Counseling en coaching in de klinische praktijk
INHOUDSOPGAVE:
DEEL 1: ANNICK DE SCHRYVER
Hoofdstuk 1: Counseling vs. coaching vs. psychotherapie
Hoofdstuk 2: Psychodrama
Hoofdstuk 3: Positieve psychologie
Hoofdstuk 4: Cognitieve en gedragstherapeutische methoden
Hoofdstuk 5: Creatieve methoden en technieken
DEEL 2: HILDE DELABIE
Hoofdstuk 1: Inleiding in het systeemdenken
- Structurele school van Minuchin
- Contextueel denken van Nagy
Hoofdstuk 2: Oplossingsgerichte technieken
Hoofdstuk 3: Acceptance and Commitment Therapy (ACT)
DEEL 1
Hoofdstuk 1: Counseling vs. coaching vs. psychotherapie
1. Wetgeving
Je mag jezelf geen (toegepast) psycholoog, psychotherapeut noemen en je mag geen psychotherapie
aanbieden. Je kan jezelf wel psychologisch consulent of therapeut noemen. Mogelijks worden wij nog
een ‘ondersteunend geestelijk gezondheidsberoep’.
Counseling en coaching worden nog nergens vermeld in de wetgeving!
2. Counseling – coaching – psychotherapie
In deze richting zal je ook doorverwijzen, vergroot je kennis en expertise, wordt het meer intens, …
2.1 Counseling
= begeleidingstechniek voor mensen met een gezonde, stabiele basis waarvan die tijdelijk uit balans
is.
1
,Kenmerken:
▪ Psychologische, psychosociale, relationele, existentiële en psychosomatische problemen
▪ Cliëntsysteem: individu, gezin, koppel, netwerk, groep of organisatie
▪ Kortdurend op procesmatige wijze via gesprek, spel, creatieve methoden … (afhankelijk van
cliënt en proces)
▪ Wetenschappelijk onderbouwd
▪ Structurerend, ondersteunend, coachend, gericht op het hier-en-nu
▪ Gericht op mogelijkheden, kwaliteiten, hulpbronnen, kracht
▪ Laagdrempelig, krachtgericht probleemoplossing en zelfregulering stimuleren om balans
terug te vinden
2.2 Coaching
= een resultaatgericht proces waarbij de antwoorden en de beweging uit de klant zelf komen. Dat
gebeurt via ondersteunen, uitdagen en andere coachende vaardigheden.
Kenmerken:
▪ Begeleiden
o Van individuen, teams, organisaties
o Op vlak van werk of leven (professionele of persoonlijke ontwikkeling)
o A.d.h.v. coachingstechnieken, een coachingsplan
▪ Resultaatgericht proces
o Mensen in positieve zin veranderen: verhogen van competentie,
beslissingsvermogen en quality of life
o Doelen: zelfgekozen doelstellingen bereiken en problemen overwinnen
▪ Kracht van de coachee
o Gelooft in veranderingsmogelijkheden
o Antwoorden en beweging komt uit klant zelf
▪ Nadruk op
o Verhelderen v/d situatie, wensen, doelen
o Vergroten van zelfbewustzijn, zelfvertrouwen, zelfsturing en effectiviteit
3 coachingsmodellen:
1) Coachmodel: Het NLP coachmodel helpt je vanuit een HUIDIGE situatie, naar een
TOEKOMSTIGE situatie. Daarbij identificeer je obstakels en hindernissen op weg (BLOKKADES)
naar de gewenste situatie, en krijg je de beschikking over adequate HULPBRONNEN om die
blokkades te overwinnen.
2
, 2) GROW-model: Het GROW model (Goal, Reality, Options en Will) helpt om op een
gestructureerde en efficiënte manier je gesprekken te laten verlopen.
3) Coaching met logische niveaus
Logische niveaus van Bateson & Dilts onderscheidt 6 logische niveaus van denken, leren en
veranderen. Ook zijn de logische niveaus hiërarchisch, dat wil zeggen dat:
- De lagere niveaus dus invloed hebben op de hogere niveaus
- Verandering op een hoger niveau zorgt ook automatisch voor verandering op lager niveau
- Het probleem wordt meestal vastgesteld op de lagere, en dus zichtbare niveaus
- Onderaan de piramide van Bateson zijn de zaken meer concreet, terwijl de top abstracter
blijft
2.3 Verschillen counseling/coaching en psychotherapie
Counseling – coaching Psychotherapie
Psychisch gezonde mensen Ernstig psychische/ psychopathologische
mensen
Veranderen van gedrag Verwerven van inzicht
Aandacht op hier-en-nu Aandacht op hier-en-nu en verleden
Kortdurend Langdurend
Flexibel naargelang nood, ruimere Vast kader: afspraak, intake, …
beschikbaarheid, …
Inhoud: rechtlijnig, planmatige aanpak Inhoud: onvoorspelbaarder traject
Krachten aanboren Onderliggend problematiek uitdiepen
Gericht op verandering Gericht op zelf-exploratie
HV stuurt CL stuurt
3
, Metafoor ijsberg: Coaching en counseling is bovenkant van de ijsberg → bij sommigen is
dit genoeg voor QoL terug te krijgen. Psychotherapie is wat onder de ijsberg zit →
sommigen hebben meer nodig (niet nodig bij iedereen!)
Metafoor brand:
Counseling = brand blussen
Psychotherapie = hoe is de brand ontstaan?
Voorbeeld 1: Een vrouw komt met aanmelding dat ze meer plezier wil op haar werk. Ze is 54 jaar
en werkt al jarenlang in hetzelfde bedrijf dus is het wat ééntonig geworden. Ze wilt echter niet
overstappen naar een andere job.
= coaching en/of counseling (focus op meer plezier op werk)
Bij verder gesprek blijkt het dat het gaat om een familiebedrijf waarbij haar broer op een
hiërarchisch hogere positie staat en de band tussen hen 2 gewrongen is hierdoor.
= psychotherapie (focus op emotionele aspecten en achterliggend patroon van dit familieprobleem)
Voorbeeld 2: koppel meldt zich aan omdat men minder ruzie of discussies wil hebben.
= coaching/counseling
Bij verder gesprek komen enkele zaken naar boven waarbij de vriendin een moeilijke relatie heeft
met haar eigen vader, er enkele herhalende patronen afspelen binnen haar huidige relatie, …
= psychotherapie
2.4 Gelijkenissen counseling/coaching en psychotherapie
▪ Overeenkomstige theorieën, methoden en technieken
▪ Onderliggend werkcontract: ethische aspecten
▪ Grondhoudingen (empathie, echtheid, onvoorwaardelijke acceptatie, empowerment)
▪ Nood aan opleiding
▪ Nood aan procesmatig, methodisch, onderbouwd te werk gaan
▪ Doorverwijzen indien niet in eigen competentiewereld ligt
3. Techniek vs. proces
3.1 Effectiviteitsonderzoek van therapie
Als therapeut heb je veel in de handen als het gaat om de effectiviteit van de therapie, nl. 30 %
kenmerken van de therapeut en 15 % eigen verwachtingen en geloof.
Alle vormen van psychotherapie zijn even effectief wat klachtreductie betreft.
4
, 3.2 Begeleidingsproces
ONDERSTEUNEN VERHELDEREN COUNSELEN COACHEN
ONDERZOEKEN TRAINEN
▪ Vertrouwensband ▪ Informatie verzamelen ▪ Begeleiden ▪ Psycho-educatie geven
opbouwen en ▪ Vraag analyseren ▪ Methode selecteren ▪ Haalbare doelen
versterken ▪ Nuanceren o Inzicht bepalen
▪ Begrip ▪ Informeren o Coping ▪ Realistisch plannen
▪ Grondhoudingen ▪ Hardop denken o Probleemoplossing ▪ Actie ondernemen
▪ Gespreksinterventies o Overzichtelijke o Zelfregulering ▪ Experimenteren met
o Verhaal ventileren probleemvisie nieuw gedrag
o Gevoelens ventileren o Gevoelens verdiepen ▪ Zelfsturing aanspreken
o Verandering
o Aanvaarding
Hoe de begeleiding zal verlopen, is aan de hand van signalen van je cliënt, die jij moet opvatten:
▪ Wat is zijn creativiteit, IQ, EQ?
▪ Past deze techniek/aanpak bij hem?
▪ Past de aanpak nog altijd bij hem (evaluatie)?
Ondersteuning - - - - - - - - - - - ----------------------------------------------------------------------->
kleur, hoe meer het
Hoe donkerder het
aan bod komt.
Verhelderen - - - - - - - - - - - -------------------------------------------------------------->
Counselen - - - - - - - - - - - - ------------------------------------------>
Trainen/coachen - - - - - - - - - - - - ---------------------------->
Voorbeeld: mensen die ramp hebben meegemaakt:
- Ene persoon heeft nood aan luisterend oor = ondersteunen
- Ander persoon heeft info nodig = verhelderen
- Ander persoon heeft nood aan copingstechnieken = counseling
- Ander persoon durft niet meer buiten komen op drukke plaatsen = training
3.3 Methoden en technieken in proces
“ De schatkist is niet zomaar een ‘trukendoos’ ! “
Als iemand bv. acuut depressief is, heeft het geen zin om direct zaken uit het verleden op
te graven en aan te pakken. Je moet je aanpassen aan de cliënt zelf (eigen draagkracht,
ritme, capaciteiten, hulpvraag, context, schema, verwachtingen, doelen, …). Je past je aan op
het hulpverleningsproces en zal ook niet van dag 1 al vanalles doen (je hulpverleningsrelatie moet
eerst stevig zijn om effect te hebben). Hierbij speelt het belang van je grondhoudingen enorm!
5
,Examenvragen:
1. Is volgende stelling juist of fout (+ beargumenteer)?
- ‘De grondhoudingen zijn even belangrijk in psychotherapie als in counseling’
Juist, het zijn gelijkenissen tussen de twee.
- ‘Een geslaagde begeleiding omvat niet steeds actie’
Juist, we kunnen ook enkel ondersteunen en/of verhelderen. Hier zit geen actie in.
2. Beschrijf waar je rekening mee moet houden wanneer je een techniek toepast op een cliënt.
Je houdt rekening met de cliënt zijn IQ, EQ, zijn creativiteit, … Je checkt ook steeds of je aanpak wel past
bij hem en blijft dit verder evalueren.
3. Beschrijf wat het verschil is tussen counseling en therapie.
Counseling: betreft gezonde mensen die tijdelijk uit balans zijn waarbij men in een kortdurend traject zal
proberen gedrag te veranderen om zo terug die balans te vinden. Focus ligt op het hier-en-nu.
Psychotherapie: betreft psychopathologische mensen die een langdurig traject aangaan om zo inzicht te
verwerven. Focus ligt vooral op het verleden.
6
,Hoofdstuk 2: Psychodrama
1. Intro
1.1 Tweestoelendialoog
= dialoog tussen delen onderling en met gehele ‘ik’ (CL kan op verschillende stoelen zitten en hieruit
communiceren) → bij intrapsychische conflicten.
Elk stoel symboliseert een deel v/d persoon
1.2 Lege stoelendialoog
= dialoog door client (intern of luidop) die afwisselend vanuit zichzelf en vanuit de ander praat
Voor wat:
▪ ‘unfinished business’ met een significante ander (bv. verlieservaring, iets zeggen tegen je
baas/stagementor die je niet durft zeggen, iets zeggen tegen je (ongeboren) kinderen)
▪ Gevoelens exploreren en verwerken
2. Wat, wie, wanneer, hoe, waarom?
2.1 Wat
Psychodrama = actiegerichte (want je beweegt) therapeutische techniek met de overtuiging dat de
mens zich kan bevrijden via actief acteren om zo tot zelfactualisatie te komen.
(Jacob Levy Moreno)
▪ Binnen een persoonlijke doorleefde hier-en-nu situatie
▪ Integratie van emoties, cognities, spreken en handelen
Cliënt = protagonist (speelt geen rol, is nog altijd zichzelf)
Therapeut = director (leidt in veiligheid)
Psychodrama maakt het mogelijk dat de protagonist zichzelf in relatie tot de wereld kritisch
analyseert en interpreteert.
2.2 Wie
▪ Individueel of in groep
▪ Volwassenen, jongeren, kinderen
▪ Stoelen, groepsleden, popjes, objecten, …
▪ Cliënten in begeleiding, therapie, diagnostiek
2.2.1 Cliëntgerichtheid
▪ Alles kan en mag in ‘as if’ ruimte (onvoorwaardelijke aanvaarding van beleving)
o CL leidt, HV volgt en faciliteert
▪ Protagonist vertelt zo weinig of zo veel als hij zelf wilt (onvoorwaardelijke aanvaarding)
▪ Vertrouwen en steun v/d groep en director (empathie, onvoorwaardelijke aanvaarding)
▪ Subjectieve constructies als uitgangspunt (beleving)
o Ik-mij reflectie
o Je bent als protagonist bezig met zaken als zelfbeeld, wie is de ander, hoe denkt de
ander over mij, …? (zie tabel: Fe-Di-Pe model)
7
,Fenomenologisch-dialectisch persoonsmodel waarbij de persoon gezien wordt als een dynamische Ik-Mij relatie
Hoofdvraag Zelfconstructie
Wie ben ik? Zelf-beeld
Wie zou ik willen zijn? Ideaal-zelf
Hoe zijn de anderen? Alter-beeld
Hoe zouden de anderen moeten zijn? Ideaal-alter
Welk beeld hebben de anderen van mij? Meta-zelf
Welk beeld zouden de andere van mij moeten hebben? Ideaal-meta-zelf
(over verleden, heden en toekomst)
Het fenomenologische aspect staat voor de unieke subjectieve inhoud en betekenis die door de
persoon gegeven wordt aan zichzelf en de wereld. Het dialectische aspect staat voor het ontstaans-
en ontwikkelingsproces van deze betekenis. Een persoon kan als subject (Ik) reflecteren over zichzelf
in zijn wereld, dit is het object (Mij). Het Ik ervaart en reflecteert in functie van zelfwaardering en
erkenning door anderen. Het Mij wordt geobserveerd, het is het eigen psychische, fysieke en
maatschappelijke beeld dat we bij onszelf zien, samen met het beeld dat wij vermoeden dat de ander
over ons heeft.
Fe-Di-Pe model = elkeen reflecteert over zijn relatie met de wereld, elkeen voelt, plant, ervaart,
evalueert, doet, … Dit doet men in relaties maar ook intern. Dit zijn dialectische verhoudingen met en
binnen zichzelf: Ik en Mij zijn tegengestelden maar eveneens verbonden. ‘Ik’ observeert, evalueert en
beoordeelt de acties van ‘Mij’. Hier bovenop komt ook hoe anderen denken over Ik en hoe Ik idealiter
kan evolueren.
De Ik-Mij relatie interpreteert onszelf en de buitenwereld, dit creëert 6 fenomenologische
zelfconstructies of dimensies (zie tabel). Dit zijn subjectieve constructies, op basis van subjectieve
ervaringen. Het Zelf-beeld en Ideaal-zelf staan in relatie tot het zelf, het Alter-beeld en Ideaal-alter
staan in relatie tot de anderen, het Meta-zelf en Ideaal-meta-zelf tenslotte gaan over de relatie tussen
de anderen en het zelf.
2.3 Doel
▪ Doorbreken van verstarde percepties over zichzelf en significante anderen (want je komt te
staan in de ander zijn rol)(ontdekken van alternatieve interpretaties)
▪ Stimulering van empathisch vermogen (want je MOET je verplaatsen in de ander)
▪ Positieve zelfwaardering (meer zelfvertrouwen)
▪ Stimuleren van mentalisatieprocessen: ik-mij reflectie (stilstaan bij wie je bent, wie de ander
is, …)
▪ Uitdrukking van onderdrukte gevoelens
▪ Stimulering van structurering
▪ Stimulering van weerbaarheid en controle (ervaring als kracht zien)
2.4 Kracht van psychodrama
▪ Voelen (emotioneel-affectieve), denken (rationeel-cognitieve), bewegen (motorische) wordt
gestimuleerd
▪ Humor & speelsheid (drempelverlagend)
▪ Dramatisering (emotionele betrokkenheid)
8
, ▪ Concretisering (inzicht)
▪ Fysieke acties + concreet doorleefde situatie (zelfreflectie en zelfexploratie op cognitief en
affectief niveau)
2.5 Wanneer?
▪ Meer actie (kinderen & jongeren zitten niet graag stil)
▪ Als begeleiding stagneert
▪ Als cliënt zich moeilijk verbaal uitdrukt
▪ Bij rationaliserende cliënt
▪ Bij zwakke interne/externe structurering
Psychodrama kan diagnostisch (want hoe men de stoelen tegenover elkaar zet zegt ook veel!),
begeleidend en therapeutisch werken
3. Structuur: stadia
Fase 1 = opwarming
Fase 2 = actie
Fase 3 = sharing
3.1 Opwarmingsfase
= groep figuurlijk opwarmen via uitwisselen van ervaringen evt. oefeningen die lichaam en geest aan
het werk zetten
Doel:
▪ Veilige sfeer, groepscohesie
▪ Openheid bij groepsleden
▪ Eventuele aanbieding v/e thema of een protagonist voor de actiefase
Director: balans tussen veiligheid en uitdaging bewaren
Belangrijk: geheimhouding, vertrouwen, respect, aanvaarding, vrijheid
Opwarming via:
▪ ‘toekomen’, ‘landen’ en ‘parkeren’
o Landen = director vraagt: “hoe zitten jullie er bij?” (bv. ik was bang dat ik hier niet
ging geraken door de file…) → werkt verbindend en opwarmend
▪ Uitwisseling van ervaringen
▪ Oefeningen die lichaam en geest aan werk zetten (bv. relaxatieoefening, imaginatieoefening,
concrete situatie bespreken, geleide fantasieoefening, familiestamboom, …)
3.1.1 Sleutelbos
Jezelf voorstellen via een betekenisvol voorwerp bv. sleutel, gsm, ring … Je voorwerp spreekt in de ‘ik-
vorm’ over de persoon. Je vertelt zoveel/zo weinig als je zelf wil.
9
, 3.1.2 The Magic Shop (imaginatieoefening)
Gaat over zelfbeeld en ideaalzelf.
= (director vertelt) verhaaltje over stappen naar een winkel waar een vrouw een
magische winkel heeft. Je vindt daar potjes met menselijke eigenschappen in, bv.
zelfzekerheid, assertiviteit. De vrouw vraagt je welke je graag zou willen bijkopen
(van welke eigenschap wil je iets meer hebben) maar je moet daarvoor wel een
klein stuk van iets dat jij te veel van hebt, inruilen.
In het verhaal maak je de zintuigen heel aanwezig (bv. je ziet een konijntje huppelen, het is warm
weer, je voelt de stenen onder je …)
“het steegje trekt je aan, je wilt binnen gaan” zeggen zorgt voor veiligheid en minder weerstand.
Bij zulke verhalen is het belangrijk om de veiligheid te benadrukken en de weg terug te nemen (zodat
men niet vast zit in het imaginaire)
3.1.3 De oude wijze man (imaginatieoefening)
Gaat over een onbewust deel van je zelfbeeld of ideaalzelf.
= verhaal gelijkaardig als ‘the magic shop’ waar je stapt binnen een bos en een oude wijze
man tegenkomt. Je kan hem raad vragen over iets.
Dit gaat erover dat je eigen wijze kern het antwoord weet over je dilemma.
3.1.4 De tuin
Tuin is de groep.
= je kiest voor jezelf een element uit de tuin en beeld dit uit. De director gaat langs bij
tuinelementen om individueel uitleg te vragen (luidop in groep). De tuinelementen
vatten hun essentie samen in 1 zin.
Goed voor groepscohesie.
3.1.5 Sociaal atoom
Familiestamboom tekenen waarbij je belangrijke anderen voorstelt, tekent.
3.2 Actiefase
= de protagonist speelt zijn psychodrama.
Rollen:
▪ Protagonist
o = cliënt
o Speelt zichzelf, mag & kan alles, leidt mee
o Stapt letterlijk in situatie in hier-en-nu (bv. ‘Magic Shop’ ECHT voorstellen)
o Gevolgen:
• Associaties/emoties/cognities opgewekt in veilig oefenveld
• Nieuwe inzichten in begrijpen van zichzelf en de ander
▪ Antagonist
o = ander die rol speelt op aanwijzing van director en protagonist + vanuit inleving
o Rol = mens, dier, ding (bv. storm, boom), symbool, …
10