Bijeenkomst 1: Orthopedagogische blik
………………………………………………………………………………………………………….
Voorbereiding:
Bestudeer hoofdstuk 2 en 4 uit de richtlijn Gezinnen met meervoudige en complexe
problemen.
Bestudeer hoofdstuk 3.2 en bijlage 1 uit de richtlijn Samen beslissen.
Bestudeer de publicatie over de ouderschapstheorie van Van der Pas
Hoofdstuk 3.3 uit Ontwikkelingspsychopathologie van Rigter (2022)
………………………………………………………………………………………………………….
Aantekeningen:
Orthopedagogiek:
‘’Het geheel van daden, activiteiten of praktijken vanaf de vroege kindertijd tot aan de
volwassenheid en dat bedoeld is om bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind tot een
volwassen persoon. ‘’
De wetenschap die zich in onderzoek en theorievorming richt op de beschrijving van de aard
en de achtergronden van het ontstaan van opvoedings-, ontwikkelings-en schoolproblemen
bij kinderen en jeugdigen, met het oog op onderkenning, behandeling en preventie.
J.F.W. Kok voormalig hoogleraar orthopedagogiek zegt dat opvoeden een dynamisch proces
is. Waarin het kind zich ontwikkelt en de opvoerder opvoedt. Het kind ontwikkelt zich vanuit
innerlijke drang, door te oefenen en te leren. De opvoeder voedt op door zijn manier van
‘zijn’ en door hoe hij inspeelt op het kind en zijn ontwikkelingsbehoeften. De inhoud van het
proces is voortdurend aan verandering onderhevig. Onder andere afhankelijke van de
ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. En niet alleen het kind ontwikkelt zich daarbij.
De opvoeder groeit in die ontwikkeling mee.
Mischa de winter en Dewey Amerikaanse filosoof en pedagoog trekken beiden opvoeding
breder: opvoeden betreft niet alleen het persoonlijke project tussen ouders en kind, maar ook
een goed onderwijssysteem is nodig voor het realiseren en handhaven van democratie. Door
actief deel te nemen aan gezamenlijke activiteiten ontwikkelen kinderen zich. De invloed van
de sociale kwaliteit van de wijk en sterke sociale netwerken zijn van belang in het opgroeien
van jongeren: de pedagogische civil society
Verschil en overeenkomst orthopedagogiek en pedagogiek:
Verschil: de orthopedagogiek onderscheidt zich van pedagogiek in het gegeven dat de
eerste zich meer richt op de opvoeding die speciaal moet worden aangepast aan de
behoefte van het kind, terwijl de laatste zich meer richt op gewone opvoeding.
Overeenkomst: de overeenkomst tussen orthopedagogiek en pedagogiek ligt daarin dat ze
zich beide primair richten op de opvoeding en de invloed daarvan op de ontwikkeling van het
kind. Orthopedagogiek doet dit onder andere door problemen met kinderen op de eerste
plaats te zien als opvoedingsproblemen en als opvoedingsopdracht. Het gaat om de
betekenis die problemen hebben voor de opvoeding. Daarin onderscheid orthopedagogiek
zich van kinder- en jeugdpsychiatrie.
,Classificeren:
Een persoon herkennen, afwijkend of vreemd gedrag in kaart brengen, er naam aangeven,
indelen in een categorie wordt classificeren genoemd. De DSM 5 is daarom ook een
classificatiesysteem.
Het verschil tussen classificatie en een diagnose is dat er bij een classificatie niets over de
oorzaak van de klachten wordt gekeken. Daar is echt een diagnose voor nodig. Een
diagnose is daarom ook niet snel te stellen.
Theorie van der pas:
https://www.ncj.nl/wp-content/uploads/media-import/docs/443a5d62-ffa3-4365-8bbc-
a2201a9e3aee.pdf
Drie aannames:
1. Elke ouder heeft een besef van verantwoordelijk zijn
2. Ouderschap maakt kwetsbaar
3. Ouders zijn eindverantwoordelijk
Vier buffers:
1. De solidaire gemeenschap
2. Goede taakverdeling
3. Metapositie
4. Goede ouder ervaringen
Meervoudige en complexe problemen:
Op basis van hun onderzoek stellen Bodden en Dekovic (2010) en Dekovic en Bodden
(2019) dat een gezin met meervoudige en complexe problemen op minimaal zes van de
volgende zeven domeinen langdurige problemen ervaart (en per domein minimaal één
factor):
1. Kindfactoren: psychische of psychosociale problemen inclusief
ontwikkelingsproblemen, gedragsproblemen, psychosomatische problemen en
verslavingen; cognitieve problemen (zoals laag IQ en leerproblemen) en
verstandelijke handicaps; slachtoffer of getuige van mishandeling, misbruik,
verwaarlozing of huiselijk geweld.
2. Ouderfactoren: psychische of psychosociale problemen inclusief psychosomatische
problemen, gedragsproblemen (agressie en crimineel gedrag) en verslaving;
cognitieve problemen (laag IQ) en verstandelijke handicaps; slachtoffer, getuige of
dader van mishandeling, misbruik, verwaarlozing of huiselijk geweld.
3. Opvoedingsfactoren: onvoldoende of inconsistente opvoedingsstrategieën;
pedagogische onmacht; weinig consistentie; weinig responsiviteit; veel harde
discipline; afwijzing; gebrek aan gedragscontrole; veel psychologische controle;
onveilige hechting.
4. Gezinsfunctioneren: relatieproblemen; conflicten; communicatieproblemen; weinig
cohesie; veel externe locus of control; geen organisatie
5. Contextuele factoren: meerdere negatieve levensgebeurtenissen; financiële
problemen; lage sociaal-economische status.
6. Sociaal netwerk: verstoord of gebrek aan sociaal netwerk; conflicten met
buurtbewoners en vrienden
7. Hulpverlening: lange geschiedenis van hulpverlening; uithuisplaatsing.
, Bic model
De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om jeugdigen tot optimale ontwikkeling te
laten komen, zijn (Zijlstra, 2012):
1. Adequate verzorging. Adequate verzorging refereert aan de zorg voor de gezondheid
en het fysieke welbevinden van de jeugdige. De ouders zorgen voor onderdak,
kleding, voeding en persoonlijke spulletjes. Er is een inkomen om hierin te voorzien.
Daarnaast hebben de ouders geen zorgen over de manier waarop zij voorzien in de
verzorging van hun kind.
2. Veilige fysieke directe omgeving. Een veilige fysieke directe omgeving geeft fysieke
bescherming aan de jeugdige. Dit impliceert de afwezigheid van fysiek gevaar in de
woning Richtlijn Gezinnen met meervoudige en complexe problemen / pagina 30of
buurt waar de jeugdige woont. Er zijn geen bedreigende toxische invloeden in de
woning of buurt. De jeugdige wordt niet bedreigd door een vorm van mishandeling.
3. Affectief klimaat. Een affectief klimaat betekent dat de ouders hun kind emotionele
bescherming, steun en begrip geven. Er is sprake van een veilige hechting tussen
ouder en kind. Er is sprake van wederzijdse genegenheid.
4. Ondersteunende flexibele opvoedingsstructuur. Een ondersteunende flexibele
opvoedingsstructuur bevat aspecten zoals: - voldoende regelmaat in het leven van
alledag; - aanmoediging, stimulering en instructie aan de jeugdige en realistische
verwachtingen van de jeugdige; - grenzen en regels stellen en inzicht geven in de
redenen achter deze grenzen en regels; - controle uitoefenen over het gedrag van de
jeugdige; - voldoende ruimte schenken aan de wensen van de jeugdige, en hem de
vrijheid geven om zelf initiatief te nemen en te experimenteren, evenals de vrijheid
om te onderhandelen over wat voor de jeugdige belangrijk is; - de jeugdige krijgt niet
meer verantwoordelijkheid dan hij aankan, ervaart binnen die begrenzing de
gevolgen van zijn gedrag, en leert zo de gevolgen in te schatten en zijn gedrag af te
wegen.
5. Adequaat voorbeeldgedrag door ouders. De ouders laten gedrag, normen en
waarden zien die voor de jeugdige later waarschijnlijk van belang zijn en die hij kan
overnemen.
6. Interesse. Ouders hebben interesse in hun kind, in zijn leefwereld en persoon.
7. Continuïteit in opvoeding en verzorging, toekomstperspectief. De ouders zorgen
zodanig voor hun kind dat veilige hechting optreedt. De jeugdige heeft vertrouwen in
de aanwezigheid van de ouders en ervaart een toekomstperspectief.
8. Veilige fysieke wijdere omgeving. Zowel de buurt waarin de jeugdige opgroeit als de
samenleving is veilig. Criminaliteit, oorlog, natuurrampen, ziekten et cetera bedreigen
de ontwikkeling van de jeugdige niet.
9. Respect. De behoeften, wensen, gevoelens en verlangens van de jeugdige worden
serieus genomen door de omgeving en samenleving waarin de jeugdige leeft. Er is
geen sprake van discriminatie wegens achtergrond, etniciteit of religie.
10. Sociaal netwerk. De jeugdige en zijn familie hebben een sociaal netwerk waar zij op
terug kunnen vallen.
11. Educatie. De jeugdige krijgt scholing en opleiding en de gelegenheid zijn
persoonlijkheid en talenten te ontplooien (bijvoorbeeld via sport of muziek).
12. Omgang met leeftijdgenoten. De jeugdige heeft de mogelijkheid om te gaan met
leeftijdsgenoten in gevarieerde situaties, passend bij zijn leeftijd en ontwikkeling.
13. Adequaat voorbeeldgedrag in de samenleving. De jeugdige heeft contact met andere
jeugdigen en volwassenen die een voorbeeld zijn voor huidig en toekomstig gedrag
en die belangrijke normen en waarden kunnen overbrengen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dapelsma. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.