of maar een gedeelte van het eigen
werk, is daarom nog steeds ziek.
In het Kummeling/Oskam-arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het verrichten van
een gedeelte van de bedongen arbeid niet gelijkgesteld kan worden aan het verrichten van
die bedongen arbeid.
Als werknemer die passend werk verrichten en dat na 104 weken moet staken recht
hebben op loon, dan zal het werk de bedongen arbeid moeten zijn geworden.
Wijziging bedongen arbeid
Werkgever en werknemer kunnen uiteraard een nieuwe arbeidsovereenkomst met een
nieuwe functie opstellen als het oude werk om medische redenen niet meer mogelijk is.
Dan is duidelijk dat sprake is van nieuwe bedongen arbeid. Wordt de werknemer opnieuw
arbeidsongeschikt, dan zal weinig twijfel bestaan over zijn recht op loon.
Het is echter mogelijk dat de passende arbeid stilzwijgend in de bedongen arbeid wordt
omgezet. In art. 7:629 lid 12 BW bepaalt dat de arbeidsovereenkomst van de zieke
werknmr tijdens het verrichten van ander passende arbeid onverkomt in stand blijft.
Rechtspraak
CRvB 24 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:284;
Onvoldoende aannemelijk dat sprake is geweest van wijziging van de bedongen arbeid.
Werknemer was bij werkgever werkzaam als chauffeur voor gemiddeld 42,34 uur per
week. Op 5 maart 2010 is hij uitgevallen wegens ziekte. Vanaf eind 2010 heeft de
werknemer zijn werkzaamheden gedeeltelijk hervat en uitgebreid. Op de aanvraag om de
werknemer een WIA-uitkering te geven heeft het UWV op 12 januari 2012 afgewezen
omdat de werknemer na afloop van de wettelijke 104 weken op 2 maart 2012 minder dan
35% arbeidsongeschikt was. Werknemer was op dat moment 4 dagen per week werkzaam
en op woensdagen vrij.
, Op 13 oktober 2014 heeft werknemer het UWV een formulier gestuurd om melding te
maken van een sinds 16 januari 2014 bestaande volledige arbeidsongeschiktheid en heeft
hij opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd. De verzekeringsarts van het UWV heeft
werknemer op 6 november 2014 op het spreekuur gezien en geconcludeerd dat er vanaf 16
januari 2014 recht bestaat op een loongerelateerde WGA-uitkering. Daarbij is het
maandelijks aan uitkering te betalen bedrag, na aftrek van het door werknemer ontvangen
maandinkomen, gesteld op 403,62 Bruto.
Op 18 november 2014 heeft de werkgever bezwaar gemaakt. Werkgever is van mening
dat het maandloon niet met de WIA-uitkering mag worden verrekend, omdat werknemer
na zijn eerdere arbeidsongeschiktheidsperiode van 104 weken in dezelfde functie is
blijven werken, waardoor geen sprake is van nieuwe bedongen arbeid. Volgens UWV is er
een nieuwe loondoorbetalingsplicht ontstaan o.g.v. art. 7:629 BW, omdat werknemer na
zijn vorige uitval in andere arbeid of voor minder uren in zijn eigen arbeid is blijven
verrichten.
Rechtsvraag: heeft werknemer o.g.v. art. 7:629 BW na de hernieuwde uitval in 2014
recht op loondoorbetaling?
Rechtsregel: Er is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van wijziging
van de bedongen arbeid. Uit Kummeling/Oskam volgt namelijk dat de re-integratie
duidelijk moet zijn beëindigd. Zolang wordt doorgeïntegreerd, wordt de werknemer
geacht passende werkzaamheden te verrichten. Ook blijkt uit het hiervoor genoemde
arrest dat de werkgever bij nieuwe uitval van de werknemer geen nieuwe
loondoorbetalingsplicht ontstaat als werknemer na afloop van de wachttijd in de eigen
arbeid niet volledig is hervat.
CRvB 21 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2785;
Werknemer was vanaf 23 februari 2011 werkzaam als postsorteerder voor 30 uur per
week. Op 9 mei 2011 meldde hij zich ziek wegens rugklachten. Na afloop van de
voorgeschreven wachttijd heeft het UWV de WIA-aanvraag van werknemer geweigerd,
omdat hij per 8 april 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Werknemer werd in staat
geacht op de volgende functies te vervullen: productiemedewerker
voedingsmiddelenindustrie, snackbereider (handmatig) en magazijn, expeditie
medewerker.
Op 7 april 2015 is hij gaan werken als productiemedewerker. Op 17 april 2015 heeft hij
zich ziek gemeld wegens rugklachten. Nadat het dienstverband per 30 april 2015 is
geëindigd heeft het UWV de werknemer per 1 mei 2015 in aanmerking gebracht voor
ziekengeld o.g.v. ZW.
Op 27 oktober 2015 heeft hij een spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts
heeft hem per 16 november 2015 geschikt geacht voor de bij de WIA-beoordeling geduide
functie. Op 3 november 2015 heeft het UWV vastgesteld dat hij per 16 november 2015
geen recht meer heeft op ziekengeld.
Rechtsvraag: Wat geldt als maatstaf arbeid in het kader van ZW?
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur RechtenImm. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.