Hematologie 2: Immuunhematologie
Hoofdstuk 1: Bloedgroepantigenen
___________________________________________________________________
3.1 Inleiding
• Antigenen zijn substanties die in vivo (en in vitro) kunnen reageren met een
specifieke antistof
• Antigen die antistof op kan wekken = immunogeen
• Antigen + antistof = hemolyse/agglutinatie
• Epitopen: driedimensionaal geordende chemische groepen
3.2 Bloedgroepantigenen
Antigenen van bloedgroepen zijn eiwitten of suikers die zich bevinden op dragermoleculen in
de RBC-membraan, meestal membraaneiwitten of lipiden. Gelegen op membraan van RBC,
WBC en BP en eventueel andere cellen.
RBC-membraan is opgebouwd uit lipiden en eiwitten.
- Lipiden vormen dubbellaag waarin eiwitten liggen
- Onder het membraan cytoskelet → vooral spectrine
- Door ankyrine wordt spectrine gehecht aan band-3 eiwit
o Band-3: GP dat fungeert als dragereiwit voor ABH- en Ii-antigenen
1|Pagina
,3 soorten dragermoleculen:
• Single-pass : ABO (eiwit vormt 1 keten die 1x doorheen RBC-membraan gaat)
• Multi-pass : RH (eiwit meerdere lussen, meerdere keren door membraan gaan)
• GPI-linked : Dombrock (gebonden op GPI)
Immunodominant : het deel van AG
dat het sterkste bindt aan AS
3.3 Structuur v/d verschillende
bloedgroepsystemen
Suiker gebaseerde bloedgroepsystemen
ABO : Glycosyltransferases
P1 : Glycosyltransferases
Lewis : Fucosyltransferases
Hh : Fucosyltransferases
Single-pass eiwitdragers bloedgroepsystemen
MNS : Glycophorin A/B
Kell : K-glycoproteïne
Multi-pass eiwitdragers bloedgroepsystemen
Rh : D proteïne / CcEe proteïne
Duffy : Fy glycoproteïne
Kidd : Ureum transporter
3.4 Antigen expressie
Aantal antigenen per RBC
• A1 800 000
• A2 250 000
• B 750 000
• Lu 1500 – 4000
• K 3500 – 18000
Leeftijd
- ABH (25-50%) , Lu , P1, XgA en Vel niet volledig ontwikkeld bij geboorte.
- I, Le : ontbreken bij geboorte
2 jaar : volle expressie van ABH, I, Lewis
7 jaar : P1 en Lutheran
Volledig ontwikkeld bij geboorte: Rh, K, Fy, MNS
2|Pagina
,Dosage effect
- Reactie van overeenstemmende antistof met homozygote cellen > heterozygote
cellen
o Kk, Ee, MN, Ss, JkaJkb
MM MN
Anti-M +++ +(+)
Antigen suppressie
- C is trans-positie is in staat om D-antigenen te onderdrukken en zo Dweak te
ontwikkelen
o CDe/cDe
Silent allelen
Genen die niet in staat zijn antigenen te produceren
3.5 Immunogeniciteit
= de potentie van een bepaald antigen om bij een bepaald individu de overeenstemmende
antistoffen op te wekken
Jka <<<< Fy << c/E < K << D
- Kans op immunisatie is afhankelijk van frequentie van blootstelling van AG
- Onderscheid transfusie-zwangerschap
o Anti-K zal bij 1 bloedtransfusie 50% minder voorkomen dan Anti-c
o Zie p. 20
3.6 Volgorde van immunogeniciteit
1. A, B
2. D (8x K)
3. K
4. c, E (3x minder dan K)
5. Fya (25x minder )
6. Jka (50-100x minder)
Toepassing
• Patiënt heeft Anti-E
• 70% van de BE zijn compatibel (bevatten geen E)
• Gevraagd 1EH PC
• Hoeveel EH kruisen voor compatibele EH?
1/0,7 = 1,4 EH
Dus je moet gemiddeld 1,4 EH kruisen om een compatibele EH te vinden
3|Pagina
, • Patiënt heeft Anti-Fya en Anti-S
33% van de BE bevatten geen Fya
50% van de EH bevatten S
• Gevraagd 4EH PC
• Hoeveel EH kruisen voor compatibele EH?
Compatibel: 0,33 x 0,5= 16,5%
4/0,165= 24,2
Dus je moet gemiddeld 24,2 EH kruisen om 4 compatibele EH te vinden
• Immunogeniciteit berekenen van K en Fya
• Gekend: 2,5 x meer Anti-K dan Ant-Fya bij de bevolking
• Voorkomen Kell(-) recip.: 91%
• Voorkomen Kell(+) donoren: 9%
• Fya(-) recipiënten : 34%
• Fya(+) donoren: 66%
• Kans dat Kell(-) rec. Anti-K vormt:
• 0,91 x 0,09 = 0,08
• Kans dat Fya(-) rec Anti-Fya vormt:
• 0,34 x 0,66 = 0,22
• Besluit : 3 x meer kans op Anti-Fya, dan Anti-K
• Nochtans : 2,5 x meer Anti-K in populatie
• Dus: K +/- 9 x meer immunogeen
Hoofdstuk 4: Bloedgroepantistoffen
___________________________________________________________________
AS zijn immunoglobulinen met dubbele functie: combineren met een targetantigen en
vervolgens een biologisch effect genereren.
IgG is in grootste concentratie aanwezig in het plasma. Andere Ig’s hebben geen functie in
immuunhematologie.
AS kunnen zowel natuurlijk als immunologisch zijn.
Natuurlijke AS : komen voor bij iemand die voorheen niet in contact is geweest met
bloedproducten, vb. ABO, anti-E, anti-Lua (bijna allemaal IgM)
Immunologische AS : ontstaat na contact met vreemde bloedgroep antigenen. Bij
bloedgroep AG treedt enkel humorale respons op met vorming van AS.
In humorale respons zullen receptoren op T-lymfocyten de vreemde
4|Pagina