SOCIOLOGIE
HET SOCIOLOGISCH SPEELVELD
H1 : OP ONTDEKKINGSTOCHT DOOR EEN BEKEND GEBIED?
INLEIDING
- ‘Sociologie en Rechtssociologie’ : Sociologie = een hulpdiscipline.
- Minder aandacht
o Voor ‘skills’ (onderzoeksvaardigheden).
o Voor minder belangrijke auteurs en theorieën etc.
- Wel aandacht
o Basiskennis in de sociologie.
o Aandacht voor ‘de filosofie’ vd sociologische discipline.
o Centrale auteurs, theorieën en concepten.
- Socio-logie?
o Hybride combinatie Latijn en Grieks.
o Socius (metgezel) ; societas (samenleving) ; logos (kennis, leer, kunde)
o Samenlevingskunde.
- Eerste benadering v sociologie → 2 pioniers (= voorvaders vd sociologie) :
1) E.J. Sieyès (rond 1780 – 1785)
o ‘Wetenschap vd samenleving’?
o Doel : Inrichting v nieuwe samenleving ten tijde vd Franse Revolutie.
o Normatieve wetenschap : Hoe kan de samenleving het beste worden ingericht?
Hoe ziet ‘het goede leven’ eruit in zo’n nieuwe samenleving?
Bekijkt de samenleving vanuit een politiek gekleurd standpunt.
2) Auguste Comte (1830)
o Definieert sociologie als empirisch.
o In navolging v natuurwetenschappen : Objectief en empirisch.
o Op zoek naar regelmatigheden in de samenleving a.d.h.v. empirisch onderzoek.
Dacht aan een sociale fysica.
Menswetenschappen inrichten zoals natuurwetenschappen.
Empirisch element.
o Kijken naar hoe werkt de samenleving.
o Hoe leven mensen samen? Wat zijn
samenlevingsverbanden?
o Op zoek naar de kenmerken vd samenlevingsverbanden.
1
,1.1. EEN BEELD VAN EEN TITEL
- Speelveld, spel, spelregels.
o Verhouding tussen de samenleving (speelveld), de sociale spelregels
(wetten/gedragsregels), de maatschappelijke spelers
(mensen/organisaties/instituties).
o Fair play regels staan niet perse in de spelregels. → Ook in de samenleving zijn
er informele normen.
Bv. Semi-autonome sociale velden
o Sancties
Handhaven → door het strafrecht, door bestuurlijke sancties.
Maar ook sancties op informele gedragsregels.
- Posities, taakverdeling, rollen, status.
o Posities
Samen met postitie een bepaalde taak (doelman moet ervoor zorgen dat
er geen doelpunten worden gemaakt, ...).
Hetzelfde in de samenleving → aantal posities die we in nemen in de
samenleving.
Bv. Het beroep dat men uitoefent (chirurg moet mensen opereren,
...).
Rol kan daarmee samenhangen.
We verwachten ve verdediger dat zij hun taak sober uitoefenen.
Terwijl we ve aanvaller iets onverwacht verwachten.
Ve chirurg verwachten we dat hij zijn taak zakelijk uitoefent, niet
creatief.
Ve kunstenaar verwachten we iets creatiefs.
Bedrijf verwacht dat bedrijfsarts het ziekteverzuim binnen het
bedrijf onder controle houdt, maar het is ook een arts en die moet
bezig zijn met de gezondheid (dus : Verwachtingen kunnen
verschillen).
o Rollen
= Link aan positie en verwachtingen aan gekoppeld.
o Status
= De waardering die met een bepaalde posititie samenhangt.
- Interactie, communicatie.
o = Anticipatie op acties anderen, zowel verbaal als non-verbaal.
o De manier waarop we communiceren evolueert.
- Formele en informele leiders.
o Formele leiders
= Door rol aangewezen.
o Informele leiders
2
, = Door status verkregen.
- Doel vh spel?
o Soms kan gewisseld worden tussen spelers, omdat de ene beter kan bijdragen
aan het doel.
o Er kunnen meerdere doelen zijn.
- Ruimte rond het speelveld.
o = Wie beïnvloedt het veld?
o Bv. religieuze leiders, politiekers, ...
- Positionaliteit vd onderzoeker.
o Ve socioloog wordt verwacht zich uit te spreken over zijn/haar positionaliteit.
1.2. HET DAGELIJKSE LEVEN DOOR DE SOCIOLOGISCHE LENS
- Bril socioloog
o = Röntgentoestel om de werkelijkheid bloot te leggen.
o Ontcijferen en verstaan.
Men heeft bepaalde kennis nodig om een bepaald ‘beeld’ te ontcijferen =
sociologische lens.
Men moet data kunnen ontcijferen en verstaan → sociologische
verbeelding nodig voor interpretatie.
- Sociologie
o Sociologische lens.
o Instrumenten als observatie, survey, interviews … → maar beelden vereisen
interpretatie.
‘Sociologische verbeelding’ om deze feiten te interpreteren.
- Afstand nemen v dagelijkse ervaring.
- Charles Wright Mills : Sociological imagination (1959)
o “the vivid awareness of the relationship between experience and the wider
society”
o Het vermogen om te begrijpen dat iemands persoonlijke situatie in verband
staat met maatschappelijke krachten en de ruimere historische context.
o De eigen ervaringen zijn mee bepaald door sociale structuren en mensen.
Eigen ervaringen = v eenieder in de samenleving.
Individuen mensen zien als deel vd samenleving die wordt beïnvloed (?)
- Componenten v sociologische verbeelding (Mills)
o Kennis geschiedenis – Hoe is samenleving tot stand gekomen?
o Kennis biografie – Wie zijn de mensen in de samenleving?
o Kennis sociale structuur – Hoe werkt de samenleving via instituties?
3
, Institutie = Geen plaats, maar een manier waarop het sociale leven
wordt georganiseerd.
Bv. School
→ Moeten ervoor zorgen dat men alternatief standpunt kan innemen, afstappen
v ‘common sense’.
- Voorwaarde om alternatief standpunt in te nemen.
o “Being able to think ourselves, away from the familiar routines of our daily lives
in order to look anew.” (Mills)
1.2.1. SELECTIEVE WAARNEMING
- Wrm is de waarneming bij common sense selectief? Wrm is de gewone dagelijkse
waarneming vertekend?
o Common sense benadering = vertekend → stemt niet helemaal overeen met de
werkelijkheid.
o Onstaat door 2 processen (= bij iedereen anders) :
Selectieve waarneming
= Door overvloed v informatie en socialisatieproces.
Referentiekaders
= Sociale bril waarmee we naar de maatschappij kijken.
o Selectief waarnemen = overvloed info reduceren, ordenen en interpreteren
vanuit eigen positie.
Routines in het denken
Vanuit de eigen positie
Fysieke en sociale beperkingen
Belangen
Kennis en informatie
Voorkeur en afkeer
1.2.2. REFERENTIEKADERS
- Omschrijving
o Een raamwerk, o.b.v. eerdere ervaringen, dat latere waarnemingen zal
beïnvloeden.
o Een sociale bril.
- Kenmerken ve referentiekader :
o Vormt een geheel.
Al onze waarnemingen gebeuren vanuit hetzelfde referentiekader.
Iedereen heeft slechts 1 sociale bril.
o Stabiel, maar niet onveranderlijk.
Veranderingen in onze situatie beïnvloeden het referentiekader.
4