FILOSOFIE
NU BEN IK DOOD
“En nu ben ik dood” – tekst Patricia de Martelaere
de soort techniek die ze toepast in de tekst is 25j geleden ook gebeurd in de traditie
v/d westerse architectuur. Je moet wat ze doen in de tekst kunnen uitleggen, niet
perse met voorbeelden!
De tekst bestaat uit 3 secties:
1. Verhaal van E.A Poe over een experiment: Vadermar stervende onder hypnose:
Wat gebeurt er als iemand sterft tijdens hypnose? Waarom verwijst ze naar deze studie? Die
studie heeft iets contraductief: de verhouding tussen spreken en aanwezig zijn: zodra ge het
woord “ik” gebruikt ben je aanwezig. “ik ben dood” je bent aanwezig door te spreken, maar
hij zegt dat hij afwezig is! contra-dictie! : wie dood is, is er niet <-> wie spreekt, is erAls
dode antwoordt hij op de vraag of hij nog slaapt; “Ja - nee. - Ik heb geslapen - en nu - nu -
ben ik dood.” Deze citaat gebruikt De Franse filosoof Jacques Derrida voor zijn vroegere
studie “Le voix et le phonomèné” wat een verhouding tussen spreken en het fenomeen (= de
taal en de voorbrenger ervan) is. De persoon is dood en hij zegt van zichzelf dat hij dood is.
Maar wie is het dan die spreekt? Dit is tegen onze Platoons-Cartesiaanse traditie = een
manier van zoeken naar zekerheid door systematisch aan alles te twijfelen. Plato, de eerste
filosoof waarvan zijn dialogen zijn bewaard geweest is schreef de gesprekken van socrates
over, hij zegt: “wie spreekt is aanwezig in zijn woorden”. Omdat we er intuïtief van uit gaan
dat iemand present is als die spreekt. Wanneer iemand spreekt komen de gedachten. De
gesprekken die Plato schrijft van Socrates zijn niet meer rechtsreeks, de gesprekken zijn al
“koud”. De dode spreekt rechtsreeks dat hij er niet meer is, maar als dit geschreven wordt is
dit niet meer rechtsreeks, is dit veel verder bij jou. Plato heeft voorkeur aan het spreken
omdat de ziel aan het woord is, het denken zit dichter bij het spreken dan bij het schrijven.
De mens bevestigd zichzelf vanuit zichzelf, de middelpunt van de wereld (“Ik denk, dus ik
ben”- Descartes”) Decartes wilt aantonen dat in het spreken een soort van afwezigheid zit. In
elke spreker zit er toch soort vervreemding, dit concept is heel simpel bv: wnr je zegt “ik eet
iets” Is er een soort splitsing want je spreekt en bent niet aan het eten dan. Nog een
voorbeeld is at kleine kinderen hun 1e woorden over zichzelf spreken niet met “ik” doen,
maar met de 3e persoon doordat “ik” een vreemd, banaal woord is. Je kan ik NT aantonen,
het ik is toepasbaar op iedereen, maar enkel degene die spreekt kan dat gebruiken!
—> Valdemar is dood, en hij zegt van zichzelf dat hij dood is. —> Griezelige ontdubbeling: hij
is er, en tegelijk is hij er niet. —> Men kan niet ‘ik’ zeggen en dermate onherstelbaar afwezig
zijn.
—> Wie ‘ik’ zegt of ‘ik ben mijzelf’, beves.gd hiermee ook onvermijdelijk dat hij niet zichzelf
is maar iemand die als het ware vanbuiten af naar zichzelf kijkt.
—> Splitsing tussen kijker en degene die bekeken wordt. ('ik' als verwijzing)
—> Wie ‘ik’ zegt, zegt eigenlijk voluit: ‘ik spreek over mij’, of zelfs ‘Ik ben niet ik’—> Als m’n
spreekt, zelfs in een monoloog of in een interne gedachtengang, heeY men het al.jd over een
ander.
, 2. Verhaal “LOVE-ACT” van M.E. Austen over een prositiuee die tegen haar
verwachtingen in geen seks heeft na het spelen van het script. Dit gaat zo door.
Tegen het einde hebben ze wel seks volgens het script en daarna nog eens, maar
dan niet volgens het script:
De tweede keer is echt. Ze bedrijft de liefde omdat ze het wilt, maar is de eerste keer
volgens het script dan fictie of realiteit? Het vloeien van de script en werkelijkheid in elkaar.
Het verhaal pruts eigenlijk aan onze intuïtie, want intuïtie suggereert dat wanneer we iets
vreemd vinden het nadoen. De titel van het boek is “love-act”, love = liefde is voor de
meeste mensen authentieke persoonlijke emotie.
Men wordt verliefd op iemand, het komt op u af en je wordt niet verliefd op iemand omdat
iemand anders dat zegt, verliefdheid komt uit uzelf, het is iets authentiek. Nadruk op “To-
act” (~ doen alsof) = een eigenaardig woord, omdat het iets betekend en het
tegenoverstelde kan betekenen ook. Het kan zowel gebruikt worden om te zeggen “de daad,
handeling” als “doen alsof, acteren”.
Er zit een spanning in de titel: liefde gaat over iets authentiek (het echte) en acteren (het
nadoen).
Nadoen = iets dat iemand anders eerst doet, nadoen. We gaan er intuïtief er van uit dat het
echte eerst komt en het faken erna. Acteren is iets dat maar in het 2 de instantie voorkomt,
het is een vorm dat je hebt moeten leren, vooraleer je het kan na-spelen. Bv: “ik ben
verliefd op Justin Bieber. Ja? Is dit niet omdat iedereen verliefd is? De zus, haar vriendinnen..
hebben ook posters van hem. Op een duur door mee te doen in dit verliefdheid, deze massa
fenomeem echt verliefd, ze valt flauw. Ze weet dat ze jb niet kan krijgen, maar ze doet
gewoon mee, ze doet na. Maar op een duur door mee te doen, wordt ze verliefder dan al de
rest en valt ze effectief echt flauw! Verliefd wat wij zien als iets authentiek, zichzelf aanleren
door na te doen. Het is niet omdat het ‘fake’ is in begin dat het echt kan worden. Andere
nadoen kan reëel worden. Het na-doen wordt realiteit.
De Martelaere verwijst niet naar jb, maar naar de Rougemont die in begin van de 20 ste E een
studie maakt over verliefdheid in het westen. Hij zegt hierin dat het “idee” van verliefd zijn
op een persoon, en die persoon als enige is op u dat dit een fenomeem is van het Westen (nt
in andere culturen). Het westerse idee van romantiek komt van fictie, een fictie geschreven
in een bepaalde taal, namelijk Romaans ( de roman de romantische liefde) Het woord
roman, komt dus van het de taal Romaans, vandaar het woord romantisch. Het zal ongeveer
rond de 13de E geweest zijn wanneer poëten schreven over overdreven verliefdheid op
iemand die je toch niet kon krijgen. Bv: een laag gerangschikte ridder die verliefd wordt op
een prinses. Door te schrijven/taal te gebruiken uzelf motiveren verliefd te worden =
cultureel motiveren om verliefd te worden. Eigenlijk ben je geïnteresseerd in het verliefd zijn
zelf ipv van echt verliefd te zijn op iemand, want je kan die persoon toch niet krijgen.
We staan er niet bij stil dat het woord “romantiek” uit de fictie komt. Het idee verliefdheid
komt uit de literatuur, het is een verhaal. Bv: de typische Vitaya film over een 35-jarige
ongetrouwde vrouw die een man ontmoet. Dit is fictie in het kwadraat! Wij leven in een
bepaalde fictie leven. De persoon die hiernaar keek die ook alleen is, gaat gaan slapen en
hoopt morgen ook een man op straat tegen te komen? We dromen over de fictie
, Als Rougemont gelijk heeft dan zitten we met een bepaald soort idee van liefde, associëren
met authentieke emotie. Niemand vertelt op wie je verliefd moet worden. Dit idee is
bedacht rond de 13de eeuw door passionele poëten. Iets dat wij als persoonlijk, authentiek
beschouwen komt voort uit de fictie.
Wat er in de tekst gebeurd is een soort van wisselwerking. Martelaere combineert
wetenschappelijke studies, romans en filosofie. Er ontstaat een wisselwerking tussen taal en
gevoelens, fictie en echte gevoelens.
Taal en gevoelens
Fictie en echte gevoelens
Rougemont sluid af met het problematiek over id. Als er iemand de vraag stelt, wat is je id?
dan is dit moeilijk te beantwoorden. Je kan jezelf beschrijven op een bepaalde manier terwijl
je vriendenkring/familie je anders zou beschrijven. Het is mogelijk dat de visie dat je hebt
overjezelf niet overeenkomt met de visie van anderen. Id = ik is ik! Ik ben zo, ik ben niet
zo..... Je bent jezelf aan het bespreken alsof dat je iemand anders bent, alsof dat je naast
jezelf gaat staan + anderen vinden dat deze beschrijving niet overeenkomt. Er bestaat
geen techniek over hoe je kan zeggen wie je bent.
EXTRA DYNAMIEK tussen ik en ander (zoals vorige vb’en over de liefde) is op wie je verliefd
wordt, bepaald veel over wie je bent. Anderzijds is verliefdheid iets dat je aanleert van
anderen. Martelaere zegt (midden p.47) het is niet zo, dat onze id beïnvloedt wordt door
andere mensen, maar gemaakt wordt door andere mensen. Bv deeg: als je deeg hebt voor
een koek te maken in een bep vorm dan is het idioot te zeggen dat het deeg de bakvorm
vormt. Zelfde dat onze id wordt gevormd door andere mensen, het is niet zo dat je geboren
wordt met een persoonlijkheid en dit aangepast wordt door je vrienden/familie. Neen, zij
maken je persoonlijkheid. MENSELIJKE ILUSIE.
Bv: kinderen gebruiken het woordje “ik” pas heel laat, het is cruciaal stadium als kind om
jezelf als iemand te zien. Wanneer een baby melk krijgt van de moeder (=duale eenheid –
Freud), dan ziet de baby de moeder niet als een ander en zichzelf niet als een ik, maar het
moment dat een kind voor een spiegel staat dan ziet men zichzelf voor de eerste keer.
Een kind leert zichzelf als eenheid als een beeld van zichzelf dat niet hier is (in jezelf), maar
dat beeld daar (op de spiegel). Ik via het ander.
Martelaere bespreekt een nieuw thema. Ze verwijst naar de taalfilosoof John Austin: doen
alsof. Hij schreef een boek over iets doen en doen alsof. Een gemeenschappelijk probleem
dat wij allemaal meemaken is het feit dat we nooit zeker zijn als iemand iets meent of niet.
Bv: iemand zegt tegen je “je bent lekker” – is die persoon gestresseerd in u, of is hij ermee
aan het lachen? Wilt hij iets van u?
Je kan niet van iemand anders weten of hij de waarheid zegt of niet (voorbeeld verbrande
maquette – beschuldiging naar persoon met zwarte vingers). Austin zegt dat er altijd één
iemand is die de waarheid weet, de persoon zelf die het zegt.