Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
SAMENVATTING BACTERIOLOGIE - PROF ANDRE EMMANUEL €19,99   Ajouter au panier

Resume

SAMENVATTING BACTERIOLOGIE - PROF ANDRE EMMANUEL

 117 vues  2 fois vendu

samenvatting deel bacteriologie: tesksten toledo + slides + notities + afbeeldingen

Dernier document publié: 4 mois de cela

Aperçu 10 sur 172  pages

  • 27 mai 2024
  • 18 juin 2024
  • 172
  • 2023/2024
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (110)
avatar-seller
GS2002
BACTERIOLOGIE




3de Bach Geneeskunde
Prof Andre Emmanuel

BACTERIOLOGIE GEIKE SMITS

, HOOFDSTUK 1: ALGEMENE INLEIDING TOT DE MENSELIJKE MICROBIOLOGIE EN BACTERIOLOGIE

1. MICROSCOPISCHE WERELD

Grootte micro-organismen → menselijke cellen
Virussen → 20 – 300 nm
Bacteriën → 0,5 – 5 μm
=> virussen < bacteriën = mitochondriën < menselijke cellen



afhankelijk vh type cel
• Rode bloedcel (6 – 8 μm)
• Spiercellen
• Zenuwcellen (kunnen een meter lang zijn)


Virussen
• Kleinste pathogenen: 20 – 300 nm → elektronenmicroscoop nodig om te visualiseren
• Bepaalde kenmerken ontbreken, waardoor ze geen cellen genoemd kunnen wd

Cellen Virussen
• Energieproductie • Geen eigen metabolisme
• Groei • Kunnen niet onafhankelijk groeien of
• Voortplanting voortplanten
• Virussen zijn afhankelijk van gastheercellen
voor replicatie en energieproductie


Bacteriën
• Groter dan virussen: 0,5 – 5 μm (in lengte)
• Vb. Escherichia coli is 1 - 2 μm lang

Gisten
• Meestal eencellig
• Variëren in grootte: 3 - 40 μm

Schimmels
• Meercellige structuren (= hyfen)
• Variëren in grootte van μm – mm

Parasieten
• Eencellig (vb. plasmodia) of meercellig (vb. parasitaire wormen)
• Variëren in grootte afhankelijk vh type: kleiner of groter dan menselijke cel




1

, Eukaryotische cellen Prokaryote cellen

=> menselijke cel, schimmels, parasieten => bacteriën

• Kern + organellen • Eencellig
• Mitose: celdeling • Kleiner + eenvoudiger (dan eukaryoten)
• Meiose: vorming gameten • Genetische materiaal (DNA) + ribosomen
(geslachtelijke voortplanting) • Minder organellen
• Flagella
• Binaire splitsing: splitsing vd cel




Vergelijking mitochondriën – bacteriën
Mitochondriën waren ooit bacteriën die werden opgenomen → structuur komt overeen met die van
bacteriën



2. MICROSCOPISCHE GEMEENSCHAPPEN

2.1 INLEDING

Def menselijke microbiota (= microbioom)
Verzameling van alle micro-organismen die het menselijk lichaam bevolken
=> bacteriën, virussen, schimmels en archaea → zitten in verschillende lichaamslocaties

Variatie in samenstelling vd gemeenschappen obv
• Leeftijd
• Genetica
• Dieet
• Omgeving
• Medische geschiedenis
• Lichaamslocaties



Huid
• Bacteriën: staphylococcus, streptococcus, propionibacterium
• Schimmels: malassezia, candida
• Rol vd huidmicrobiota
- Gezondheid vd huid handhaven
- Rol in immuunreacties
- Bescherming tegen potentiële ziekteverwekkers


2

, Voorbeeld propionbacterium acnes (voeden zich met talg)
Overproductie talg (door hormonale veranderingen) → bacteriën vermenigvuldigen snel →
ontstekingsreactie → acne


Mond
• (anaerobe + aerobe) bacteriën: streptococcus, actinomyces, prevotella
• Schimmels: candida
• Rol vd mondmicrobiota
- Bijdragen aan mondgezondheid
- Voorkomen pathogene overgroei
- Afbraak voedsel

Voorbeeld bijtwonden-gerelateerde infecties
• Bacteriën uit mondholte in contact komen met diepe weefsels vd bijtwonde
• Aerobe bacteriën
- Mensen + dieren: streptococcen
- Mensen: eikenella corrodens
- Katten + honden: pasateurella multocida, capnocytophaga canimorsus
• Anaerobe bacteriën: bacteroides, prevotella, fusobacterium


Darm
• Bacteriën: bacteroides, firmicutes, actinobacteria
• Rol vd darmmicrobiota
- Spijsvertering
- Opname voedingsstoffen
- Regulering immuunsysteem
- Beïnvloeding metabole processen
- Fermentatie voedingsvezels
- Productie korte vetzuurketens (SCFA)

• Onbalans in samenstelling darmmicrobioom (= dysbiose) houdt verband met metabole
aandoeningen (vb. diabetes type II)

=> dysbiose
• Def: verstoring balans vd bacteriele flora in darm → buikpijn, diarree, krampen
• Veroorzaakt ontstekingsreactie + verhoogde darmpermeabiliteit → bacteriële
endotoxines (lipopolysacchariden LPS) in bloedbaan → systemische ontsteking

Opmerking
Chronische darmontsteking is risicofactor voor insulineresistentie → diabetes type II


SCFA (short-chain fatty acids)
• Verbeteren vd insulinegevoeligheid
• Verminderen van ontstekingen
=> verstoring microbioom → daling productie SCFA’s → metabole disfunctie




3

,Vagina

Gezonde mucosa
• Goedaardige bacteriën zijn lactobacillus (invloed op milieu in vagina) → voorkomt dat
andere bacteriën koloniseren
• Daling van lactobacillus → er komt ruimte voor kwaadaardige bacteriën die ziekte
veroorzaken

Lactobacillus
• Dominant in gezonde vagina
• Produceren melkzuur + handhaven zure pH → groei ziekteverwekkende organismen wd
tegengegaan
• Functie: voorkomen infecties + behouden vaginale gezondheid


Vaginose
• Geassocieerd met dysbiosis
• Verstoring balans bacterieel milieu in vagina
door
- Hormonale veranderingen
- Veranderingen pH
• Symptomen
- Vaginale afscheiding
- Onaangename geur
- Irritaties

Veranderingen bij vaginose
• Afname lactobacillen → stijging pH (minder zuur) → verstoring zure omgeving
• Toename pathogene bacteriën



2.2 PATHOGENICITEIT VAN BACTERIËN

Pathogene bacteriën
• Def: micro-organismen die ziekten kunnen veroorzaken bij een gastheerorganisme
• Onderverdeeld obv vermogen om ziekten te veroorzaken + omstandigheden waarin ze dit
doen




4

, Obligate pathogenen Opportunistische pathogenen
• Wel pathogeen → maken mensen met 1. Immunocompetente gastheren
intact immuunsysteem ziek (onder normale • Niet pathogeen → maken mensen met intact
omstandigheden) immuunsysteem (IS) niet ziek
• Veroorzaken infecties en ziekten bij gezonde • Veroorzaken geen infecties en ziekten bij gezonde
individuen individuen
• Vb. cholera uit water → diarree; • Als afweermechanismen verzwakt → kan pathogeen
tuberculose wd en infecties veroorzaken
• Vb. enterococcus faecalis

2. Immunocompromised gastheren
• Infecties bij individuen met zwak IS als gevolg van
factoren (vb AIDS, chemo, orgaantransplantatie)
• Vb. mycobacterium avium

3. Gezondheidszorgomgeving
• Multiresistente organismen (MDRO) hebben
resistentie tegen meerdere antibiotica
• Bct kunnen infecties veroorzaken bij patiënten in
ziekenhuizen
• Antbiotica zal gevoelige bacteriën doden → bacteriën
wd meer resistent (geselecteerd)
• Vb. pseudomonas aeruginose, methicilline-
resistente staphylococcus aureus (MRSA)


Niet-pathogene bacteriën
• Def: micro-organismen die geen ziekte veroorzaken bij gastheerorganismen
• Kunnen nuttige functies vervullen (vb bijdrage aan spijsvertering)

Opmerking
• Veranderingen in microbioom kan leiden tot ziekte → leven samen met gastheer zonder
schade of ziekte te veroorzaken
• Niet elke bacterie is pathogeen


2.3 OORSPRONG VAN BACTERIËLE PATHOGENEN

Endogene pathogenen
• Oorsprong in eigen microbiota vd gastheer
• Veroorzaken infecties als ze andere delen vh lichaam binnendringen

Exogene pathogenen
• Oorsprong in externe bronnen
• Veroorzaken infectie als ze in lichaam vd gastheer wd geïntroduceerd
• Kunnen gastheer binnendringen via verschillende infectieroutes → verschillende middelen
van overdracht

Opmerking
Begrijpen vd oorsprong is belangrijk voor het voorkomen en beheersen van infecties → helpt bij
identificeren vd bronnen en transmissieroutes


5

, Infectieroutes exogene pathogenen

Vectorgedragen overdracht • Via beet van muggen, teken, vlooien
• Via bloedbaan
• Vb. ziekte van Lyme
Blootstelling aan omgeving • Bij contact met verontreinigde materialen/oppervlakken
- Water: vb. cholera
- Voedsel: salmonella
- Bodem
Airborne transmission • Via luchtdruppels bij hoesten, niezen of praten
• Vb. tuberculose, COVID

Direct contact • Via direct contact met verontreinigde oppervlakken of geïnfecteerde
individuen
• Fysiek contact of lichaamsvloeistoffen
• Vb. MRSA
Zoonotische overdracht • Via contact met besmette dieren, hun lichaamsvloeistoffen of
verontsreinigde dierlijke producten
• Vb. brucella




2.4 BIOFILM EN QUORUMSENSING

Def biofilm
Gemeenschap van micro-organismen die ontstaat wnnr bacterien zich hechten aan oppervlakten en
een extracellulaire matrix produceren
=> probleem: antibiotica wordt ineffectief

Eigenschappen extracellulaire matrix
• Slijmerige, beschermende structuur
• Geproduceerd door de bacteriën zelf
• Bestaat uit polysacchariden, eiwitten, nucleïnezuren (DNA), lipiden
• bctn scheiden deze componenten uit in omgeving → organiseren zichzelf tot matrixstructuur
die bacteriële cellen omringt

Functie biofilmmatrix
• Ondersteunende omgeving waarin bctn met mekaar interageren: bctn groeien en klitten
samen om zich te beschermen tegen het milieu
• Communicatie tss bctn via quorumsensing




6

,Quorumsensing
Werking
• Bctn geven chemische signalen (auto-inductoren) af aan omgeving
• Bij groei bacteriepopulatie → signalen hopen op tot bepaalde drempel → bctn veranderen
gedrag
Functie
• Coördinatie van activiteiten als matrixproductie + expressie virulente factoren


Opmerking
Interacties binnen biofilm kunnen gevolgen hebben voor
• Gedrag
• Virulentie
• Weerstand tegen omgevingsstressfactoren



3. BACTERIËLE STRUCTUUR

3.1 CYTOPLASMA

• Gelachtige substantie
• Bevat celstructuren als ribosomen, enzymen, genetisch materiaal


3.2 DNA

• Georganiseerd in nucleoïde → nodig voor groei, ontwikkeling en voortplanting vd cel
• Geen ware kern
• Plasmiden: kleine circulaire DNA moleculen → dragen genen die voordelig zijn voor de bct
- Antibioticumresistentie
- Verbindingen metaboliseren

Opmerking
Mobiele genetische elementen (plasmiden + transposons) zorgen voor snelle verspreiding van genen
tss bctn → bctn kunnen zich aanpassen aan verschillende omgevingen


3.3 RIBOSOMEN

Vergelijking bacteriële – humane (eukoryote) ribosomen
• Zelfde functie: produceren peptiden + proteïnen
• Verschil in grootte: bacterieel < humaan
• Bctn hebben mogelijkheid om genetisch materiaal te
verplaatsen
• Bacteriën hebben celmembraan en celwand


Kleine subunit (30S) → bevat 16S rRNA
• Geconserveerde regio’s: identiek in alle bctn
• Variabele regio’s: verschillend tss bctn
Grootte subunit (50S) → bevat 23S rRNA


7

, Opmerking bacteriële genoom
• Elke bacteriële ribosoom heeft 16S
• Sommige regio’s in 16S zijn zeer variabel tussen de bacteriën (verschil in DNA sequentie)
• 16S helpt ons de bacterie te identificeren

Functie ribosomen
• Eiwitsynthese: vertalen van genetische info (in bacterieel mRNA) naar functionele
eiwitten
• Produceren peptiden en proteïnen


3.4 BINNENSTE MEMBRAAN (IM)

• Bestaat uit fosfolipiden dubbellaag → dient als elektrische barriere
• Bevat receptoren: waarnemen omgeving + transporteren voedingsstoffen en afvalstoffen
• Selectieve barriere die passage van stoffen in en uit cel reguleert
• Essentieel voor cellulaire processen: opnemen voedingsstoffen + energieproductie

Energiebehoefte bacterie
• Glycolyse
• ATP-ase
=> stroom van H-ionen over binnenste membraan → ATPase op gang zetten


3.5 CELWAND

Functie
• Biedt structurele ondersteuning + bescherming
• Beschermt tegen osmotische druk (door stijfheid) →
beschouwd als exoskelet doordat het stevigheid geeft

Structuur
=> variatie in samenstelling vd celwand
• Peptidoglycaan
- Heteropolymeer
- Bestaande uit lineaire glycaanketens van afwisselend
NAG en NAM residuen, gekoppeld aan korte peptiden
- Gesynthetiseerd door verschillende enzymen: penicilline bindende eiwitten (PBP) →
verschillende bctn dragen verschillende combinaties van PBP’s
• Andere moleculen

Opmerking
• Om deze structuur op te bouwen moeten deze aan mekaar worden gezet door middel van
enzymen (PBP’s) → creeëren kettingen door transglycosylatie en transpeptidatie
• Als PBP’s niet werken → bacterie kan geen peptidoglycanen produceren → infectie


Celmembraan en celwand verschillen bij mens en bacterie
=> bacterien hebben celmembraan en celwand (maar samenstelling tss bacterien varieert)
• Gram + : plasmamembraan + dikke peptidoglycaanlaag
• Gram - : plasmamembraan + dunne peptidoglycaanlaag + buitenmembraan



8

, Gram + bacteriën Gram - bacteriën


• Dikkere laag peptidoglycanen • Kleine laag peptidoglycanen tss twee fosfolipidenlagen
• Geen buitenmembraan • Buitenmembraan: lipopolysachariden (LPS) bovenop het celmembraan
• Teichoïnezuren vaak aanwezig in → in contact met immuunsysteem
celwand → dragen bij aan • Gastorganismen herkennen LPS als vreemde stof → kunnen
structuur sterke/schadelijke immuunreactie veroorzaken als ze in bloedbaan of
weefsels van gastorganismen komen
- Afgifte van pro-inflammatoire cytokines
- Activatie immuuncellen (vb macrofagen)
=> doel: gastheercel beschermen tegen mogelijke infecties
• Te veel of te overdreven reactie op LPS → sepsis




Endotoxines
Bctn gaan dood → vrijzetting endotoxines (toxische reactie) → veroorzaken symptomen (vb. diarree)

Exotoxinen
• Eiwitten die geproduceerd en uitgescheiden wd dr bctn → kunnen toxische effecten
hebben op gastheer
• Richten zich vaak op specifieke cellulaire functies
• Kunnen extreem krachtig zijn → ziekte
<-> in tegenstelling tot LPS: is onderdeel vd bacteriële wand




9

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur GS2002. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €19,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€19,99  2x  vendu
  • (0)
  Ajouter