Onderste extremiteit - praktijk
Bone stress injury (BSI) 1
1. Inleiding 1
a) Epidemiologie 1
b) Bot samenstelling 1
c) Risico factoren 2
d) Pathofysiologie 4
e) Samenvattend 4
2. Klinisch onderzoek 4
a) Anamnese 4
b) Klinische tekenen 5
c) Diagnostiek 5
d) Classi catie en prognose 5
3. Management 6
a) Low risk - key principles 6
b) Springtraining voor gezondere botten 9
c) Gait retraining om botbelasting te veranderen 9
Loop blessures 10
1. Literatuur 10
2. Meest voorkomende per regio 10
a) Fascitis plantaris 10
b) Peroneus/achillespees/tibialis posterior tendinopathie 10
c) Medial tibial stress syndrome (MTSS) 10
d) IlioTibiaal Band -syndroom (ITBS) 11
e) Meniscus letsel 11
f) Patellafemoraal pijnsyndroom/patellapees tendinopathie 11
g) Greater trochanter pain syndroom (GTPS) 11
3. Behandeling 11
a) 3 belangrijke componenten/behandeldoelen binnen loopinjuries: 11
b) Noodzakelijk binnen lopen voor return to performance: 12
c) Tijdlijn revalidatie: 12
Klinisch redeneren in het lumbopelvisch-heup complex 14
1. Inleiding: casus 14
a) Anamnese 14
fi
, b) Klinisch onderzoek 16
2. De nitie & epidemiologie 17
3. Pijnmechanisme 17
4. Classi catie 18
a) Eisen classi catiemodel 18
b) Speci eke PGP 18
c) Aspeci eke PGP 18
5. Klinisch onderzoek 20
a) Provocatietesten 20
b) Vragenlijsten 20
c) Biomechanisch onderzoek 20
6. Behandeling 21
a) Behandelplan 21
b) Abdominale ademhaling 21
c) Oefeningen bekkeninstabiliteit 21
7. Richtlijnen 22
Zenuwgerelateerde klachten 23
1. Inleiding 23
a) Somatisch gerefereerde pijn 23
b) Mechanosensitiviteit en neuropathische pijn 23
c) Neurologisch de cit 28
2. Onderzoek 29
a) Inspectie 29
b) Palpatie 29
c) Actief beweeglijkheidsonderzoek 30
d) Passief beweeglijkheidsonderzoek 30
e) Neuromusculair onderzoek (NMO) 30
f) Neurologisch klinisch onderzoek (NKO) 30
3. Behandeling 33
a) Educatie 33
b) Oefentherapie 36
c) Manuele therapie 37
d) Farmacologische therapie 37
Liespijn 39
1. Soorten 39
fi fififi fi fi
, a) Adductor gerelateerde liespijn 39
b) Pubis gerelateerde liespijn 39
c) Inguinaal gerelateerde liespijn 39
d) Iliopsoas gerelateerde liespijn 40
2. Casus CVDA 40
a) Anamnese 40
b) Onderzoeksstrategie 41
c) Behandeling 41
3. Casus SD 42
a) Anamnese 42
b) Onderzoeksstrategie 43
c) Behandeling 44
De knie 48
1. Onderzoek 48
a) Gerichte anamnese 49
b) Onderzoek 50
2. Behandeling 55
a) Info en advies 57
b) Intake 57
c) Behandeling 59
Blood ow restriction 62
Enkel en voetrevalidatie 63
1. Acute revalidatie 63
2. Chronic Ankle Instability (CAI) 65
a) Hoe evolueert een sprain naar chronisch? 65
b) Wat is CAI 65
c) Klinische evaluatie 66
Shared decision making 71
1. Shared Decision Making ahv Three Talk Model 71
2. Misconcepties aanpakken 72
3. Take home message 73
Casuïstiek heup 74
1. Onderzoek heup 74
2. Testen te kennen van in de les: 74
a) Supine to sit test: 74
fl
, b) Quicktesten van LWZ: 75
c) Trendelenburgtest 75
d) Thomas test 75
e) Patrick sign / Faber test 75
f) Snapping hip test 75
g) Ober test: TFL 76
h) FADDIR 76
i) Flexie - interne rotatie test 76
3. Te kennen termen: 76
Manuele vaardigheden lumbopelvische regio 77
1. Herhaling onderzoek 77
a) Screening radiculopathie 77
b) Actief functie onderzoek 77
c) Provocatie testen bekken 77
2. Onderzoek 78
a) Onderzoeksdoelstellingen 79
b) Actief 3D onderzoek 79
c) Passief 3D onderzoek 80
d) Motorische controle 82
e) Triggerpunten 83
3. Behandeling 85
a) Triggerpunten 85
b) Mobilisaties 85
c) Actieve revalidatie 88
,Wannes Waterschoot
Bone stress injury (BSI)
1. Inleiding
a) EPIDEMIOLOGIE
33 - 66% van de mensen die BSI gehad hebben zijn competitieve cross-country (CC) en
lange afstand lopers. Met een incidentie van 4,9 – 21,1% bij CC, track en veld atleten.
BSI heeft een hoge herval rate, 50% bij track en veld atleten.
Het voorkomen hangt af van de loop biomechanica. Langeafstandslopers hebben vaak
een rear foot strike en dus meer kans op BSI op de lange botten (tibia, bula, femur)
terwijl sprinters eerder een voorvoet trike hebben en meer kans op BSI op de voetbotten.
50% van BSI zijn in de tibiale diaphyse.
b) BOT SAMENSTELLING
De organische elementen zijn collageen type 1, proteoglycane en glycoproteïne.
De anorganische elementen zijn minerale zouten (calcium
hydroxyapatite).
Samen vormen ze het trabecular systeem, ook wel
spanningslijnen genoemd. Spanningslijnen zijn sterker
aanwezig in het onderste lidmaat omdat hier de
inwerkende krachten groter zijn door de meer
gewichtsdragende functie.
Bot aanpassingen
Bot heeft een groot potentieel om zich aan te passen aan mechanische belastingen en kracht te
verbeteren! Bijvoorbeeld: "honkbalspelers hebben bijna twee keer zoveel kracht van de humerus
diafyse in hun werparm in vergelijking met hun contralaterale niet-werparm" Dit is te wijten aan
een repetitieve werking.
Hoge botbelasting vertegenwoordigen een hoge osteogene stimulans (stimulus voor bot opbouw).
Dus bij vroege sportspecialisatie: van geboorte tot puberteit
- Sporten met laag sterogeen potentieel (zwemmen, etsen, afstandlopen) = hoog BSI-risico
- Hoog osteogene potentiële sporten met laag BSI-risico
Jongeren die veel fysiek actief zijn geweest/bepaalde sporten hebben gespeeld hebben minder
kans op het ontwikkelen van BSI omdat het skelet beter ontwikkeld is
1
fi fi
,Tijdens de ontwikkeling van het lichaam zijn er ‘windows' waarin een bepaalde skill of functie te
ontwikkelen optimaal is en sterker kan ontwikkelen. Deze functies kunnen later ook nog
ontwikkelen maar dit zal dan langer duren/minder optimaal zijn.
Bot herstel bij een normaal bot heeft als doel om de
mechanische competentie van het skelet te behouden en
aanpassingen aan veranderende eisen mogelijk maken.
- Gerichte remodellering = locatie-speci ek
• Osteocyte apoptosis
• Osteoclasten en osteoblasten
- Niet-gerichte remodellering = stochastisch
• Hormonaal gedreven
• Osteoclasten (zorgen voor apoptose) + osteoblasten
• Ca2+ afgifte
Bij abnormaal bot (bv fracturen) is het doel om zo snel mogelijk
de integriteit van de skeletale structuur te herstellen.
- Modellering = geïsoleerde botresorptie/formatie op een
oppervlak
• Periostale callus (RX) / Callusvorming
Het periost is het eerste stuk dat heelt zodat het bot zijn
basisfunctie terug kan uitvoeren. De vorming van het
periost duurt gemiddeld 6 weken, dit is de reden
waarom men 6 weken in de gips moet na een fractuur.
Stress-strain relatie
Strain = verandering in lengte per lengte-eenheid van bot —> in microstrain (με)
In de elastische fase is de stress recht-evenredig
met de strain, alle ‘buigingen’ aan het bot zijn hier
nog omkeerbaar. Vanaf punt A is er schade,
microdamage. Hierna is maar een beetje extra
stress nodig om het bot volledig te doen breken
(punt B).
Stress geeft invloed op de mechanische
veranderingen van het bot.
De strain op de tibia bij het lopen is gemiddeld
417 – 2456 με.
Voor een fractuur is gemiddeld ±7300 με nodig.
Er kan geen absolute waarde geplakt worden op
het breekpunt, dit is afhankelijk van de potcapaciteit.
c) RISICO FACTOREN
Belasting
Biomechanische factoren
- Verhoogt risico
• Abnormale krachten op normaal gealigneerd bot
• Normale krachten op abnormaal gealigneerd bot
• Abnormale krachten op abnormaal gealigneerd bot
- Heeft biomechanica zo een groot belang bij BSI?
• Als een ‘slechte’ biomechanica al van in de jeugd is zal het lichaam zich zo hebben
aangepast om dit aan te kunnen. Vooral letten op afwijkingen in de biomechanica die
recent zijn opgetreden
- Load: verhoogde GRF, draaikrachten, ..
- Alignement: beenlengte discrepantie, pes planus/cavus, ROM externe rotatie heup, …
2
fi
,Training factoren
- Veranderingen in trainingsschema
• Verhoogde snelheid: toename in botbelasting en snelheid
• Verhoogde duur of frequency: toename van bot rek cycli
- Risicofactoren: personen die worden blootgesteld aan grote veranderingen in lichamelijke
activiteit!
• "Het te snel of te vaak opvoeren van een hardloopprogramma ten opzichte van de
gebruikelijke activiteiten van een hardloper zou de balans tussen de vorming en
verwijdering van microschade aan het bot verstoren."
Spierkracht en uithouding
- Spierfunctie = actieve schokdemper
• Belastingen langs de kinetische keten verminderen
- Risicofactor: Disfunctionele spieren (zwak, vermoeid, veranderde controle) resulteren in een
verminderd schokabsorberend vermogen.
Ondergrond
Schoenen
Belastbaarheid
Genen
Dieet en voeding —> energie beschikbaarheid
Vooral belangrijk bij vrouwen
- Female Athlete Triad / RED-S:
• Energie beschikbaarheid (inname en verbruik)
• Menstruatie functie
• Bot massa
- 40% van de vrouwelijke crosscountrylopers onder
adolescenten heeft een zwakke botgezondheid !!!
• 50% eetstoornissen en/of menstruatiestoornissen
Endocrine status en hormonen
- Calcium en vitamine D status
• Vitamine D promoot Ca absorptie in de darmen en re-absorptie in de nieren
• Calcium zorgt voor botstijfheid via hydroxyapatietkristallen
- 18 - 26j vrouwelijke LD-lopers Ca-inname < 800mg/dag —> risico op BSI x 6 vergeleken met
Ca-inname > 1500mg/dag
- Aanbevelingen voor hardlopende atleten
• Vit. D ≥ 15μg/dag
• Ca ≥ 1000 - 1300 mg/dag
Fysieke activiteiten geschiedenis
- Mechanisme: afzetting van nieuw bot op het buitenste periostale oppervlak* tijdens de groei.
• * stijfheid van het botoppervlak ∼ (afstand tot de buigas)4
• Botmassa + 10% —> weerstand tegen botvermoeidheid x 107
• Hoe verder bot van de buigas is, hoe sterker het bot is. dichter bij de buigas is het
zwakker tot poreus
3
, Bot aandoeningen
Medicatie met invloed op bot
d) PATHOFYSIOLOGIE
e) SAMENVATTEND
2. Klinisch onderzoek
a) ANAMNESE
Vroege fase
- Milde di use pijn
- Pijn bij belasting
- Pijn tijdens speci ek moment van gangcyclus
- Geen warm-up e ect
- Pijn stopt in rust (stoppen van bone loading)
Late fase
- Intenser meer gelocaliseerde pijn
- Langer aanhoudende pijn na het lopen
4
ff ff
fi
, - Pijn bij minder belastende activiteiten dan lopen
- Nachtelijke pijn/pijn in rust = in ammatoire respons
b) KLINISCHE TEKENEN
- Pijn bij belasting
- Lokale palpatie gevoeligheid (nabije regio’s volledig pijnvrij)
- Late stage: in ammatoire respons (zwelling, roodheid, warmte), verdikking periost
c) DIAGNOSTIEK
- MRI (sens.↑, spec.↑, contrastresolutie↑, ioniserende straling↓)
- Bot scintigra e (straling!!!, sens.↑, spec.↓)
- Rx (later stadia): onvoldoende sensitief in vroege fase
d) CLASSIFICATIE EN PROGNOSE
Risico
We kunnen verdelen volgens locatie in hoog of laag risico
Graden schaden
Fredericson classi catie systeem (voor mediaal tribaal stress syndroom —> shin splint)
—> verdeling volgens graad schade
Prognose
Return to sport:
- Low grade BSI: 8,7 – 13,1W
- High grade BSI: 20 – 23,6W
5
fifl fi fl
, Algemeen
- Laag risico: gunstig, korte tijd
- Laag risico, hoge graad: langere tijd voor RTS
- Hoog risico: lange tijd, conservatieve/chirurgische behandeling?
3. Management
Laag risico
2 fasen
- Belasting/activiteitsmodi catie (PIJN-vrij)
• Aanpassing van activiteiten
• Beheer van risicofactoren!
• Lichamelijke conditie
• Genezing op weefseleniveau
- Progressieve RTS (SYMPTOOM-vrij)
Symptoom geregelde behandeling
Hoog risico
Variabel
- Langdurige belasting/activiteitsmodi catie
- Niet dragen van gewicht
- Chirurgische xatie
Beheer van risicofactoren!
Fysieke conditie
!! Behandel de patient, niet de x-ray !!
a) LOW RISK - KEY PRINCIPLES
Belastingsbeheer - load control
Verminderde belasting door de duur van belastingen te minimaliseren heeft als risico dat
de patiënt gaat deconditioneren en dat je botverlies krijgt door de ontlasting.
DUS snelle modellering-geïnduceerde callusvorming: optimale belastingsaanpak =
progressieve herintroductie van belasting.
- Activiteitswijziging
- Beheersing van risicofactoren!
- Fysieke conditie
Symptoom-geleide revalidatie is ook een optie. Hierbij is het belangrijk dat de pijn
intensiteit gelijk is aan 0/10. Hogere score wilt zeggen dat je weefsel het niet aankan.
6
fi fi fi