Gespecialiseerde toegepaste farmacologie B. Noyens – fase 2 (examen mei)
Gespecialiseerde toegepaste farmacologie
Inhoudsopgave
Gespecialiseerde toegepaste farmacologie................................................................................................................ 1
Deel 1: Algemene farmacologie (= herhaling) ............................................................................................................... 2
1. Indeling van geneesmiddelen ......................................................................................................................... 2
2. Waar vind ik informatie? ................................................................................................................................ 3
3. Geneesmiddelen en risicogroepen ................................................................................................................. 3
4. Farmacodynamiek........................................................................................................................................... 3
5. Farmacokinetiek ............................................................................................................................................. 5
6. Interacties tussen geneesmiddelen ................................................................................................................ 9
7. Bijwerkingen ................................................................................................................................................. 10
Deel 2: Farmacotherapie à werkingsmechanismen, therapeutische effect, indicaties, contra-indicaties en
nevenwerkingen .......................................................................................................................................................... 12
8. Cardiovasculaire aandoeningen .................................................................................................................... 12
9. Analgetische, antipyretische en anti-inflammatoire GM .............................................................................. 23
10. Maag-darmaandoeningen ........................................................................................................................ 25
11. Aandoeningen van het ademhalingsstelsel.............................................................................................. 30
12. Anti-microbiële / Infectie GM .................................................................................................................. 36
13. Aandoeningen van het zenuwstelsel ....................................................................................................... 39
14. Diabetes ................................................................................................................................................... 41
15. Anticonceptie ........................................................................................................................................... 43
Deel 3: Farmacotherapie tijdens zwangerschap, arbeid, postpartum- en lactatie ..................................................... 47
16. Geneesmiddelen tijdens de zwangerschap .............................................................................................. 47
17. Geneesmiddelen bij borstvoeding ........................................................................................................... 51
1
,Gespecialiseerde toegepaste farmacologie B. Noyens – fase 2 (examen mei)
Deel 1: Algemene farmacologie (= herhaling)
• Farmacologie: leer der geneesmiddelen
• Klinische farmacologie: effect van GM op de mens
• Farmacotherapie: oordeelkundig gebruik van GM
• Toxicologie: leer der vergiften
• GM zijn vaak oorzaak van bijwerkingen en iatrogene ziekten, vage grens tussen farmacologie en
toxicologie
GM = Substantie voor
1. Het voorkomen of genezen van ziekte, gebrek, wond of pijn
2. Als hulpmiddel bij het stellen van een diagnose
3. Herstellen, verbeteren of wijzigen van de fysiologische functies
1. Indeling van geneesmiddelen
Effect
• Preventie (profylactisch)
o Ter voorkoming van ziekten
• Behandeling (therapeutisch)
• Causaal (oorzakelijk)
o Bestrijden van de oorzaak van de ziekte
• Symptomatisch
o Bestrijden van de verschijnselen (klachten) van een ziekte
• Substitutie (vervangen van een stof)
o Vervangen of vullen een onmisbare stof voor het lichaam aan
• Hulpmiddel bij diagnosestelling
• Stabiliserend
o Ziekte onder controle houden en verwikkelingen voorkomen
Voorkomen in apotheek
• Magistrale bereiding (R/, GM op maat)
• Officinale bereiding (Farmacopee, TMF)
• Specialiteit (door erkende farmaceutische firma op de markt gebracht)
o Referentie geneesmiddel
• Origineel product,
• Op de markt gebracht door firma die gm ontwikkeld heeft
• Met fantasienaam, vb. Amlor®
o Generisch product
• Andere naam (actief bestanddeel + afkorting firmanaam, vb. Amlodipine eg®, amlodipine
sandoz®,…)
• Minimum 30% goedkoper dan origineel
• Dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling als het originele product en dezelfde
farmaceutische vorm // vergelijkbare biologische beschikbaarheid
• Enkel wanneer patent/octrooi vervallen is en het originele product minstens 10 jaar toegelaten is
in een eu-lidstaat
Gebruik
• Inwendig: opname in de bloedbaan
• Uitwendig: geen opname (of slechts klein gedeelte) in de bloedbaan
2
,Gespecialiseerde toegepaste farmacologie B. Noyens – fase 2 (examen mei)
Klassen:
De indeling in 5 niveaus ziet er als volgt uit:
• Niveau 1. Anatomische hoofdgroep: één letter voor de 14 hoofdgroepen.
• Niveau 2. Therapeutische hoofdgroep: twee cijfers.
• Niveau 3. Farmacologische (sub)groep: één letter.
• Niveau 4. Chemische subgroep: één letter.
• Niveau 5. Individueel actief bestanddeel (of de combinatie van actieve bestanddelen): 2 cijfers.
2. Waar vind ik informatie?
Volgende stelling : "Niet alle medicatie die oraal wordt ingenomen is voor inwendig gebruik“
verklaren à Niet alles wat je oraal inneemt wordt opgenomen in je bloed
3. Geneesmiddelen en risicogroepen
• Zuigelingen en jonge kinderen
o Bloedhersenbarrière niet volledig ontwikkeld
o Neonaten: immaturiteit v. GM metabolisme (lever) en nier-uitscheiding in de eerste
levensweken
o Niet onderkende deficiënties? Enzymen die niet werken
o Veranderd antwoord – farmacodynamische verschillen
o GM met effect op groei en ontwikkeling? Hormonen, cortisone
o Dosis aanpassen aan gewicht om overdosering te vermijden
o ! Probleem: vaak geen studies bij kinderen à GM voorgeschreven aan kinderen op basis
van ervaring en studiegegevens bij volwassenen
• Zwangeren
o Wijzigingen van de farmacokinetiek tijdens de zwangerschap: klinisch belang groot
indien geringe therapeutische breedte van het betreffende GM (cave onder- of
overdosering).
o GM via placenta bij foetus: invloed van het GM op de vrucht
• Vrouwen die borstvoeding geven
o GM via melkklieren bij zuigeling: invloed van het GM op de zuigeling
• Bejaarden:
o Multimorbiditeit – complexe aandoeningen: polyfarmacie
o Nier- en leverfunctie ↓
o Orthostatische hypotensie, verminderde spierkracht, verstijving v.d. gewrichten:
verhoogd valrisico
4. Farmacodynamiek
= wat doet het geneesmiddel met het lichaam?
• Wat is het therapeutisch effect wanneer een GM bindt met zijn aangrijpingspunt?
o Aangrijpingspunt = meestal een eiwit
§ Geen eiwit? Rennie, Movicol: trekt water naar darm
Eiwitten: enzymen, ionenkanalen, transporteiwitten en receptoren
• Belangrijke rol in fysiologische processen: (membraan)receptor, ionenkanaal, enzym of
transporteiwit
• Eiwitten zijn zeer specifiek: voor orgaan & voor species
• Transport: actief & passief
3
, Gespecialiseerde toegepaste farmacologie B. Noyens – fase 2 (examen mei)
Eiwitten als aangrijpingspunt
• Doordat GM aangrijpen op eiwitten, kunnen we fysiologische functies beïnvloeden en
therapeutische effecten bekomen.
Farmacodynamiek: receptoren
Natuurlijke chemische boodschapper
• Hormoon: bv. adrenaline
o Komt in bloed
• Neurotransmitter: bv. noradrenaline à binding aan receptor à effect in de cel
o Komt niet in bloed, via neuron naar doelcel
• Mediator: bv. histamine (bij allergische reactie: vasodilatatie v. bloedvaten)
Geneesmiddel:
• Agonist of -mimeticum = bootst natuurlijke chemische boodschapper na, bij binding aan
receptor zelfde effect dan wanneer natuurlijke chemische boodschapper bindt
• Antagonist of –lyticum of –blokker = bindt receptor, zelf geen effect, maar blokkeert de
receptor voor binding van de natuurlijke chemische boodschapper
o Bv. bèta blokkers zorgen dat adrenaline niet kan binden
• Partiële agonist = bij volledige receptor bezetting, slechts submaximaal/gedeeltelijk effect
o Bv. Endorfines (pijnstilling)
o Bv. Morfine (agonist: bootst na), Buprenorfine (partiële agonist) zorgt dat Morfine zijn
effect niet kan uitvoeren
• Natuurlijk chemische boodschapper: effect
• Agonist: bootst na, zelfde effect als
natuurlijk chemische boodschapper
• Antagonist: lijkt op natuurlijk chemische
boodschapper, bij binding gebeurt er
niets. Receptor is wel geblokkeerd
waardoor natuurlijk chemische
boodschapper niet kan binden
• Adrenerge receptoren: reageren
allemaal op adrenaline en noradrenaline
• Cholinerge receptoren: reageren allemaal op acetylcholine
• Histaminerge receptoren: reageren allemaal op histamine
4