SCHOOL EN PEDAGOGISCHE PSYCHOLOGIE
Examen: 70% meerkeuzevragen (20 meerkeuzevragen, één uit elk thema, met gis, 14/20) + 30% open vragen (2
grote vragen 6/20) → gastlessen ook goed kennen!!!
LES 1: KINDEREN EN JONGEREN MET GEDRAGS EN
EMOTIONELE PROBLEMEN
Cursustekst
Grietens, H., Bosmans, G., & Baeyens, D. (2014). Kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen. In
H. Grietens, J. Vanderfaeillie & B. Maes (Red.), Handboek jeugdhulpverlening. Deel 1: Een orthopedagogisch
perspectief op kinderen en jongeren met problemen (p. 23-58). Leuven: Acco.
→ samengevat
INHOUD
1. Inleiding
2. Wat zijn gedrags- en emotionele problemen?
3. Classificatie van gedrags- en emotionele problemen
4. Epidemiologisch onderzoek naar gedrags- en emotionele problemen bij kinderen en jongeren
5. Etiologie van gedrags- en emotionele problemen
6. Diagnostiek van gedrags- en emotionele problemen
7. Behandeling van gedrags- en emotionele problemen
1. INLEIDING
Enkele stellingen… wat is normal / wat wijst mogelijks op een stoornis?
1. Een kind van 2,5 jaar is niet zindelijk overdag (plast nog regelmatig in de broek)?
Normaal (gemiddelden met tolereerbare afwijkingen binnen de normale ontwikkeling) → wij
verwachten dat dit vroeg komt, maar dit is onze cultuur → maar dit moet rijpen en dit kunnen we niet
forceren! Cultuur speelt mee in de ideeën van wat normaal en niet normaal is!
2. Een tiener komt in opstand tegen haar ouders die haar hadden verboden om uit te gaan en ze kruipt ‘s
avonds uit haar raam om met vrienden te gaan feesten?
‘normaal’ → als dit de eerste en laatste keer is→ maar de context speelt hier ook een rol
3. Een man van 20 denkt dat de televisie tegen hem spreekt.
Stoornis
4. Een meisje van 19 jaar wilt niet aan de kant van de ruit zitten in de trein omdat ze het een vies idee vindt dat
er andere mensen tegen die ruit hebben geleund.
‘Normaal’ → na corona is het wel wat normaal! Ze functioneert nog, ze neemt nog de trein, ze kan nog
naar school gaan, … → ze vindt dit gewoon niet leuk en probeert dit te vermijden
1
,2. WAT ZIJN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN?
2.1 TERMINOLOGIE
Gedrags- en emotionele problemen = de overkoepelende beschrijvende term voor alle kinderen die zich zichtbaar
ongewoon of abnormaal gedragen of die zichtbaar ongewone of abnormale reacties vertonen, en dat afgezien van
de ernst, de oorzaak of de context van het gedrag of de emotie
→ ook kinderen met lichamelijke klachten die onvoldoende verklaard kunnen worden door een lichamelijke ziekte
vallen onder deze term
Deze cursus: eerder ernstige problemen
Problemen worden ernstig wanneer ze langdurig of blijvend worden, in combinatie voorkomen met andere
problemen en/of een ernstig lijden tot gevolg hebben bij het kind en/of de directe omgeving
Binnen de veelheid van gedrags- en emotionele problemen onderscheiden wij
• Lichte, tijdelijke problemen die het kind vertoont als reactie op nieuwe situaties (zoals zeuren en
woedebuien als reactie op de geboorte van een broertje of zusje)
• Gedragingen die slechts in bepaalde situaties of bij bepaalde personen voorkomen (bijvoorbeeld: een kind
weigert zich te schikken naar de regels van een bepaalde leerkracht)
• Gedragingen die leeftijds- of fase gebonden zijn (bijvoorbeeld: opstandigheid tijdens de puberteit)
• Ernstige problemen, zoals oppositioneel-opstandig gedrag, aandachtstekortstoornissen of
stemmingsstoornissen.
2.2 AANDACHTSPUNTEN BIJ DEFINIËREN VAN GEDRAGS - EN EMOTIONELE PROBLEMEN
Gedrags- en emotionele problemen zijn geen eenduidig waarneembare en objectief te identificeren entiteiten → ze
worden op een bepaald moment opgemerkt door mensen uit de omgeving als storend of ongewenst
Alvorens gedrag of emoties als problematisch te benoemen, dient men rekening te houden met volgende
elementen:
● Ontwikkelingsperspectief
o Weten wanneer gedrag of emoties wel/niet aangepast zijn aan de leeftijd
o Vb. woedebuien en druk gedrag bij een kleuter
o Wat normaal is op een bepaalde leeftijd is het daarom niet op een andere leeftijd. Bv zindelijkheid.
Bepaald gedrag kan in de ene levensfase normaal en wenselijk zijn maar in een andere levensfase
abnormaal en ongewenst. Bv. scheidingsangst
● Continuümgedachte
o Geen kwalitatief verschil in gedrag, maar wel verschil in ernst, intensiteit en chroniciteit. Kinderen
met gedrags- en emotionele problemen vertonen deze gedragingen frequenter, intenser,
langduriger en in verschillende situaties
→ alle kinderen zijn wel eens koppig, opstandig, agressief, … maar deze kinderen hebben niet persé
een gedragsprobleem
o Gedragingen en emoties kunnen echter op een continuüm worden geplaatst naargelang onder meer
hun ernst, intensiteit en chroniciteit. Wanneer we dat doen, merken we dat kinderen met gedrags-
en emotionele problemen deze gedragingen en emoties frequenter, intenser, langduriger en in
verschillende situaties vertonen.
Bijvoorbeeld: de woedebuien komen vaker voor, ze zijn heviger, duren langer en zijn niet te stoppen.
o Waar precies de grens tussen normaal en problematisch gedrag dient getrokken te worden = zeer
lastig
2
, ● Context
o Bekijken van gedrag en emoties van kinderen in de situatie waarin ze zich voordoen
o De setting, activiteiten en de pedagogische aanpak hebben een grote impact op het gedrag van een
kind.
o Bij de beoordeling zal men dus moeten uitzoeken of de problemen zich in één of meerdere
contexten voordoen
o Belangrijk om met meerdere partijen te werken (school, andere belangrijke partijen) om de context
zo goed mogelijk te begrijpen
● Informant
o Wie beoordeelt het gedrag van het kind?
o Afhankelijk van wie naar het kind kijkt, gaan we andere informatie krijgen
o Ouders weten mogelijks niet wat op welke leeftijd verwacht mag worde → hierdoor schatten ze hun
kind soms verkeerd in of als er al problemen zijn bij de ouders waardoor ze het gedrag van het kind
niet goed aankunnen en dus gaan bestempelen als problematisch → in deze gevallen is pedagogisch
advies dus noodzakelijk!
o Als we op voorgaande problemen niet ingrijpen en de ouders worden niet begeleid dan kan het
gedrag van het kind uiteindelijk toch uitmonden tot gedragsproblemen!
o Mensen, en in belangrijke mate ook ouders, zijn heel sterk bezig met het onderscheid tussen
normaal en abnormaal gedrag. Wanneer een gedrag abnormaal ‘lijkt’ te zijn willen we er zo snel
mogelijk een naam, label voor hebben. Wanneer ouders geconfronteerd worden met ‘moeilijk’
gedrag bij hun kinderen willen ze hier zo snel mogelijk een antwoord op. Wanneer een kind erg druk
en actief gedrag vertoont zou de diagnose van ADHD hier bijvoorbeeld een verklaring kunnen
bieden, terwijl in het geval van geen diagnose de ouders als schuldigen worden aangeduid omdat ze
‘niet goed kunnen opvoeden’.
Het is nooit onze bedoeling om een label te plakken en de kinderen te behandelen als deze diagnose
→ Absoluut niet!
3. CLASSIFICATIE VAN GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN
Door de grote verscheidenheid hebben we nood aan een classificatiesysteem of een indeling
Doel: gemeenschappelijke taal
Vb. verwijzen we naar dezelfde gedragskenmerken wanneer we spreken van aandachtsproblemen?
= Classificatie is het systematisch ordenen en groeperen van gedragsproblemen op basis van gelijke eigenschappen
en onderlinge relaties. Het is niet hetzelfde als een diagnose! Bij het classificeren van gedrags- en emotionele
problemen wil men een gemeenschappelijke taal ontwikkelen ter bevordering van de onderlinge communicatie
tussen professionals (clinici, onderzoekers)
→ Verstaan we hetzelfde onder dezelfde begrippen
2 soorten classificatiesystemen
1) Klinisch-psychiatrisch classificatiesysteem
2) Empirische-statistische classificatiesysteem
3
, 3.1 KLINISCHE-PSYCHIATRISCHE CLASSIFICATIESYSTEMEN
● In dit classificatiesysteem worden psychiatrische stoornissen als onafhankelijke en duidelijk afgelijnde ziekte-
entiteiten beschouwd. Er zijn dus voor elke psychiatrische stoornissen een diagnostische en differentiaal-
diagnostische criteria vastgelegd → wanneer voldaan is aan de nodig criteria kan de stoornis worden
geclassificeerd
● Deze cursus: DSM-5 = Diagnostic and statistical manual of Mental Disorders of the Amercian Psychiatric
Association → hier zit veel wetenschappelijk onderzoek achter
= een systeem om de problematieken van individuen te beschrijven en te classificeren in stoorniscategorieën
● Overzicht van alle in de westerse wereld erkende klinische geestelijke gezondheidsstoornissen en andere
aandoeningen die een reden voor zorg kunnen zijn
→ Is heel erg westers, heel erg wit
● Stoornissen worden geoperationaliseerd door middel van criteria → deze geven de kernsymptomen van een
stoornis weer, ook de duur, de aanvang en de mate waarin symptomen het normale functioneren verstoren
→ wanneer een welbepaald aantal criteria van een stoornis bij die persoon positief wordt gescoord en
wanneer de criteria uitgesloten kunnen worden bij een ander stoornis dan kan dus de diagnose gesteld
worden
● Nadelen:
o Het alles-of-niets karakter van de DSM-5
o Soms te veel los gezien van omgeving en context van het kind → dan bestaat het gevaar dat het
meer vanuit een medisch model belicht wordt
o Valide voor andere culturen? → De DSM werkt niet altijd bij iedereen omwille van het
referentiekader (Eigen referentiekader ook voor ogen houden)
→ In andere culturen wordt er vaak anders gedacht over afwijkend gedrag dan in de Westerse
culturen
Maar…opgelet voor labels en stigmatisering!
→ je moet verdiepen in die personen, en die personen echt begrijpen en ook willen begrijpen → niet
stigmatiseren!!!
Deze cursus, DSM 5,… geeft een gemeenschappelijke taal voor hulpverleners. Deze taal gebruik je niet (altijd) naar
de cliënt toe!
Elke cliënt en zijn systeem is uniek, dat vereist maatwerk.
3.2 EMPIRISCHE-STATISCHE CLASSIFICATIESYSTEMEN (NIET KENNEN IN READER)
/
4