Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802)
Resume
Samenvatting Overzichtelijke SV YouLearn - Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802)
34 vues 3 fois vendu
Cours
Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802)
Établissement
Open Universiteit (OU)
Hallo! Dit is de volledige samenvatting van de informatie op YouLearn voor het vak IWM (PB2802). Ik heb een 9,6 gehaald voor dit vak. In de SV heb ik geprobeerd zoveel mogelijk vast te houden aan de daadwerkelijke tekst in YouLearn om zo een completer beeld te geven van de informatie die nodig is. ...
Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802)
Tous les documents sur ce sujet (29)
Vendeur
S'abonner
DemiRupp
Aperçu du contenu
SV YouLearn Inleiding in de Wetenschappelijke Methode
Studietaak 1 – Wetenschappelijke revoluties
Naam Geboorte-&sterfdatum Kernbegrippen
Socrates Ca.470 v Chr.-400 v Chr Scepticisme: zekere kennis is onbereikbaar
Plato 427v Chr.-347 v Chr. Rationalisme; we zijn geboren met ware kennis over de wereld, leren
nooit iets nieuws; herinneren alleen wat al aanwezig is; deductie
Aristoteles 384 v Chr.-322 v Chr. Empirisme; tabula rasa (blanco kleitablet); inductie
Francis Bacon 1561-1626 Combi ratio&empiri; idolen: neigingen, gewoonten, taalspelletjes en
het klakkeloos volgen van autoriteiten
René Descartes 1596-1650 Rationalisme; cogito ergo sum (‘ik denk, dus ik ben’); overal aan
twijfelen tot aan iets niet te twijfelen valt: waarheid; God is perfect
John Locke 1632-1704 Empirisme; primaire en secundaire kwaliteiten; onafh- en afhankelijk
van de waarnemer
George Berkeley 1685-1753 Idealisme; esse est percipi (wat gezien wordt, bestaat’); twijfel
bestaan primaire kwaliteiten; heft nut van de wetenschap op
David Hume 1711-1776 Empirisme; wetenschap als mensenwerk
Immanuel Kant 1724-1804 Transcendentaal idealisme; synthetisch a-priori
Charles Peirce 1839-1914 Pragmatisme; Truth is what works; ‘als het werkt, dan is het waar’
Socrates
We kunnen per definitie niets zeker weten. Iedereen ziet die pilaar vanuit een ander perspectief, met andere
ogen, met een andere levenservaring, met een andere idee over wat een pilaar moet zijn of moet doen. Dit
betekent dat iedereen in de praktijk een andere pilaar ziet. Daaruit is af te leiden dat we nooit volledig op onze
zintuigen kunnen vertrouwen en dat zekere kennis over de pilaar dus onmogelijk is.
Plato
Plato was het niet eens met het standpunt van Socrates. Volgens hem zijn onze zintuigen inderdaad geen
betrouwbare bron van informatie, maar kunnen we toch zekere kennis hebben over de pilaar. Die hebben we niet
omdat we deze specifieke pilaar waarnemen, maar omdat wij in ons verstand weten hoe een pilaar is. In ons
aangeboren verstand hebben wij het ideale beeld van een pilaar. Dat hoeven wij ons enkel te herinneren, en dan
weten wij hoe een perfecte pilaar moet zijn. Die zekere kennis heeft dus ook geen betrekking op deze ene pilaar,
maar op alle denkbare pilaren. De pilaar waar Socrates nu naar wijst, is daar slechts een imperfect aftreksel van.
Aristoteles
Aristoteles zou erop wijzen dat we met het standpunt van zijn meester niet verder komen, omdat we onze kennis
dan beperken tot alles wat wij al weten en dus nooit iets nieuws kunnen leren. Om kennis op te doen over de
pilaar zullen we deze moeten onderzoeken met onze zintuigen.
Aristoteles zou waarschijnlijk ook wel erkennen dat we daarmee nog geen zekere kennis bezitten. Daarvoor
zullen we meerdere pilaren moeten onderzoeken om erachter te komen wat al die pilaren gemeenschappelijk
hebben. Op den duur hebben we er dan voldoende onderzocht om te concluderen wat de essentie van een
pilaar is. Op dat moment maken we een intuïtief sprongetje naar algemeen geldige kennis over pilaren. Tabula
rasa.
Socrates: Scepticisme= dat we nooit zekere kennis zullen bezitten. Die naam komt voort uit het Griekse woord
'skeptomai' dat zoiets betekent als 'onderzoeken'. Een scepticus gaat dus niet uit van waarheden, maar staat
onderzoekend in de wereld.
Plato: Rationalisme= dat we kennis moeten ontlenen aan het verstand, omdat we in dit verstand aangeboren
zekerheden bezitten. Die naam komt voort uit het Latijnse woord 'ratio', dat zoiets betekent als 'denken',
'bedenken' of 'overwegen'. Een rationalist gaat dus uit van het denken.
,Aristoteles: Empirisme= dat we juist de zingtuigen moeten gebruiken. Die naam komt voort uit het Griekse
woord 'empeiria' wat zoiets betekent als 'ervaring'. Merk hierbij de dubbele betekenis van het woord ervaring op.
Ervaring staat niet alleen voor dat wat wij zintuiglijk ervaren, maar ook voor de opgedane ervaring waarvan de
optelsom leidt tot intuïtie.
Descartes: rationalisme (en licht scepticisme)
In beginsel is het scepticisme van Socrates herkenbaar bij Descartes. Ook hij zegt dat we onze zintuigen nooit
kunnen vertrouwen. Maar, net als Plato, grijpt hij naar het verstandelijke vermogen van de mens om dit probleem
op te lossen. In die zin is Descartes dus een echte rationalist. In het denken vinden we zelfs letterlijk zekerheid
over ons bestaan: cogito ergo sum.
Locke: empirisme (en licht sceptisicme)
Bij Locke vinden we duidelijk de empiristische ideeën terug van Aristoteles. Directe sensaties en onze reflecties
daarop zijn de enige routes naar kennis. Er is dus niets in het verstand dat niet via de zintuigen is binnen-
gekomen. Deze kennis zal weliswaar nooit tot volledige zekerheid leiden, maar we kunnen wel streven naar een
goede samenhang in de kennis die we verzamelen. Er is dus een scepticistische ondertoon in zijn empirisme,
maar door te streven naar de onderlinge samenhang in onze kennis versterkt dat ons vertrouwen in die kennis.
Berkeley: idealisme (radicaal scepticisme en radicaal empirisme)
Berkeley gaat net als Locke uit van de menselijke ervaring als basis van onze kennis en is dus net als Locke en
Aristoteles een empirist. Zijn scepticisme is echter veel zwaarder. Waar Locke en Aristoteles hoopvol empirische
kennis bijeensprokkelen om daar zo goed mogelijk een samenhangend geheel van te maken, verklaart Berkeley
dit net als Descartes tot een onmogelijke taak. We kunnen de zintuigen niet vertrouwen.
Maar waar dat bij Descartes en Plato tot verstandelijke zekerheden leidt, blijft Berkeley radicaal empiristisch: er is
geen collectieve, externe ideeënwereld waaruit wij zekere kennis putten. Het individuele perspectief is het enige
dat zeker te stellen is, en dat is dus bepalend voor de werkelijkheid. Esse est percipi: Wat gezien wordt bestaat,
en de rest bestaat niet. Berkeley is dus radicaal scepticistisch en radicaal empiristisch, wat leidt tot een nieuwe
positie =idealisme.
Hoe lost Berkeley het correspondentieprobleem op? Welk nieuw probleem creëert hij daarmee, en welke
randvoorwaarde voor de wetenschap wordt hiermee blootgelegd?
Met zijn idealisme heeft Berkeley het correspondentieprobleem opgeheven. Door duidelijk te maken dat de
individuele ervaring het enige is waar we zeker van kunnen zijn en te verklaren dat deze dus bepalend is voor de
realiteit, is de externe realiteit niet meer relevant en is er dus ook geen noodzaak om nog naar correspondentie
tussen die twee te streven.
Maar als de externe realiteit er niet meer toe doet, dan heeft het wetenschappelijk streven naar kennis over die
realiteit volstrekt geen zin. Berkeley maakt met zijn oplossing van het correspondentieprobleem de wetenschap
dus overbodig. Dit kunnen we maar op een manier oplossen, namelijk door aan te nemen dat die externe realiteit
bestaat. Dat realisme is dus een harde randvoorwaarde voor de wetenschap.
Francis Bacon (1561-1626) was een van de eerste westerse denkers na de middeleeuwen die naar de mens
durfde te kijken en durfde te twijfelen aan het menselijk vermogen om de wereld te leren kennen. Hij maakte
onderscheid tussen 4 idolen die we, volgens hem, moeten verwerpen:
1) De idola tribus (idolen van de stam) = de vertekeningen in onze kennis over de wereld die ontstaan
door de beperkingen die wij van geboorte meekrijgen, de neigingen van de menselijke soort. VB:
a. Onze confirmatieneiging die ons alert maakt op bevestiging van onze overtuigingen. Bijv. tijdens
een discussie: een voorbeeld dat jouw standpunt ondersteunt, zie je als bewijs, terwijl je een
voorbeeld dat ondersteunend is voor de tegenpartij ervaart als 'slechts een voorbeeld'.
b. Onze neiging om ons blind te staren op grote aantallen, waardoor we denken dat iets dat vaak
gebeurt, altijd zal gebeuren. Bijv. als je weet dat de bus meestal te laat vertrekt en je daardoor
denkt dat dit altijd het geval zal zijn, totdat de bus wel een keer op tijd vertrekt en wegrijdt terwijl jij
komt aanrennen.
c. Ons onvermogen om sommige dingen te kunnen waarnemen. Dit is een zeer fundamentele
beperking die zich bijv. uit wanneer een geluid net te zacht is om te horen, zoals een elektrische
auto die heel onverwachts naast je kan rijden.
2) De idola specus (idolen van de grot/ nest) = zijn de vertekeningen in onze kennis over de wereld die
ontstaan door de manier om de wereld te bezien, die wij leren van onze familie, of doordat wij ons
conformeren aan groepen waartoe wij behoren. Enkele voorbeelden:
a. Vaak doen we onbedoeld mee met de groep mensen waartoe we willen behoren, bijv. pesten
b. Het kan gebeuren dat je nog altijd denkt in sterk stereotypische patronen die golden tijdens je
jeugd, waardoor je bijv. vreemd opkijkt als een man ervoor kiest om fulltime huisvader te zijn.
c. Je hebt je je hele leven lang voorgenomen om niet op je vader of moeder te gaan lijken, maar
ineens realiseer je je dat je iets op precies dezelfde manier doet, omdat dit nu eenmaal het
voorbeeld is dat je altijd hebt gehad.
3) De idola fori (idolen van de marktplaats) = zijn de vertekeningen die ontstaan door onnauwkeurig
gebruik van woorden of van definities, ofwel doordat woorden te weinig betekenis hebben, ofwel doordat
de betekenis ervan verschuift. Enkele voorbeelden:
a. De natuurwetenschapper Alan Sokal had een compleet onzinnig artikel vol met
pseudowetenschappelijke tekst ingestuurd naar een tijdschrift voor postmoderne filosofie en het
, werd daadwerkelijk gepubliceerd. In dit geval was het een grap, maar het laat wel zien hoe slechte
ideeën verstopt kunnen zitten achter ogenschijnlijk intellectuele tekst.
b. 'scepsis’ betekent van oorsprong: een onderzoekende houding en is in de wetenschap een heel
positieve eigenschap. Maar omdat het woord tegenwoordig de connotatie van 'wantrouwen' heeft,
krijgt het een negatieve bijklank als je iemand als scepticus betiteld.
c. Het woord 'onderzoek' wordt de laatste jaren op discutabele manier gebruikt door mensen die
claimen zelf onderzoek gedaan te hebben, nadat ze een eerste alinea van een onlineblog hebben
gelezen en vervolgens denken de waarheid in pacht te hebben. Ze vergeten dat in de wetenschap
goed onderzoek vaak jaren in beslagen kan nemen.
4) De idola theatri (idolen van het theater) = zijn de vertekeningen die ontstaan door het kritiekloos
aanhangen van de denkbeelden van bijvoorbeeld oude filosofen. Bijvoorbeeld:
a. Wanneer politici of mediafiguren slecht geïnformeerde ideeën of complottheorieën aanhangen, die
vervolgens door grote groepen mensen verspreid worden via sociale media zonder dat ze zelf
nadenken of die ideeën of theorieën wel kloppen.
b. Er zijn nog altijd mensen die op basis van hun religieuze overtuigingen claimen dat de
evolutietheorie van Darwin niet waar kan zijn, terwijl van die twee opvattingen alleen de
evolutietheorie logisch is en door een brede empirische basis ondersteund wordt.
c. Een ander voorbeeld is de artiest die er goed uitziet en veel fans krijgt, omdat de fans denken dat
diens muziek ook heel goed is, maar feitelijk slecht gemaakt of uitgevoerd is.
Einde Verlichting: begin besef mensenwerk
Hume
Hume maakt in zijn waarnemingstheorie onderscheid tussen impressies en ideeën. Impressies= de directe
indrukken op onze zintuigen van objecten uit de buitenwereld. Ideeën= de directe kopieën van die impressies,
die achterblijven in ons bewustzijn wanneer het object dat we waarnemen uit ons blikveld verdwijnt.
Copy principle= dat alle inhoud van ons bewustzijn op deze manier tot ons is gekomen. Elk idee dat wij hebben,
is te herleiden tot percepties die rechtstreekse kopieën zijn van impressies die we ooit via de zintuigen hebben
opgedaan. Al onze kennis is dus te herleiden tot waarnemingen die we in het verleden hebben opgedaan.
Kant
Immanuel Kant maakte een conceptueel onderscheid om duidelijk te maken hoe we de samenhang tussen
enerzijds die perceptuele werelden, en anderzijds de echte wereld, moeten begrijpen:
De noumenale wereld= de wereld zoals deze is. Deze is principieel voor onze ervaring verborgen. Daarover
zullen wij dus nooit iets kunnen zeggen.
De fenomenale wereld= de wereld zoals deze verschijnt in onze ervaring en waar we wel uitspraken over
kunnen doen. Onze kennis gaat dus nooit over de noumenale wereld, maar uitsluitend over de fenomenale.
Immanuel Kant bestempelde zijn positie als transcendentaal idealisme:
Transcendentaal idealisme= sluit zich aan bij het idealisme in die zin dat het stelt dat onze kennis enkel gaat
over de werkelijkheid in onze ervaring en niet over de werkelijkheid buiten ons. Echter, in tegenstelling tot het
radicaal idealisme is het transcendentaal idealisme wel gebaseerd op de realistische positie dat er wel een
wereld buiten ons bewustzijn is, maar die is niet kenbaar voor ons.
Immanuel Kant ontwierp een logisch systeem van uitspraken die wij over de wereld kunnen doen.
Daarbij maakt hij onderscheid tussen synthetische en analytische uitspraken, en tussen uitspraken die wij a priori
of a posteriori kunnen doen:
Analytische uitspraken= zijn definiërend. Ze zijn logisch sluitend, maar voegen dus ook niets toe aan onze
kennis. Ze maken deze enkel preciezer door uit te leggen hoe begrippen samenhangen.
Synthetische uitspraken= zijn samenstellend. Ze voegen iets toe aan onze kennis, maar zijn niet logisch
sluitend. Ze leren ons dus iets nieuw over de wereld.
A-priori-uitspraken= zijn vooraf gegeven. Ze zijn dus gebaseerd op de kennis die wij al bezitten en die we enkel
hoeven te activeren of herinneren.
A-posteriori-uitspraken= zijn achter gegeven. Ze zijn dus gebaseerd op iets dat we geleerd hebben nadat we
daar iets voor hebben gedaan.
-> Op basis van deze uitleg is het logisch dat analytische uitspraken gewoonlijk a priori gegeven zijn. Het zijn de
logische definities die al in ons verstand zijn opgeslagen. Ook is het logisch dat synthetische uitspraken a
posteriori tot ons komen. Het zijn de uitspraken die wij doen als wij iets nieuws geleerd hebben nadat wij iets
hebben waargenomen.
De analytische a-priori-uitspraak -> is sterk verbonden met het rationalisme
De synthetische a-posteriori-uitspraak -> is sterk verbonden met het empirisme
Synthetische a-prioriuitspraken -> lijken verwant aan het idealisme
Synthetische a-prioriuitspraken= uitspraken die iets nieuws toevoegen aan dat wat wij weten. Inzichten zonder
enige zintuiglijke ervaring. Bijv. ‘Elke verandering kent een oorzaak’.
Vier stadia van Kant:
1. In het eerste stadium ontvangen wij sensaties uit de noumenale wereld.
2. In het tweede stadium worden deze omgezet naar verschijningen in ruimte en tijd. Hume: impressies
worden enkel gekopieerd tot ideeën. Kant: past begrip van ruimte en tijd toe.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DemiRupp. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.