,Deel I: Algemene inleiding tot het recht
Hoofdstuk I: Inleiding tot het recht
1. Wat is recht?
1.1. Begripsomschrijving
Het begrip "recht" is veelzijdig en kent diverse definities die deels afhankelijk zijn van tijd en plaats.
Enkele terugkerende elementen zijn:
1. Het recht als een geheel van regels: Het recht omvat een verzameling regels die voorschrijven
hoe individuen mogen handelen, aangeduid als voorschriften, die zowel geboden als verboden
bevatten. Een regel is dus een uitspraak waarin een dergelijk voorschrift vervat zit.
2. Het ordenende aspect van recht: Het doel van recht is het organiseren van menselijke
samenlevingen. Voorschriften vereisen de interactie tussen individuen. Bijvoorbeeld, in het geval
van Robinson Crusoe hebben rechtsregels geen relevantie omdat er geen andere individuen zijn.
Ordenen houdt in dat regels voor het samenleven worden vastgesteld, zoals bijvoorbeeld regels
betreffende meningsvrijheid. Het recht dicteert echter niet specifiek hoe de samenleving moet
worden georganiseerd, waardoor verschillende vormen van ordening mogelijk zijn.
3. Afdwingbaarheid door gezag: Het recht wordt gehandhaafd door middel van (overheids)gezag,
met behulp van sancties en dwang, en indien nodig zelfs met gewapende macht. Dit uit zich vaak
in de aanwezigheid van een politieagent aan het einde van de rit. De mate van tussenkomst
varieert afhankelijk van het type regel. Bijvoorbeeld, in het strafrecht zal de politie snel reageren
op een moordzaak, terwijl bij financiële verplichtingen zoals betalingen eerst brieven worden
gestuurd, gevolgd door de tussenkomst van een deurwaarder en mogelijk de politie. Het is echter
belangrijk op te merken dat sommige regels niet kunnen worden afgedwongen, zoals
beleefdheidsregels, morele voorschriften en religieuze regels.
1.2. Enkele gerelateerde concepten
1.2.1. Objectief recht vs. subjectief recht
Objectief recht verwijst naar het geheel van rechtsregels die op een bepaald moment gelden. Het
wordt van buitenaf beschouwd en omvat bijvoorbeeld het eigendomsrecht.
Subjectief recht daarentegen betekent dat een individu het recht heeft om iets te verkrijgen of te
eisen. Het omvat de aanspraken of bevoegdheden die een individu ontleent aan het objectieve recht.
Het wordt van binnenuit beschouwd, bijvoorbeeld het eigendomsrecht waarbij iets als eigendom van
het individu wordt beschouwd.
1.2.2. Positief recht vs. ideëel recht
Positief recht verwijst naar het recht zoals het op een bepaald moment geldt. Dit is synoniem met
objectief recht en kan door de overheid worden afgedwongen.
Ideëel recht daarentegen beschrijft het recht zoals het zou moeten zijn volgens bepaalde normen of
geloofssystemen, zonder een waardeoordeel te geven. Alleen de geloofs- of normensystemen zijn
hierbij relevant.
,In een theocratie komen positief recht en ideëel recht samen. Dit verwijst naar een staatsvorm
waarbij de politieke macht en religieuze macht samenvallen.
1.2.3. Dwingende en wilsaanvullende regels
Dwingende regels, ook wel bekend als gebiedende en verbiedende rechtsregels, zijn voorschriften
die bindend zijn ongeacht de wil van de betrokken partijen. Dit impliceert een gebod of verbod.
Er zijn twee niveaus van dwingendheid:
1. Regels van openbare orde, die van toepassing zijn zelfs als een derde partij hier tegenin gaat.
Deze omvatten regels die zeer dwingend zijn, zoals wetten tegen moord. Ze worden gekenmerkt
door:
a. De verplichting voor de rechter om ze ambtshalve toe te passen.
b. De beschermde partij kan geen afstand doen van het recht.
2. Regels van dwingend recht, waarbij een derde partij niet tegenin kan gaan. Deze omvatten regels
die minder dwingend zijn, zoals regels in het huurrecht voor studentenkamers. Ze worden
gekenmerkt door:
a. De rechter hoeft ze niet ambtshalve toe te passen.
b. Alleen de beschermde partij kan afstand doen van het recht.
Wilsaanvullende of suppletieve regels zijn rechtsregels die van toepassing zijn wanneer de betrokken
partijen geen andere afspraken hebben gemaakt. Hierdoor is het mogelijk om contractueel af te
wijken van deze regels.
Voorbeeld: Het onderverhuren van een studentenkamer. Als hierover niets in het contract staat, geldt
de suppletieve regel dat onderverhuur niet is toegestaan. Als er wel iets in het contract staat, is de
suppletieve regel niet van toepassing en kan onderverhuur wel worden toegestaan.
2. Indeling van het recht
2.1. Publiekrecht en privaatrecht
Dit is de meest klassieke en fundamentele indeling in het recht.
Publiekrecht, volgens de uitspraak van Montesquieu, omvat de wetten die de verhouding tussen
burgers en de overheid regelen, inclusief de organisatie van de overheid zelf. Het is de overheid die
deze rechtsregels opstelt en afdwingt, met als doel het algemeen belang te beschermen. Dit aspect
wordt vaak aangeduid als "verticaliteit" en omvat regels van de openbare orde.
Privaatrecht, daarentegen, omvat de wetten die de verhouding tussen burgers onderling regelen. Het
beoogt de bescherming van private belangen en wordt gekenmerkt door "horizontaliteit". Het
privaatrecht omvat over het algemeen meer suppletieve regels, maar kan ook regels van dwingend
recht en openbare orde bevatten.
Er is echter veel kritiek op dit onderscheid:
- Het onderscheid tussen beide is vaak niet meer duidelijk te maken, aangezien de overheid steeds
vaker reguleert in het privaatrecht en publiekrechtelijke technieken inzet.
- Sommige rechtsgebieden vertonen hybride kenmerken en bevatten elementen van zowel
publiekrecht als privaatrecht.
,2.2. De indeling van het recht in rechtstakken
Objectief recht omvat talrijke regels die zijn onderverdeeld in verschillende 'rechtstakken', wat
verwijst naar het geheel van regels die een specifiek domein van het recht bestrijken.
Publiekrecht en privaatrecht zijn twee belangrijke takken van het recht:
- Publiekrecht omvat:
o Staatsrecht
o Bestuursrecht
o Strafrecht en strafprocesrecht
o Fiscaal recht
o Internationaal publiekrecht, inclusief volkenrecht en supranationaal recht.
- Privaatrecht omvat:
o Burgerlijk recht, waaronder personen- en familierecht, zakenrecht/goederenrecht, en
verbintenissenrecht.
o Ondernemingsrecht, inclusief vennootschapsrecht.
o Gerechtelijk (privaat)recht.
o Internationaal privaatrecht.
Het is belangrijk op te merken dat deze lijst niet uitputtend is. De onderwerpen die we later zullen
bespreken vallen onder het privaatrecht.
3. Bronnen van het recht
3.1. Inleiding
Een regel wordt beschouwd als een rechtsregel wanneer het deel uitmaakt van het geldende positief
recht. In België worden de rechtsregels alleen aangetroffen in formele bronnen van het recht.
Er zijn twee soorten rechtsbronnen in België:
1. Formele rechtsbronnen: Dit zijn bronnen waarin de rechtsregels zijn vastgelegd, zoals het
Strafwetboek. Ze omvatten verschillende verschijningsvormen van rechtsregels, waaronder:
a. De wet
b. Algemene rechtsbeginselen
c. Gewoonte
d. Rechtspraak
e. Rechtsleer
2. Materiële rechtsbronnen: Dit zijn inspiratiebronnen voor de inhoud van rechtsregels.
Bijvoorbeeld, het Romeins recht dient als een materiële bron voor het Burgerlijk Recht. Deze
bronnen verklaren waarom een regel geldt zoals deze doet, en niet anders.
3.2. De wet
3.2.1. Inleiding
De wet vormt de belangrijkste formele rechtsbron in België. Er zijn twee soorten wetten:
1. Wet in materiële betekenis, ook wel bekend als materiële wet (of wet in ruime zin): Dit omvat
elke rechtsregel van algemene en duurzame aard die door een bevoegde overheid wordt
vastgesteld.
, a. Algemeen: deze regels zijn van toepassing op iedereen, of op zijn minst op een specifieke
groep.
b. Duurzaam: de regels gelden voor onbepaalde tijd, hoewel ze wel kunnen worden
gewijzigd.
2. Wet in formele betekenis, ook wel bekend als formele wet (of wet in enge zin): Dit verwijst
specifiek naar wetgeving van de federale wetgevende macht.
In conclusie, wanneer we spreken over "de wet", verwijzen we naar de wet in materiële betekenis.
Alle wetten in materiële betekenis zijn formele rechtsbronnen, omdat ze regels van het positief recht
bevatten.
3.2.2. De verschillende soorten normen die als wet in de materiële
betekenis gelden
Wetten in de materiële betekenis kunnen op verschillende overheidsniveaus worden gemaakt. Laten
we kijken naar enkele van deze niveaus:
3.2.2.1. Internationale normen
Dit zijn normen die op internationaal niveau tot stand komen en regels bevatten die directe werking
hebben in de Belgische rechtsorde. Burgers kunnen zich er rechtstreeks op beroepen en ze zijn
afdwingbaar voor de Belgische rechter. Een voorbeeld hiervan is de Conventie van Genève, die het
statuut van een vluchteling regelt.
Er zijn twee soorten internationale normen:
1. Internationale verdragen:
Dit zijn overeenkomsten tussen twee (bilateraal) of meer staten (multilateraal). In België kunnen
zowel de federale staat als de gemeenschappen en gewesten (deelstaten) internationale verdragen
sluiten, wat vrij uitzonderlijk is.
2. Supranationale normen:
Deze normen worden uitgevaardigd door organisaties met regelgevende bevoegdheden, zoals
supranationale organisaties (bijv. de Europese Unie) die bindende normen kunnen opleggen aan
lidstaten en materiële wetten kunnen vaststellen. Intergouvernementele organisaties (zoals Unicef)
hebben daarentegen geen regelgevende bevoegdheden en produceren geen supranationale
rechtsnormen of materiële wetten.
3.2.2.2. De Belgische grondwet
Grondwettelijke normen verwijzen naar de Belgische grondwet, die wordt beschouwd als de meest
fundamentele wet in België.
- De Belgische grondwet is de hoogste internrechtelijke norm.
- Hoewel oorspronkelijk aangenomen door het Congrès National in 1831, is de huidige versie de
gecoördineerde Grondwet van 1994, die sindsdien vaak is gewijzigd.
- Waarom is de grondwet fundamenteler dan een gewone wet?
a. Inhoud: De grondwet bevat fundamentele regels over de organisatie van de staat en de
rechten en vrijheden van de burgers.
b. Vorm: De grondwet kent een zware wijzigingsprocedure (Artikel 195, Grondwet), wat
betekent dat het wijzigen ervan niet eenvoudig is.
, 3.2.2.3. Wetskrachtige normen: wetten, decreten en ordonnanties
Wetskachtige normen zijn normen die worden uitgevaardigd door de wetgevende macht.
Vroeger bestond de wetgevende macht uit één enkel orgaan, het Parlement (bestaande uit de Kamer
van Volksvertegenwoordigers en de Senaat). Echter, tegenwoordig bestaat er ook een wetgevende
macht op het niveau van de gemeenschappen en gewesten.
1. Federale wetten:
Dit zijn normen uitgevaardigd door de Federale Wetgevende macht (Artikel 36, Grondwet), bestaande
uit:
- De Kamer van Volksvertegenwoordigers
- De Senaat
- De Koning
- Let op: de inspraak van de Senaat is teruggeschroefd (Artikel 75, Grondwet).
Werking:
Stap 1: De Kamers keuren de teksten goed.
Stap 2: De tekst wordt ter bekrachtiging en afkondiging voorgelegd aan de Koning.
Na deze stappen wordt de wet "wet" en wordt deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Een wet
kan geen gelding hebben zonder deze publicatie.
Initiatieven die uitgaan van de Koning worden "wetsontwerp" genoemd, terwijl initiatieven die
uitgaan van de Kamers "wetsvoorstel" worden genoemd.
2. Decreten en ordonnanties:
Een decreet is een akte van de wetgevende macht van de drie gemeenschappen en de twee
gewesten (Artikelen 1-3, Grondwet), terwijl een ordonnantie een akte is van de wetgevende macht
van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft.
Het is belangrijk op te merken dat wetten, decreten en ordonnanties geen hiërarchie kennen.