Lichaamssamenstellingen:
Waarom willen we lichaamssamenstelling
weten?
1. Om gezondheidsrisico vast te stellen.
2. Om veranderingen in
lichaamssamentelling te volgen die
geassocieerd zijn met bepaalde
ziekten.
3. Om de effectiviteit van voedings- of
activiteit interventies te bepalen.
4. Om het ideale lichaamsgewicht vast
te stellen.
1kg calcium 7kg waterstof
Verschillende niveaus van (1,4%) (10%)
lichaamssamenstelling: 43kg zuurstof 1,8kg stikstof
I. Atomair niveau. (61%) (2,6%)
II. Moleculair niveau. 16kg koolstof
III. Cellulair niveau. 42kg water (60%)
(23%)
IV. (extracellulair 18kg,
Weefselniveau. 5,5kg bloed (8%) intracellulair 24kg),
V. 5kg bot (7,1%) 10kg eiwitten (14%)
Lichaamsniveau. 2,6kg huid (3,7%) 0,5kg koolhydraten
1,8kg lever (2,6%) (0,6%)
28kg spier (40%) 13,5kg vet (19,1%)
(essentieel 1,5kg, niet-
essentieel 12kg)
10,1kg mineralen (14,4%)
Methoden om lichaamssamenstelling te
meten:
Directe methoden: de gouden-standaardmethodes
(exact).
Kadaver (dood lichaam) analyses/studies - Indirecte methode: afgeleide van de
werd gedaan door ontleding en chemische directe methode, wordt veel voor
analyse van kadavers. Wat opviel was het onderzoek en in de medische wereld
verschil in vetpercentages tussen individuen. gebruikt.
o Wat ook opviel was dat de samenstelling Metingen zijn vaak
van botmassa en vetvrij weefsel redelijk nauwkeurig/valide maar hiervoor is
hetzelfde was tussen individuen. vaak veel (dure) apparatuur nodig.
o Dit was het begin van de ontdekking o Zoals CTs, MRIs en
van de lichaamssamenstelling verdunningsmethoden.
(uitgevoerd rond 1940). Onderzoekers berekenen
o Nadelen van kadavers zijn: lichaamssamenstelling ook wel
- Relatief klein aantal humane door: lichaamsgewicht = vet +
studies. mager weefsel (inclusief water).
- Kadavers zijn vaak oude/zieke o Overgewicht ≠ overvet.
personen.
- Samenstelling verandert na de
dood.
- Niet erg praktisch voor
toepassing bij levende
personen.
Neutronenactivatie analyse (in vivo neutronen
activatie analyse (IVNAA)) – bewuste
bestralingen waardoor bv natrium atomen
isotoop worden en gammastralingen gaan
,Dubbel indirecte methoden: de huis, tuin en keuken technieken; kunnen makkelijk
gebruikt worden en zijn vaak gevalideerd t.o.v. de indirecte methoden.
Antropometrische methoden:
Gewicht – wordt gewogen door een weegschaal; deze moet goed geijkt zijn, de persoon
weegt zonder kleding of altijd dezelfde kleding en op hetzelfde moment van de dag.
Lengte – hierbij is houding (rechte rug), stand van het hoofd (Frankfort Horizontal
Plane), geen schoenen en na maximale inademing van belang.
BMI - deze informatie kan bij elkaar worden gevoegd tot het BMI (gewicht/lengte 2).
Tegenwoordig wordt leeftijd ook meegenomen (BMI vaak overschat bij
oudere door verkeerd gemeten lengte).
Tussen rassen verschilt de lichaamssamenstelling ook.
Kinderen hebben afkappunten voor onder- of overgewicht.
o Doormiddel van voorspellingsformules kan via het BMI het vetpercentage worden
voorspelt.
o Let op; mensen met eenzelfde BMI kunnen een geheel andere
lichaamssamenstelling hebben.
Omtrekmaten – zoals de middelomtrek (hiervoor gebruiken we een meetlint, de
botpunten en bij maximale uitademing); dit is een maat voor abdominaal/visceraal vet.
Er wordt gebruik gemaakt van afkappunten (omtrek) voor hoog-risico.
Voordelen = redelijk makkelijk te meten, hangt met name af van het
buikvet, wellicht beter bruikbaar bij ouderen dan BMI.
Nadelen = meting lastig bij obesitas, afkappunten zijn geslacht specifiek
en afkappunten bij ouderen mogelijk niet juist (70+).
Op oudere leeftijd vindt namelijk herverdeling van het vet plaats.
o Waist-to-hip (middel-/heupomtrek) – tegenwoordig gebruiken we deze maat niet
meer omdat:
De MHV lager gecorreleerd is met visceraal vet.
De MHV voorspelt minder goed de gezondheidsrisico’s.
o Andere veelgebruikte omtreksmaten – de hoofdomtrek bij baby’s om de groei
vast te stellen, de kuitomtrek als maat voor de spiermassa en de armomtrek om
ondergewicht/-voeding vast te stellen.
Huidplooien – meten van de dikte van subcutaan vet op diverse anatomische plaatsen;
biceps, triceps, sub-scapula, supra-iliaca. De plooi meet je exact, het vetpercentage
schat je. Procedure:
1. Linker- of rechterzijde lichaam.
2. Exacte locatie bepalen op basis van botpunten; locatie markeren.
3. Plooi oppakken en huidplooimeter plaatsen.
4. Dikte nauwkeurig aflezen 4 seconden na start van de meting.
5. *De binnen-waarnemer variatie is behoorlijk.
6. *De tussen-waarnemer variatie is nog groter.
Overige methoden:
Bio-elektrische impedantie analyse (BIA) – er zitten draadjes aan de voeten en handen
waardoor er een stroompje door het lichaam gaat. Het apparaat laat vervolgens de
weerstand (is groot van vetweefsel) die het tegenkomt zien.
o De samenstelling van je armen en benen speelt hierdoor een grote rol.
o Lengte lichaam2 (L) / gemeten impedantie (Z) = impedantie index.
o De correlatie tussen weerstand en vetpercentage is 0,9.
De voorspellingsformule (VVM) = constante + factor * L 2/Z
o Voordelen = niet invasief, kleding kan aanblijven, makkelijk te
gebruiker (beperkte waarnemer-bias), ‘in het veld’ te gebruiken.
,Lichaamsvet hebben we nodig als Vetverdeling: de locatie van het vet is
brandstof, isolatie, bescherming en voor geassocieerd met gezondheidsrisico’s.
impulsgeleiding en hormoonactiviteit. - Overtollig visceraal vet wordt
ook wel centrale obesitas
genoemd en is geassocieerd
De gezondheidsrisico’s:
met de gezondheidsrisico’s.
o Iemands middelomtrek is
een goede indicator.
o Ook kan er een middel-
lengteratio of een middel-
heupratio worden
gebruikt.
- Onderhuidsvet is juist niet
, Macronutriënten:
Energie: de mogelijkheid om arbeid te Alle energie komt van de zon; planten zetten
verrichten. Energie vind je in warmte, dit om in glucose dankzij fotosynthese. Het
mechanisch, elektrisch en chemisch. menselijk lichaam heeft deze energie nodig
› Kilocalorie = eenheid om energie mee te voor het metabolisme:
meten › Anabolisme = van kleinere eenheden
(1 kcal = 4,18 kJ). maken we grotere moleculen; hier
› Energieprocent = aandeel in de (%) hebben we energie (ATP) voor nodig.
energie dat een macronutriënt levert in › Katabolisme = grotere moleculen
de totale energie-inname. worden afgebroken tot kleinere
› Energiedichtheid = energie ÷ gram; per eenheden; hier komt energie (ATP) bij
voedingsmiddel, drankje of maaltijd.
o Het gehalte water en vet zijn hier
het meest van invloed op.
Voedingsstoffen effect op honger/verzadiging:
- Vezels hebben een hoog verzadigend
effect.
- Eiwitten verzadigen meer dan
koolhydraten en vet.
- Producten met ene hoge
Koolhydraten:
Koolhydraten zijn suikers die bij volledige verbranding 4 kcal/17 kJ per gram
leveren volgens de calorimeter van Atwater. Er bestaan verschillende soorten:
Monosachariden: Glucose (druivensuiker, dextrose). Fructose (fruitsuiker, honing, groen
het verschil in de zoetste monosacharide.
rangschikking
veroorzaakt het Galactose (melkproducten).
verschil in
zoetheid.
Disacharide: 2x Maltose (glucose + glucose): wordt Sucrose (glucose + fructose): vorm
monosachariden. geproduceerd bij de afbraak van natuurlijke zoetheid van fruit, groen
zetmeel en fermentatie van en granen.
alcohol.
Lactose (glucose + galactose)
Oligosacharide: 3 Bijvoorbeeld Raffinose en Zitten veel in moedermelk en
tot 9 sacharide, Stachyose (= prebiotica). peulvruchten.
bestaand uit
Worden in de dikke darm Worden omgezet in SCFA (2 kcal/gr
glucose, fructose
gefermenteerd tot bacteriën. en gassen.
en/of galactose.
Polysacharide: 9 Glycogeen = opslag glucose Zetmeel = opslag glucose in plante
of meer sacharide, dieren/mensen, waarvan 1/3 in de De verteerbaarheid speelt een rol b
alleen bestaand uit lever, 2/3 in de spieren. Is sterk energie-opname. (Verteerbaar zetm
glucose. vertakt waardoor er veel plaatsen = 4 kcal/gram, resistent zetmeel <
zijn voor enzymatische kcal/gram).
omzettingen wanneer er glucose
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur isisvink1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,09. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.