Dit is een samenvatting voor het vak gespreksvoering in de klinische sector gegeven in het tweede semester van het tweede jaar van de bachelor toegepaste psychologie. Deze samenvatting is gebaseerd op zowel de powerpoint als de lessen als de cursustekst.
GESPREKSVOERING IN DE KLINISCHE SECTOR
LES 1: DE HULPVERLENER AAN HET WERK
Het doel van een hulpverleningsgesprek ligt voor de hand, we willen de persoonlijke problemen van
de cliënt verminderen en we willen dat dit zo ordelijk mogelijk verloopt.
We kunnen een onderscheid maken tussen twee types van gespreksdoelen:
- Procesdoelen – hierbij willen we dat het gesprek zo vakkundig mogelijk verloopt, dit is in het
begin van de gesprekken voor alle cliënten ongeveer gelijk. De hulpverlener weet niets en de
cliënt komt rustig praten. Naarmate het contact met de cliënt vordert zullen de procesdoelen
niet enkel veranderen door de hulpverlener, de cliënt kan hierbij betrokken worden.
- Productdoelen – hier gaan we bepalen wat er voor de cliënt een meer wenselijke situatie is
dan de situatie waarin de cliënt nu zit met de persoonlijke problemen. Het kiezen van de
productdoelen zijn vooral de verantwoordelijkheid van de cliënt.
Maar dit wil niet zeggen dat het zoeken naar gepaste en haalbare productdoelen een
gezamenlijke onderneming kan zijn.
Door deze doelen en middelen voor ogen te hebben is het mogelijk om te evalueren of een doel
bereikt is of het hulpverleningsgesprek aanpassing nodig heeft wanneer het stagneert.
Over het volledige hulpverleningsproces is het belangrijk dat de hulpverlener zo weinig mogelijk
tussenkomt, wanneer de cliënt enkel ruimte en begrip nodig heeft van de hulpverlener moet deze
ook niet meer bieden. Hierbij moet de hulpverlener aandachtig zijn, wanneer de cliënt zelf verder
kan werken moet de hulpverlener terugtreden. Men kan dit ook samen met de cliënt beslissen.
1.1. DE ROLLEN VAN DE HULPVERLENER
Een hulpverlener kan 4 rollen aannemen doorheen de hulpverlening:
1. Vertrouwensfiguur – deze schept duidelijkheid en rust en geeft aandacht en begrip voor de
beleving van de cliënt, daarnaast stimuleert hij ook de cliënt om vrijuit te praten.
2. Mededeelzame detective – probeert een helder beeld te krijgen van het denken en doen van
de cliënt.
3. Docent – stelt tentatief een meer effectieve kijk op de problemen van de cliënt en bespreekt
de zinvolheid ervan met de cliënt.
4. Coach – helpt de cliënt om de nieuwe inzichten in de praktijk te brengen en traint hem in
nieuw gedrag.
1.1.1. VERTROUWENSFIGUUR
- Brengt vooral rust en vertrouwen in de situatie
- Geeft aan hoe hij het gesprek wil voeren
- Accepteert de cliënt onvoorwaardelijk
- Is zelf transparant
- Luistert naar de cliënt
1
Gespreksvoering in de klinische sector
,Celine Vanmeenen 2BaTPK
- Reageert empathisch
Het doel hier is vooral de cliënt bij te staan in de informatieverwerking, het rustig kunnen nadenken
en zoeken naar woorden, herinneringen en gevoelens hoort hierbij. Dit zorgt er ook voor dat de
cliënt gedifferentieerd en geïntegreerd zal vertellen, hij kan nuanceren in zijn eigen verhaal en
verheldering brengen.
De cliënt komt op zijn eentje al verder bij het oplossen van zijn probleem
In deze fase kan het zijn dat de cliënt nog onzeker is wanneer hij iets wil vertellen, vaak zullen
cliënten dan iets anders kiezen om te vertellen om te kijken hoe de hulpverlener zal reageren. Deze
kleine reacties van de hulpverlener zijn heel belangrijk voor de cliënt en zorgen ervoor dat er een
vertrouwd contact kan opgebouwd worden.
Daarnaast is het voor de hulpverlener ook belangrijk om zo open te staan voor de beleving van de
cliënt omdat deze dan een beter beeld kan krijgen van de belevingswereld van de cliënt.
De hulpverlener kan twee verschillende soorten invloed hebben op de cliënt:
- Algemene invloed – het gedrag van de hulpverlener waaruit afgeleid kan worden dat er
aandacht is voor de andere en wat stimuleert om het verhaal verder te vertellen.
- Specifiek richtinggevende aandacht – de reacties van de hulpverlener op wat de cliënt
vertelt, er wordt meer interesse getoond op wat de cliënt net verteld heeft. Dit zorgt ervoor
dat het thema waarover de cliënt het had meer aandacht zal krijgen.
1.1.2. MEDEDEELZAME DETECTIVE
- De belevingswereld van de cliënt
De hulpverlener zal zich als een detective richten op dat wat er in de cliënt omgaat, hierbij
zijn er enkele belangrijke vragen:
“Hoe verwerkt de cliënt zijn informatie? Hoe maakt hij zijn belevingswereld en hoe zit deze in
elkaar? Hoe ontwikkelt deze zich?
Hier zal de hulpverlener zich richten op de unieke trekjes van de persoon.
Bij informatieverwerking zijn er drie belangrijke processen:
1. Selectie (“hoe en wat selecteert de cliënt”)
2. Differentiatie (“hoe differentieert en integreert de cliënt”)
3. Integratie
- Verschillen in differentiatie en integratie
Een cliënt met een te beperkte en te snelle integratie houdt zijn belevingswereld te
eenvoudig, de nieuwe informatie die de cliënt binnen krijgt wordt onmiddellijk geplaatst
binnen een bestaand kader. Hier worden dan heel weinig dingen genuanceerd. Hiervan kan
verstarring het gevolg zijn, de hulpverlener kan dit merken wanneer de cliënt over dingen als
vanzelfsprekendheden en clichés praat. (“het is nu eenmaal zo dat…”)
Een cliënt die te veel differentieert en integreert verliest het overzicht, er wordt te veel
informatie opgenomen en te veel nuances gezien waardoor men er geen overzichtelijk
2
Gespreksvoering in de klinische sector
,Celine Vanmeenen 2BaTPK
geheel meer van kan maken. Dit kan ontstaan door een opdringerige plotselinge verandering
in de omgeving of door de neiging van zichzelf om steeds meer kanten aan een zaak te
zoeken of te zien. Dit kan leiden tot onzekerheid, verwarring en angst.
- De omgeving van de cliënt
Het is ook belangrijk aandacht te hebben voor de levenssituatie en de omgeving van de
cliënt, maar dit is wel moeilijker voor de hulpverlener om er een duidelijk beeld van te
krijgen in welke situatie de cliënt dagelijks verkeert.
Het is belangrijk om hier zoveel mogelijk te zoeken naar de feiten in het verhaal van de cliënt,
vraag hoe het komt dat een cliënt op een bepaalde manier denkt.
- Openheid in de communicatie
Hier is het belangrijk als detective om niet te veel onduidelijkheid te laten bestaan over de
methoden, gedachten en motieven die zijn handelen sturen. De hulpverlener moet hier zo
transparant en echt mogelijk zijn en de cliënt zoveel mogelijk duidelijk maken wat er in hem
omgaat.
Want onduidelijkheid kan voor de cliënt voor heel wat onzekerheid zorgen.
1.1.3. DOCENT
De docent gaat proberen om zijn alternatieve of meer constructieve kijk op de problemen van de
cliënt over te brengen zonder de belevingswereld van de cliënt te beschadigen en zonder de
samenwerking minder goed te laten verlopen maar zodat de cliënt de nieuwe inzichten toch in
overweging neemt.
Het is hier niet de bedoeling dat men de autoritaire docent gaat zijn maar wel dat men tentatief
andere visies gaat voorleggen aan de cliënt.
Problemen hiermee kunnen zijn:
- We weten niet in hoe ver de cliënt in staat is om zin belevingsproces te veranderen, het is
moeilijk vast te stellen welke aangeleerde manieren van doen en denken nog weer afgeleerd
of gecorrigeerd kunnen worden.
- De hulpverlener moet opletten dat zijn eigen waarnemingen en interpretaties over het
denken en beleven van de cliënt niet te veel worden vertekend door de eigen
vooringenomenheid van de hulpverlener.
De inbreng van de hulpverlener kan helpen:
- Het kan de kijk op de zaak wat minder vertroebelen
- De hulpverlener kan ook meer levenservaring hebben die aangevuld zijn door de aanvulling
of gecorrigeerd zijn door de kennis van de psychologie
- De hulpverlener heeft een ander standpunt waardoor deze een beter inzicht kan hebben
De kans dat de hulpverlener de cliënt deze nieuwe inzichten kan bijbrengen zal groter zijn naarmate
de stap die de cliënt moet zetten tot het nieuwe inzicht kleiner wordt.
3
Gespreksvoering in de klinische sector
, Celine Vanmeenen 2BaTPK
1.1.4. COACH
Hier gaat de hulpverlener de cliënt zo efficiënt mogelijk te ondersteunen en te stimuleren om de
doelen in zijn eigen omgeving te realiseren. De hulpverlener ondersteund de cliënt bij het realiseren
van de inzichten die men verworven heeft via de docent.
Hier zijn er twee soorten verwachtingen:
- Resultaatverwachtingen – de verwachting over het succes van de te ondernemen
handelingen in het algemeen.
- Doeltreffendheidverwachting – de verwachtingen dat de persoon zelf de handelingen
succesvol kan uitvoeren.
Wanneer de cliënt enkel resultaatverwachtingen heeft zal hij wel zien hoe het moet maar dat hij het
zelf niet kunnen. Wanneer de cliënt voldoende doeltreffendheidverwachtingen heeft, zal de cliënt
voldoende vaardigheden en vertrouwen hebben in het eigen kunnen om het gewenste gedrag te
vertonen.
De coach moet de kans op slagen zo groot mogelijk maken en ervoor zorgen dat een eventuele
mislukking niet als te erg worden ervaren. Er kan zelden voorspeld worden wat het effect zal zijn van
de verandering van gedrag van de cliënt op de omgeving van de cliënt.
Ook wanneer de cliënt beslist om niets te doen aan zijn probleem maar om het te accepteren kan
aantonen dat er wel iets veranderd is bij de cliënt.
Het uitproberen van ervaringen nog voordat men ze in werkelijkheid kan tegenkomen kan helpen om
een nieuwe bron van informatie te zijn voor zowel de coach als de cliënt.
We zien dat de rollen elkaar soms overlappen en dat het belangrijk is om de ene rol te vervullen
voordat men een volgende rol kan gaan doen, maar hoe men de rollen precies vormgeeft is
afhankelijk van de persoonlijke mogelijkheden, de affiniteiten en de voorkeuren.
1.2. EEN GESPREKSMODEL
In dit gespreksmodel zit een logische opbouw waarbij de hulpverlening steeds intensiever en
concreter wordt en aan de oplossing van het probleem of een complexe samenhang van problemen
gaat werken. Dit gespreksmodel bestaat uit 3 fasen:
1. Probleemverheldering – hier legt men contact en proberen we een duidelijker beeld te
krijgen van de problemen en hoe de cliënt ze beleeft.
2. Probleemnuancering – we herformuleren of herordenen de problemen als een oplossing of
ter voorbereiding van een oplossing.
3. Probleembehandeling – hier gaan we productdoelen stellen en ons voorbereiden om actie te
ondernemen om de problemen tot een oplossing te brengen.
1.2.1. PROBLEEMVERHELDERING
4
Gespreksvoering in de klinische sector
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur celinevanmeenen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.