Onderwijsgroepen Openbare Financiën
Onderwijsgroep 2
Taken inleiding
Leerdoel 1: Zoek/bereken de cijfers voor 2002-2016 op de OECD/OESO
website (1990-2002 & 2004-2016 verandering vaststellen, plaats land in
groepen en de percentageverschillen)
Laag 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
Japan 25,17 26,23 27,02 27,54 27,41 25,96 26,54 27,47 28,22 28,85 30,30 30,74 /
US 24,62 25,93 26,66 26,71 25,69 23,02 23,49 23,90 24,07 25,65 25,93 26,23 26,02
Zwitserland 26,45 26,54 26,37 26,13 26,43 27,05 26,46 27,01 26,79 26,89 26,97 27,68 27,83
Australië 30,26 29,92 29,39 29,50 26,87 25,64 25,42 26,06 27,11 27,33 27,60 28,22 /
Ierland 28,94 29,40 30,83 30,39 28,45 27,31 27,02 27,26 27,49 28,17 28,51 23,12 23,03
Laag
gemiddeld
Spanje 34,10 35,14 35,93 36,36 32,11 29,71 31,21 31,18 32,24 33,13 33,74 33,81 33,48
Portugal 30,15 30,81 31,33 31,82 31,73 29,91 30,41 32,33 31,78 34,07 34,26 34,56 34,38
Nieuw 34,20 36,06 35,28 33,88 32,90 30,25 30,27 30,48 32,06 31,13 32,37 33,05 32,08
zeeland
Canada 32,31 32,22 32,43 32,12 31,70 31,98 30,65 30,54 30,99 30,86 31,17 32,02 31,68
Griekenland 29,92 31,12 30,33 31,18 30,98 30,63 32,02 33,64 35,50 35,46 35,88 36,40 38,56
UK 32,47 32,89 33,13 33,19 32,62 31,60 32,59 33,51 32,76 32,57 32,18 32,53 33,21
Hoog
gemiddeld
Duitsland 33,86 33,87 34,49 34,89 35,41 36,08 35,01 35,70 36,39 36,76 36,78 37,07 37,55
Nederland 35,16 35,35 36,38 36,03 36,40 35,35 36,09 35,85 36,02 36,54 37,52 37,36 38,85
Noorwegen 42,41 42,60 42,83 42,11 41,43 41,23 41,95 42,08 41,51 39,92 38,87 38,31 37,98
Italië 39,33 39,15 40,57 41,70 41,72 42,07 41,86 41,91 43,90 44,05 43,46 43,29 42,87
Oostenrijk 42,10 41,19 40,61 40,78 41,65 41,25 41,13 41,32 41,97 42,82 43,05 43,66 42,67
Hoog
Frankrijk 42,18 42,78 43,09 42,39 42,18 41,32 41,97 43,16 44,32 45,32 45,34 45,22 45,27
België 43,21 43,15 42,96 42,72 43,25 42,37 42,62 43,14 44,18 45,16 44,99 44,81 44,18
Finland 41,82 42,11 42,15 41,51 41,21 40,93 40,79 42,03 42,68 43,62 43,81 43,93 44,13
Denemarken 46,39 48,01 46,46 46,42 44,77 44,96 44,76 44,79 45,51 45,89 48,58 45,90 45,94
Zweden 45,65 46,61 45,97 44,97 44,01 44,08 43,22 42,51 42,56 42,91 42,58 43,28 44,23
Reële markt markt van goederen en diensten. Economische activiteiten werden hier ook minder door de
crisis.
Monetaire markt financiële markt
Arbeidsmarkt
Als de financiële markt in de problemen komt, heeft dit ook gevolgen voor de andere markten.
Chapter 3 op OECD-website en tabel 3.1.
2.1 Economische analyse
Taak 1 Introductie Openbare Financiën en Belastingen
Jonathan Swift (1667-1775) kwam ooit met het voorstel om een belasting te heffen op vrouwelijke schoonheid, waarbij
iedere vrouw zelf kon bepalen hoeveel belasting zij dan af zou moeten dragen. Op deze wijze zou belastingafdracht met een
positief gevoel gepaard gaan, in tegenstelling tot het gevoel dat de meeste Nederlanders hebben bij het zien van de blauwe
envelop. Ook zouden verschillende politici de belastingen graag wat lager zien. Richard Wagner (1813-1883) stelde echter
dat belastingen de prijs zijn die men betaalt voor beschaving; in het oerwoud bestaan ze immers niet. Zijn belastingen dus
wel zo slecht?
Door middel van belastingen is herverdeling mogelijk. Dit heeft tot gevolg dat de inkomensverdeling minder scheef wordt.
Men kan beargumenteren dat een minder scheve inkomensverdeling goed is voor de economie en tot een stabielere
economie leidt. Een tegengestelde argumentatie is echter ook mogelijk.
1
,Belastingen vormen een belangrijk thema in de leer der openbare financiën. In het bijzonder kan de wijze waarop het
belastingstelsel vormgegeven wordt, gezien worden als een antwoord op één van de deelvragen in de leer der openbare
financiën.
Leerdoel 1: Waarom wordt er belasting geheven?
Er wordt belasting geheven door de overheid om verschillende maatschappelijke redenen. Van het
belastinggeld worden collectieve uitgaven gedaan door de overheid. Dit zijn uitgaven die voor iedere
inwoner van het land van belang zijn. Ook wordt er door belasting een herverdeling van inkomen
veroorzaakt. Er wordt ook economisch gedrag gestuurd door het heffen van belastingen, bijvoorbeeld
door accijns.
Allocatiefunctie ervoor zorgen dat marktfalen worden opgelost, als de markt geen collectieve goederen
levert, dan moet de overheid het doen.
Financiële functie om overheidsuitgaven te kunnen financieren.
Stabilisatie functie wanneer de markt niet werkt, dan kan het opgelost worden door de overheid door hier
belastinggeld in te steken.
Leerdoel 2: Wat is de herverdelingsfunctie?
De herverdelingsfunctie is een van de functies van belastingheffing. Deze functie houdt in dat door
belastingheffing het inkomen wordt herverdeeld. Door het heffen van belastingen wordt het inkomen aan
de ene kant verminderd, om het vervolgens aan de andere kant uit te keren.
Leerdoel 3: Wat was het klassieke recept om uit een crisis te raken? Welke
econoom zei dit?
In de jaren 30 heeft iedereen het idee dat de overheid zich nergens mee moet bemoeien. Het moet aan
de markt overgelaten worden, wanneer er een economische crisis is. Er moet even doorgebeten worden
en dan lost de markt het zelf op. Dan komt John Keynes met het idee dat de overheid de markt moet
stimuleren door meer vraag te creëren. Dan ontstaat er ook meer aanbod. Dit kan bereikt worden door de
belastingen te verlagen, want wanneer er minder belasting betaald moet worden, houden mensen meer
geld over. Dan kunnen zij ook meer besteden. Automatisch ontstaat er dan meer arbeidsplaatsen en
kunnen de lonen stijgen, waardoor mensen ook weer meer uit kunnen geven.
Een ander middel is dat de overheid zelf meer besteed, dus de overheidsuitgaven moeten omhoog. In de
jaren 40 gingen de uitgaven van defensie omhoog. Er was een oorlogseconomie, waardoor er kanonnen,
schepen en wapens enzovoorts moesten komen.
Leerdoel 4: Welke negatieve effecten van heffing zijn er?
Inkomenseffect de besteding wordt lager, omdat de koopkracht omlaag gaat.
Substitutie-effect mensen gaan sneller iets kopen wat minder kost door lagere btw.
Belastingen hebben een verstorend effect omdat zij het inkomen van mensen verkleinen. Mensen gaan
minder uitgeven (= inkomenseffect). Door belastingen kunnen daarnaast de prijzen stijgen. Hierbij kan
gedacht worden aan de heffing van btw. Door belastingheffing treedt het substitutie-effect op. Mensen
zullen minder van het goed kopen waar belasting over geheven wordt, en uitwijken naar die goederen
waar geen accijns of btw op geheven wordt. De koopkracht van de mensen in een land wordt door
belastingheffing lager. Door belastingheffing neemt het inkomen van de overheid echter toe. Zij kunnen
hierdoor weer meer bestedingen doen. De twee verstorende effecten zijn dus het inkomenseffect en het
substitutie-effect.
Vrijwel alle belastingen werken verstorend. Belastingen verminderen immers in alle gevallen het inkomen
of de koopkracht van degenen die de belasting moeten betalen. Er kan ook gedacht worden aan een
2
, Leerdoel 5: Welk mechanisme zorgt ervoor dat iedere belastingschade
toedoet (zie appendix Rosen)?
Leerdoel 6: Zijn er belastingen die minder pijn doen?
Lumpsum heffing iedereen betaalt hetzelfde en niemand kan er onderuit. Iedere belastingheffing heeft
invloed op de economie. De enige die geen invloed zou hebben is de lumpsum heffing. Deze heffing wordt
echter vrijwel nooit gebruikt.
Leerdoel 7: Waarom is een ongelijke verdeling schadelijk voor de
economie?
Verschillen in loonhoogte en het niet in staat zijn om een baan te vinden maken de inkomensverdeling erg
scheef. Daar komt nog bij dat slechts een enkeling (rijke deel van de bevolking) grote bedragen verdient
door het aanbieden van kapitaal of door deel te nemen in een onderneming. Dit zorgt voor armoede
aangezien de rijken alsmaar rijker worden en de armen niets krijgen. Dit zorgt voor monopolies en dat
arme mensen niet genoeg verdienen om rond te komen, dit werkt demotiverend voor de economie
aangezien de koopkracht van de arme groep telkens minder wordt.
Efficiëntie verlies de collectieve welvaart wordt hierdoor geschaad, omdat mensen die toch niets
overhouden ook niet meer gaan werken. Doordat mensen niet meer gaan werken, is er minder productie
wat leidt tot een lagere collectieve welvaart. Uiteindelijk leidt dit tot schaarste van producten, waardoor
de prijzen stijgen en niemand meer iets kan kopen.
Taak 2 Theoretische basisbeginselen 1: nuts- en
winstmaximalisatie
Het gedrag van consumenten kan beschreven worden door een model waarin nutsmaximalisatie centraal staat. Economen
hanteren hierbij het idee van alternatieve kosten (opportuniteitskosten, opportunity costs). De volgende grafiek toont een
voorbeeld van dit model:
De afgelopen jaren is de prijs van dvd’s sterk gedaald. Met behulp van bovenstaande grafiek is het effect hiervan op het
koopgedrag van de consument gemakkelijk te analyseren.
Het gedrag van producenten kan beschreven worden door een model waarin winstmaximalisatie centraal staat. De
volgende grafiek toont hiervan een voorbeeld:
3