Hoofdstuk 1: wat is psychologie?
EEN DEFINITIE VAN PSYCHOLOGIE
Psychologen willen menselijk gedrag begrijpen -> gedrag op systematische manier observeren en kijken hoe het
wordt beïnvloed door de omgeving
- Dus: theorieën opstellen over interne, onzichtbare processen en motieven die aan de grondslag liggen
Psychologie = een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die gedragsevidentie gebruikt wordt
om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen
Observeerbaar: is relatief -> op het enen moment kan je iets niet waarnemen, op een ander moment wel dmv
betere technieken en methoden
Psychologie is een oud onderwerp -> al lang zoeken naar hoe hen geest werkt en gedrag wordt bepaald
ONTWIKKELINGEN DIE DE PSYCHOLOGIE MOGELIJK GEMAAKT HEBBEN
REDE, INTUÏTIE EN GELOOF
FILSOFEN IN HET OUDE GRIEKEN
Eerst invloedrijke geschriften door Plato en Aristoteles (stelde vragen over de plaats van de mens in het universum)
Plato:
Onderscheid maken tussen de ware, onzichtbare wereld van onveranderlijke, ideale vormen en de zichtbare
veranderlijke wereld rondom ons, die een onvolmaakte afspiegeling is van de were wereld
- Observatie was minder belangrijk
- Wiskunde : dichtst bij ideale wereld, omwille van De grot van Plato
onveranderlijke getallen
Aristoteles:
Meer belang hechten aan observatie
Echte kennis: men moest uitgaan van axioma’s
Wiskunde en meetkunde waren van belang
DE KERK
Vertaalde de geschriften van Plato en Aristoteles naar de kerkelijke leer
God = de waarheid
DE WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE
EEN NIEUWE MANIER VAN DENKEN
16de-17de eeuw: kennis is gebaseerd op systematische observatie en actief in grijpen in de wereld
= wetenschappelijke revolutie
o Factoren van ontstaan:
▪ Verminderde macht van de rooms-katholieke Kerk
▪ Herwaardering van handel en handenarbeid
▪ Uitvinding van de boekdrukkunst
▪ Ontdekkingsreizen en de confrontatie van de westerse wereld met Islamitische en Chinese
beschavingen
▪ Universiteiten die ontstaan
▪ Een periode van relatieve welvaart
,DE COPERNICAANSE REVOLUTIE
Belangrijke gebeurtenis: kalender bleek niet meer te kloppen Eind van 15e eeuw ging met 11
➔ Axioma ter discussie: de aarde als centrum van het universum dagen overslaan
Nicolaus Copernicus: “bewegingen van heelal valt beter te begrijpen als men er van uit gaat dat niet alle
hemellichamen rond de aarde draai” = de copernicaanse revolutie
➔ Gesteund en onderbouwd door Galileo Galilei en Isaac Newton
NIEUWE KENNIS KOMT VOORT UIT OBSERVATI EN EXPERIMENTEN, NIET UIT BESTUDERE VAN OUDE MEESTERS
Meer kennis te verzamelen door nauwkeurige observatie dan het lezen en becommentariëren van anderen
Actief observeren: actief ingrijpen op fenomenen, door te experimenten en de gevolgen van dergelijke
experimenten te bestuderen
DE GROEIENDE MACHT VAN DE WETENSCHAPPEN EN HET ONTSTAAN VAN TWEE CULTUREN
WETENSCHAP EN MACHT
Geen invloed van Kerk meer -> wetenschappelijke ontwikkelingen ging vlotter -> groeiende prestige van de nieuwe
wetenschappen
DE TWEE CULTUREN
Snow: twee culturen met spanningen
- De klassieke, humanistische cultuur
- De nieuw, natuurwetenschappelijke cultuur
➔ Hadden geen contact met elkaar
DE TOEPASSING VAN DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE OP HET MENSELIJKE FUNCTIONEREN
Men ging de mogelijkheden en beperkingen van de menselijke waarnemeingen in vraag stellen
DE PERSOONLIJKE FOUT
In astronomie: de tijden notierne van wanneer een ster over een lijn gaat -> kon bij verschillende assistenten (0,5
seconde trager of sneller)
- Men had soms meer tijd nodig om informatie te verwerken
- = persoonlijke fout
Mentale chronometrie = een
DE SNELHEID VAN INFORMATIETRANSMISSIE IN DE ZENUWEN techniek waarbij men de
Hermann von Helmholtz: meten de snelheid van zenuwimpulsen in de psychologische processen in
zenuwvezels informatieverwerking probeert
Meeste de snelheid van informatieverwerking bij een kikker -> 30 meter/seconde te achterhalen door te kijken
naar de tijd die mensen nodig
HET ONDERZOEK VAN DONDERS hebben om allerhande taken
Franciscus Cornelis Donders breide het onderzoek van Helmholtz uit tot de mens uit te voeren
Conditie 1: Ki ki ki -> A-reactie Maar 1 klank en 1 antwoordknop > je moet dus niet discrimineren of een
antwoord kiezen
Conditie 2: Ka ke ki -> B-reactie 3 klanken en 3 antwoordknoppen -> duurde langer want je moet
discrimineren en een antwoord kiezen
Conditie 3: Ka ke ki -> C-reactie Je moet enkel reageren op ki -> 1 knop en 1 klank, maar je moet
discrimineren, geen keuze maken
➔ Discrimineren: 46 m/s
➔ Keuze maken: 42 m/s
, DE EVOLUTIETHEORIE
Praktijk: gebruikt worden in verkeer, Holland voor we rood van oranje onderscheiden?
Door Charles Darwin
= aanpassingsproces, waarbij men zich gaat aanpassen aan de omgeving om de overlevingskansen te vergroten
➔ Strubbel for life & survival of the fittest
Peter en Rosemary Grant: gingen vinkenpopulatie gaan onderzoek
- Droogte: kleine vinken gaan sterven omdat ze minder aan eten
geraken -> volgende gereactiveerd was 4% groter
Boek: On the Origin of Species (Darwin)
➔ Zorgde voor doorbraak evolutietheorie
➔ Zorgde voor het opperen dat de mens misschien is geëvolueerd uit voorouders
HET ONTSTAAN VAN DE PSYCHOLOGIE
ONTWIKKELINGEN BINNEN DE FILOSOFIE
Filosofen gaan in 15de-16de eeuw kritischer denken en niet steeds kaders van anderen gaan bestuderen en
becommentariëren -> wetenschappelijke revolutie
DESCARTES: DUALISME, RATIONAISME, NATIVISME EN EEN MECHANISCHE KIJK OP DE WERELD
René Descartes: ging uit van 3 principes: dualisme, rationalisme en nativisme
- Dualisme: = de overtuiging dat mensen uit twee onafhankelijke leemten bestaan, namelijk lichaam en
geest
o Geest: heeft vrije wil en vormt de kern van het menselijke denken
o Lichaam: omhulsel van de geest en heeft er dus geen invloed op
Dualisme sloot aan bij visie van Plato en de katholieke
Kerk
- Rationalisme: kennis is gebaseerd op de rede
- Nativisme: = de overtuiging dat de mens aangeboren kennis heeft
Een vierde afzonderlijke principe van Descartes: het universum vormde eenmachine die wiskundig
beschreven kon worden -> menselijk lichaam was dus onderworpen aan de natuurwetten
EMPIRISME IN PLAATS VAN RATIONALISME
Onvrede met nativisme en rationalisme -> tegenbeweging, namelijk het empirisme
Empirisme = de inhoud van de geest wordt niet gevormd door aangeboren ideeën en afgeleide inzichten, maar wel
via zintuiglijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden
- Grondlegger: John Locke
o “alle menselijke kennis komt voort uit ervaringen met externe, voelbare voorwerpen en vanuit
aangeboren ideeën”
o Associaties van ideeën : kennis komt tot stand door combinaties van eenvoudigere ideeën
PSYHCOLOGIE WORDT EEN BELANGRIJK THEMA BINNEN DE FILOSOFIE
Psychologie groeide uit tot een belangrijk onderzoeksonderwerp binnen de filosofie
, PSYCHOLOGIE ALS NIEUWE WETENSCHAP
Psychologie was voornamelijk eerst in Europa, dan ging het zwaartepunt naar VS
Aantal kerngebeurtenissen: zie hieronder
WUNDT EN HET EERSTE LABORATORIUM VOOR PSYCHOLOGIE
Wilhelm Wundt: richtte in 1879 aan de universiteit van Leipzig het eerste psychologische laboratorium op
= startpunt van de wetenschappelijke psychologie
➔ Veel invloed op tijdgenoten:
o Publicaties
o Vele personen die tijd doorbrachten in laboratorium
Publiceerde boek: ‘Grundzüge der physiologischen Psychologie’
- Wetenschappelijke psychologie = een alliantie tussen enerzijds de fysiologie die ons informeert over de
levensfenomenen die we met onze zintuigen kunnen waarnemen en anderzijds de psychologie waarbij de
persoon van binnenuit naar zichzelf kijkt
o Deel 1: fysiologische psychologie -> taak: levensprocessen onderzoeken die het midden hielde
tussen de externe en interne ervaringen
o Deel 2: wijst op introspectie
Introspectie heeft 2 delen:
- ‘inherente wahrnehmung’: over het eigen psychische functioneren
- ‘Experimentelle selbstbeobachtung’: proefpersoon in een gestandaardiseerde
situatie geplaatst worden
= enige toelaatbare vorm van introspect (Wundt)
Werd gezien als ‘structuralist’:
➔ structuralisme = op basis van introspectie de structuur van het bewustzijn probeerde te ontdekken
BINET EN DE GEBOORTE VAN DE TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE
Alfred Binet en Théodore Simon: ontwikkelde de intelligentietest
- context: verplichting van onderwijs in Frankrijk -> kijken aan de hand van een test of kinderen een
achterstand hadden en of deze kon geholpen worden door extra onderwijs
- Verschillende pogingen: schedelomtrek + registreren van de prestaties op eenvoudige
waarnemeningsproeven -> komen niet overeen met visie van leerkrachten
- Uiteindelijk: men moest een gedicht lezen en onthouden -> moest het later opnieuw schrijven -> bleek
overeen te komen met visie van leerkrachten
Men ging op zoek naar nog andere vergelijkbare taken om de intelligentietest verder op uit te
bouwen
DE VERTALING NAAR DE AMERIKAANSE CONTEXT: FUNCTIONALSME
VS had vlug een dominante positie in de psychologie
Eerste stroming: functionalisme: meer interesse in de toegepaste psychologie
- William James: ‘The Principles of Psychology’
o Mentale processen = stream of consciousness
= voortdurend veranderdende stroom van Succes van de psychologie was afhankelijk
gedachten en gevoelens van de mate waarin de psychologie
praktische oplossingen kon bieden
,BEHAVIORISME: HOE KUNNEN WE DE PSYCHOLOGIE NOG WETENSCHAPPELIJK MAKEN?
John Watson: ‘Psychology as the behaviorist views it’ -> psychologie zal nooit een echte wetenschap worden als ze
zich met het bewustzijn bleef bezighouden
➔ Behaviorisme = enkel observeerbaar, meetbaar gedrag het onderwerp kan
vormen van psychologisch onderzoek en theorievorming Geen sprake van introspectie
- Watson werd geïnspireerd door het positivisme
o Positivisme = de natuurwetenschappen is de meest succesvolle manier geworden om de wereld
te begrijpen en kennis te genereren
o Men nam 3 ideeën over van de positivisten:
▪ Theorieën moeten gebaseerd worden op directe observaties en hierbij gebruik maken van
operationele definitie
▪ Onderscheid maken tussen onafhankelijke en Operationele definitie = meetprocessen en
afhankelijke variabelen -> gaat hier over begrippen zo concreet mogelijk benoemen
stimulus en respons (behaviorisme = S-R-
Operationele definitie <-> gewone definitie:
psychologie)
Honger bij een gewone definitie kan op
▪ Beschrijven van de precieze relatie tussen
verschillende manieren geïnterpreteerd
de onafhankelijke en afhankelijke
worden, bij operationele definitie zal men er
variabelen
‘een aantal uur dat men geen eten heeft
gekregen’ op kleven
FREUD EN HET HERMENEUTISCHE ALTERNATIEF
Psychoanalyse = het bewustzijn en het gedrag slechts zeer
oppervlakkige fenomenen + ligt de ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale
stoornissen bij onbewuste krachten
- Grondlegger: Sigmund Freud
- Helpen: elementen uit het onderbewuste halen en in het bewuste brengen om er op een rationele manier
mee om te gaan
- Onderzoeksmethode sluit aan bij traditionele filosofische cultuur = hermeneutiek
Wilhelm Dilthey: onderscheid maken tussen natuurwetenschappen en geesteswetenschappen:
- Natuurwetenschappen: streven naar algemeen geldende wiskundige wetten op basis van een beperkt
aantal observaties
- Geesteswetenschappen: streven naar het volledige begrijpen van fenomenen binnen de volledige
historische en socioculturele context
Visies van Freud en Dilthey waren niet populair
- Door spanningsveld tussen wetenschappelijke en hermeneutische psychologie
o MAAR: eensgezindheid over: menselijke intuïties en spontane inzichten zijn niet voldoende om
een goede psycholoog te zijn
, ONDERZOEKSMETHODEN IN DE PSYCHOLOGIE
OBSERVATIE IN PLAATS VAN INTUÏTIE EN OPINIE
Nauwkeurige observatie en beschrijving van het onderzoeksonderwerp is noodzakelijk
- Deze benadering was relatief recent voor de psychologie -> want: filosofen waren overtuigd dat men de
mens helemaal niet hoefden te observeren om uitspraken over de psyche te doen
Menselijk intuïtie is beperkt en gaan vaak niet overeenstemmen tussen elkaar
Repliceerbaarheid van de onderzoeksresultaten = een objectieve registratie van de feiten, uitgevoerd op een manier
die zo nauwkeurig beschreven wordt, dat een andere wetenschappelijk opgeleide psycholoog die op exact dezelfde
manier kan herhalen
HET BELANG VAN EEN LITERATUURSTUDIE
Literatuurstudie om zicht te hebben over de problematiek en over wat wel/niet bekend is
Correcte informatie verzamelen
BESCHRIJVEND ONDERZOEK
NATURALISTISCHE OBSERVATIE
= een onderzoekstechniek waarbij het gedrag systematisch geobserveerd wordt in en natuurlijke context
Vb: “invloed van de klasgrootte op de mate van agressief gedrag bij kinderen uit het eerste leerjaar”
Nadeel: neiging om zich anders te gedragen wanneer men weet dat ze geobserveerd worden
= reactieve gedragingen
➔ Oplossing: onderzoeker zal gedurende langere tijd bij de proefgroep verblijven voordat men gegevens gaat
verzamelen
Vaak in combinatie met:
- Vragenlijsten
o Nadeel: sociaal wenselijk antwoorden
- Interviews: gestructureerd (vastliggende vragen) of ongestructureerd
o Nadeel: sociaal wenselijk antwoorden
- Opiniepeilingen
o = een inventaris van de opinies bij een representatieve steekproef van de bevolking, op basis
waarvan men conclusies trekt over de hele populatie
- Psychologische test, vaak dmv gestandaardiseerde tests
- Archiefmateriaal
- Gevalsstudie
o = een intensief, gedetailleerde onderzoek over één persoon of één gebeurtenis, in de hoop
principes te vinden die gelden voor het fenomeen in het algemeen
- Kwalitatief onderzoek
o Gebruik maken van: focusgroepen (= een groep van personen die een bepaalde situatie aan den
lijve ondervonden heeft en onderling ervaringen en visies uitwisselt)
, CORRELATIEONDERZOEK
Doel: accuraat beeld krijgen van wat personen doen en wat in hen omgaat
➢ Men moet een verband tussen verschillende waarnemingen zien (door te vergelijken met andere data)
Variabelen en de correlatiecoëfficiënt
Men onderzoekt de correlatie tussen variabelen
- Variabelen = elk kenmerk dat kan veranderen en dat gemeten kan worden
o Vb: grootte, gewicht, klassengrootte, prestaties, aantal keren een bepaald probleem vermeld
wordt
- Correlatie = de mate waarin 2 variabelen met elkaar samenhangen = de mate waarin wijzigingen in de ene
variabele gepaard gaan met wijzigingen in de andere variabelen
o Vb: correlatie tussen grootte en gewicht
- Correlatiecoëfficiënt: uitgedrukt in een getal tussen -1,00 en +1,00
Een positieve correlatie
= wanneer 2 variabelen in dezelfde richting variëren
➔ Als de ene variabele toeneemt, zal de andere ook toenemen; als de ene afneemt, zal de andere ook afnemen
Tussen: +0,01 en +1,00
- +1,00: de ene variabele perfect kan voorspellen als men de andere kent
Een nulcorrelatie
= 0,00
= er is geen verband tussen beide variabelen
Een negatieve correlatie
Tussen -0,01 en -1,00
= wanneer de ene variabele toeneemt als de andere afneemt
Vb: aantal sigaretten dat men rookt en de gemiddelde leeftijd in jaren als men sterft: hoe meer sigaretten een
persoon rookt, hoe korter de levensduur
Correlaties maken het niet mogelijk om oorzaken en gevolgen te onderscheiden
Men heeft vaak de neiging om een oorzaak-gevolgverklaring te maken
Voorbeelden van valse oorzaak-gevolg gedachten:
- Negatieve correlatie tussen # kinderen in een gezin en de huwelijkstevredenheid bij de ouders
- Positieve correlaties tussen het # ijsjes dat gegeten wordt aan zee en het # mensen dat uit het water
gered moet worden
- Positieve correlatie tussen gewicht van een vrouw en haar loon
- Positieve correlatie tussen het # kerken in een stad en het # moorden in die stad
# ijsjes dat gegeten wordt aan zee en het # mensen dat uit het water moet worden gered
o Gaat over een derde onderliggende variabele -> namelijk temperatuur verklaart het verband
Om een oorzaak-gevolgverband te zoeken,
moet men actief ingrijpen door middel van
experimenten
, EXPERIMENTEEL ONDERZOEK
Experimenten om oorzaken aan te tonen
= actief ingrijpen door onderzoekers
➔ Manipuleren één of meer variabelen en kijken of dit effect heeft op een andere variabele
- Essentieel: geplande manipulatie moet een verschil teweegbrengen tussen de condities, waarbij de rest
constant blijft
Experiment: positieve correlatie tussen agressief gedrag en de mate van blootstelling aan geweld op tv of bij
videogames
Hoe?: men werd in 2 groepen ingedeeld waarbij de ene groep een agressief spelletje speelt en de andere groep
een spelletje waarbij men moet helpen -> daarna zit men tegenover iemand waarbij je om het snelst op de knop
moet drukken bij het horen van een toon -> trager: straf krijgen (lawaai) ; sneller: je mag zelf straf uitdelen en
kiezen hoe luid het lawaai moet staan
Vraag?: hoe vaak zal de persoon wraak nemen met hetzelfde, maximale lawaai straffen
Uitkomst: wie het agressieve spelletje heeft gespeeld zal vlugger wraak nemen
Verschillende stappen
1) Voor het experiment: literatuurstudie doen
2) Hypothese formuleren
- Hypothese = een voorspelling maken op basis van een theorie die in een proef getoetst wordt
3) Hypothese in een experiment gieten
- Onafhankelijke variabele = de variabele die de onderzoeker tijdens een experiment manipuleert om het
effect ervan op het gedrag te achterhalen
o Vb: gewelddadig spel en vreedzaam spel
- Afhankelijke variabele = de variabele die een onderzoeker meet als deel van het experiment
o Vb: het aantal keren dat de proefpersoon ‘wraak’ nam door de maximumstraf te kiezen
- Controlevariabelen = de aspecten van een experiment die een onderzoeker constant wil houden
o Vb: duur van videogames spelen, dezelfde opeenvolging van winst- en verliesbeurten
- Operationaliseren van variabelen:
o Zorgt ervoor dat een andere onderzoeker in staat is om de Invloed van positivisme
proef op exact dezelfde manier te herhalen
o = omzetten in concrete en meetbare handelingen
4) Data verzamelen en analyseren
5) De hypothese evalueren
- Bevindingen in verband brengen met hun hypothese
- Als het experiment de hypothese niet bevestigd -> zoeken wat er aan de hypothese of uitwerking van de
proef verkeerd is gegaan
Experimenten zijn niet altijd mogelijk
Omwille van ethische redenen
➔ Vb: de correlatie tussen huwelijksteveredenheid en het aantal kinderen
Bij eigenschappen die niet te manipuleren of operationaliseren zijn
- Zoals: subjectieve overtuigingen of waarden
, IS WETENSCHAP ALTIJD JUIST?
Neen, niet alle uitspraken van wetenschappers zijn juist, redenen:
- Theorieën zijn gissingen: het duurt vaak jaren voordat wetenschappers met eige overtuiging kunnen
zeggen of een bepaalde hypothese met de bijhorende theorie nu wel of niet verworpen moet worden
- Perceptie bevat interpretatie: men kan informatie op verschillende manieren waarnemen of
interpreteren
- Fouten bij het onderzoek:
o Interne validiteit: wanneer de conclusie tussen oorzaak – gevolg gerechtvaardigd is
o Externe validiteit: wanneer onderzoeksresultaten te veralgemenen zijn naar de buitenwereld of
andere onderzoekssettingen
Interne en externe validiteit zijn elkaar tegenpolen:
o Hoe meer men controle over de omstandigheden probeert uit te oefenen om de interne
validiteit te verhogen, hoe meer kans men maakt om te eindigen met een artificiële
laboratoriumsituatie die nog weinig uit te staan heeft met het werkelijke leven
HET BELANG VAN BIOLOGISCHE FACTOREN VOOR DE VERKLARING VAN MENSELIJK GEDRAG
EEN GOEDE WERKING VAN HET CENTRALE ZENUWSTELSEL
HERSENLETSELS
Gedrag verloopt via het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg)
➢ Hersenletsel of bloeding -> verminderde functioneren op een of meer gebieden
ALGEMENE HERSENAANDOENINGEN
Heeft zware gevolgen
Vb: ziekte van Alzheimer: progressieve vermindering in de intellectuele vermogens die kan optreden naarmate
mensen ouder worden
ONDERVOEDING
Tekort aan voedsel tijdens de zwangerschap en de eerste levensjaren -> leiden tot verminderde intellectuele
vermogens
MEDICATIE
Stoffen die op de chemie van de hersenen inwerken -> symptomen van psychische stoornissen verlichten
INVLOED VAN HET LICHAAM OP DE GEEST
Biologie kan de geest beïnvloeden -> Honger, dorst, seksualiteit / Conditie van het lichaam / Pijn en zwaarlijvigheid /
Zonlicht / Lichaamsbeweging
Tuk et al.: experiment: kunnen kortstondige veranderingen in het lichaam ook invloed uitoefen op het nemen van
beslissingen?
➢ 5 bekers water drinken of van 5 bekers nippen
➢ Hoe groot is de drang om naar toilet te moeten gaan?
o Eerste conditie: groot
o Tweede conditie: niet
➢ Uitkomst: een grotere controle over een biologische functie (een volle blaas) gepaard gaat met een grotere
controle bij economische beslissingen
Bergh et al.:
➢ Uitkomst: mannen gemakkelijker toegeven aan de neiging voor een snelle, kleine beloning als ze pikante
seksuele foto’s te zien gekregen hadden -> want: men was minder in staat op hun impulsen onder controle
te houden
, ERFELIJKHEID
Verschillende eigenschappen zijn erfelijk
➢ Vb: intelligentie, persoonlijkheid en problemen
TWEELINGENONDERZOEK
Vergelijken van eeneiige met twee-enige tweelingen
Experiment: Groen-Blokhuis et al.: na gaan of erfelijkheid een rol speelt bij gemakkelijk huilen
ADOPTIESTUDIES
Kernmerken van adoptiekinderen vergelijken met die van de biologische ouders en adoptieouders
Experiment: Von Borczskowksi et al.: correlatie van zelfdoding van geadopteerde personen met suïcide bij hun
biologische ouders
STAMBOOMONDERZOEK
Familie gedurende verschillende generaties volgen om een eigenschap na te gaan
Experiment: Gopnik en Crago: taalmoeilijkheden onderzoeken in 3 generaties
INVLOEDEN VANUIT DE MENSELIJKE EVOLUTIE
AANGEBOREN EIGENSCHAPPEN BIJ DIEREN
Een selectie van genetische eigenschappen kunnen invloed uitoefenen op het gedrag
➢ Vb: ratten en muizen: aangeboren angst voor de geur van katten
➢ Vb: ganzen en eenden: eerste grote, bewegende voorwerp volgen dat ze tegen komen tijdens een kritische
periode
AANGEBOREN EIGENSCHAPPEN BIJ MENSEN
➢ Vb: instictieve voorkeur voor zoete waren en afkeur voor bittere substanties
➢ Vb: pasgeboren baby’s glimlachten als ze zich goed voelen
EVOLUTIEPSYCHOLOGIE
Eerst kijken naar het principe van de natuurlijke selectie om het gedrag van mensen te begrijpen
➢ Vb: polygynie en monogamie
o Polygenie: Robert Travers: gaat vooral over de mogelijkheid om het doorgeven van je DNA
▪ Vrouwen gaan zoeken naar mannetjes met sterk DNA om de nakomeling zo veel mogelijk
kans te geven op overleven
▪ Mannen gaan vooral zo veel mogelijke nakomelingen creeëren om hun DNA zo veel mogelijk
te verspreiden
o Monogamie: wanneer de ouderlijke investering evenwichtiger verdeeld is