Art. 101, lid 3 VWEU
• Buitentoepassing verklaring verbod
o Twee positieve voorwaarden
▪ Bijdragen tot verbetering van de productie of van de verdeling der
producten of tot verbetering van de technische of economische
vooruitgang
▪ Billijk aandeel voor de gebruikers
o Twee negatieve voorwaarden
▪ Geen beperkingen die niet onmisbaar zijn om de doelstellingen te
bereiken
▪ Geen mogelijkheid geven om voor een wezenlijk deel van de betrokken
producten de mededinging uit te schakelen
• Zekerheid via groepsvrijstelling verticale overeenkomsten 2022/720: Art. 101, lid 1 wordt
buiten toepassing verklaard via verordeningen
Deel IV. Vrijheid van ondernemen en mededinging
Hoofdstuk 1. Vrijheid van ondernemen en beperkingen
Afdeling 1. Inleiding
“Perfecte” mededinging:
• Geen toetredingsbelemmeringen tot de markt + alle marktdeelnemers volledig
geïnformeerd
• Vrije prijsvorming: Evenwicht tussen belangen consument en producent
Handels-, vennootschaps- en economisch recht vertrekt uit principe van private eigendom en
contractsvrijheid
➔ Toegang tot de markt en vrijheid om eigen economische activiteit te kiezen zonder
ongeoorloofde inmenging van de overheid.
➔ Recht om gekozen economische activiteit naar eigen goeddunken uit te oefenen.
Afdeling 2. Vrijheid van ondernemen
Decreet d’Allarde 1791: Afschaffen gilden en proclamatie vrijheid van handel en nijverheid
➔ In 2013 omgezet in Art. II.3 WER: Ruimer, nu ook economische activiteiten die niet tot de
handel, het ambachtswezen en/ of nijverheid behoren.
Vooronderstelt private eigendom (art. 16 GW, 3.50 BW) en contractvrijheid (art. 5.14)
Art. 10-11 GW: Naleving gelijkheidsbeginsel als randvoorwaarde vrijheid van ondernemen
➔ GwH kan niet rechtstreeks toetsen aan vrijheid van ondernemen (geen grondrecht, is
een gewone wet) MAAR kan wel defacto een marginale proportionaliteitstoets en
opportuniteitstoets aan de vrijheid van ondernemen doen, gelet op de verwevenheid met
die vrijheid.
87
,Art. II.4 WER: Met inachtneming van internationale verdragen en Europese Unie -recht
• Art. 15 EU-Handvest Grondrechten: Keuze eigen beroep
• Art. 16 EU-Handvest Grondrechten: Erkent volgens EU-recht en Nationaal recht/ praktijk
• Art. 6, lid 3 VEU: Handvest maakt deel uit van de algemene beginselen van Unierecht.
• Art. 3, lid 3 VEU: Unie brengt interne markt tot stand en;
o Art. 26 VWEU: Stelt hiertoe maatregelen.
o Art. 101 e.v. VWEU + Prot. 27 VEU/ VWEU: Geen bepalingen die werking vrije
mededinging en interne markt verhinderen.
o Art. 119, lid 1 VWEU: Optreden lidstaten
Afdeling 3. Beperkingen aan de vrijheid van ondernemen
Art. II.3 WER als beschermingsmechanisme tegen de overheid maar niet absoluut
Publiekrechtelijke beperkingen: Vrijheid van ondernemen kan aan voorwaarden worden
onderworpen DOOR DE OVERHEID (vb.: beroepsbescherming (vergunning, pleit-, en
bankmonopolie) of titelbescherming)
• Restrictieve interpretatie
• Toetsing GwH aan bevoegdheidsregels EN gelijkheidsbeginsel
➔ Belangenafweging tussen vrijheid van ondernemen en doel maatregel
➔ Beperkingen moeten evenredig zijn met nagestreefde doel
Bestuurlijke beperkingen kunnen beperkende invloed hebben op art. II.3 WER
➔ Beperkingen moeten grondslag hebben in de wet of krachtens de wet genomen
bestuursmaatregel.
➔ RvS: Uit algemene politiebevoegdheid genomen bestuursmaatregel mag art. II.3 WER
slechts beperken indien
o De maatregel de vrijheid niet volledig uitsluit en/ of geen monopolierecht
verleent
o Bescherming dient van openbare veiligheid, rust of gezondheid
o Beperking is evenredig met nagestreefd doel
Horizontale draagwijdte art. II.3 WER: Recht op economische zelfbeschikking aan iedere
marktdeelnemer
• Rationeel handelende onderneming die autonoom een bepaald beleid kan voeren +
hiervoor verantwoordelijkheid draagt.
• Consumentensoevereiniteit: Gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende
gewone consument
➔ Consumenten kunnen een soevereine en rationele keuze maken, op basis van
behoeften waarvan ze zich bewust zijn.
Niet-concurrentiebedingen geldig indien beperkt in de tijd, ruimte en economische activiteit
➔ Feitenrechter toetst marginaal en zal slechts vernietigen indien mededingingsvrijheid
aantast of kennelijk onevenredig is.
➔ Cass. 2015: Matiging of partiële nietigheid mogelijk op voorwaarde dat het voortbestaan
van de gedeeltelijk vernietigde overeenkomst/ beding beantwoordt aan de
partijbedoeling/ niet bij wet verboden is.
88
, Beperkingen:
• Vrijheid van mededinging beperkt door vrijheid van mededinging van anderen
• Mededingingsrecht kan vervalst worden dus van algemeen belang dat OH in zekere mate
beperkt
• Vrije prijsbepaling beperkt door bijzondere wetsbepaling zoals minimum of
maximumprijs
• Contractsvrijheid beperkt door verbod op contract weigering zonder gegronde redenen
• Vrijheid van kopie beperkt door intellectuele eigendomsrecht
➔ Ook indien geen intellectueel recht geschonden kan prestatie onrechtmatig zijn
door begeleidende omstandigheden zoals verwarringsstichting of misleiding
➔ Verbod op parasitisme en aanhaking ~ algemeen verbod op rechtsmisbruik
• Stakingsrecht beperkt door vrijheid van ondernemen van andere
➔ Beoordeling in concreto met als maatstaf de normale uitoefening van het recht
om te staken.
➔ Stakingsrecht mag niet de aantasting van andermans eigendom/ fysieke
integriteit tot gevolg hebben.
Hoofdstuk 2. Mededingingsrecht
Art. 1.3 BW: Openbare orde
Afdeling 1. Inleiding
Doel:
• Efficiëntie: situatie van perfecte mededinging, of realistischer, werkzame mededinging
(workable competition)
• En verwezenlijken van interne markt op Europees niveau
Art. 101 VWEU: Verbod op mededingingsbeperkingen
Art. 102 VWEU: Verbod op misbruik van dominante positie en concentratiecontrole
Art. 107 VWEU: Verbod op staatssteun
➔ Uitz.: Staatsteun toegelaten wanneer de mededinging niet zodanig verstoort dat het
gemeenschappelijk belang geschaad wordt.
➔ Art. 108 VWEU: Commissie houdt toezicht + moet op voorhand door de staten op de
hoogte worden gebracht.
Afdeling 2. Europees mededingingsrecht
§1. Artikel 101, lid 1 VWEU
Verbiedt alle overeenkomsten, besluiten, …, alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen
welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden.
➔ Zowel horizontaal als verticaal
89