ONDERWIJSPSYCHOLOGIE EN LEERSTOORNISSEN
- De populairste leerstoornissen: Iets dieper behandelen van dyslexie en dyscalculie
- Ook een aantal onderwijspsychologische thema’s aanhalen vb. zittenblijven: rond mei/ juni veel over te doen in de media met B- en
A-attesten → Wat zegt onderzoek daarover? Het wordt gretig gebruikt in de praktijk, maar als we kijken naar onderzoek, zien we
dat we daar anders naar moeten gaan kijken
- Hoogbegaafdheid: onderwijspsychologische bril ➔ kijken naar: hoe zit het nu bij studenten aan de rechterkant van die normaal-
verdeelden, in onderwijs w vaak gekeken / maatregelen geïmplementeerd om iedereen over de lat te helpen, in deze les ook
aandacht gegeven aan de andere kant nl. hoogbegaafdheid
- WPO: taak, vragen daarrond communiceren naar Sarah + ook sessies: 3 sessies waarin dieper wordt ingegaan op dyslexie,
dyscalculie en hoogbegaafdheid, maar meer vanuit de diagnostische kant ➔ welk testmateriaal wordt ervoor gebruikt, welke
casussen zijn vb. hoogbegaafdheid: iedereen denkt aan iemand slim, maar er zit een heel brede range in! Dus in WPO’s w gevoel
gegeven van hoe breed het effectief kan gaan
- Leerstof: vooral ppt’s via canvas, hogere cesuur
LES 1: INLEIDING
Kaderen: wat verstaan we onder leerstoornissen? Iedereen heeft er wel een beeld van, maar dat is vaak vrij eenzijdig: niet alleen gestoeld op
wat er wordt gezegd in onderzoek of wat er effectief aan diagnostische criteria wordt opgesteld. & het zijn dingen die ook in de media durven
komen. ➔ dus leerstoornissen en hoe daarmee om te gaan
Eerst een stapje terug/ een stapje hoger zetten. Eigenlijk kaderen die dingen ook binnen ontwikkelingsstoornissen.
ONTWIKKELINGSSTOORNIS
• Dit begrip wordt omschreven als een neurologische of psychische aandoening die de ‘normale’ ontwikkeling
verstoort
o ‘Normaal’ tussen aanhalingstekens: want wat is de NORMALE ontwikkeling?
▪ Dat is iets naar de norm, iets wat de meeste mensen doen, wilt niet zeggen dat een lichte variatie
daarop meteen problematisch moet zijn!
o ‘Ontwikkelingsstoornis’ is een breed begrip: staat op een continuüm van subjectieve impact
▪ Waar zitten we met die ‘normale’ ontwikkeling? Een continuüm
• voordeel dat we daar … ondervinden bij bv. dyslexie: iemand die gewoon een beetje
slecht leest of moeite heeft met leren lezen, iets trager is dan zijn leeftijdsgenoten,… ➔ Is dat dan meteen
een probleem?
• Op dat continuüm dus niet altijd even impactsvol! ➔ subjectief
▪ Ontwikkelingsstoornis is veel breder: het is een beetje een verzamelterm
• Vb.: Autisme , ADHD, Zwakbegaafdheid, Leerstoornissen, …
• Verzamelterm voor alle stoornissen, alle problemen die in een ontwikkeling kunnen voorkomen. Een
ontwikkeling van 0- 24/ 25 jaar als we die hersenontwikkeling voor een stuk meenemen: dus er valt wel veel
onder!
▪ Wat voor het ene kind heel storend is gaat voor het andere kind geen probleem zijn, hangt niet enkel af van je
microsysteem (ouders, vrienden), maar evengoed van de bredere context waarin je zit (zoals cultuur van een land)
• Bv. problemen met lezen gaan een grotere subjectieve impact hebben in een cultuur waarin geletterdheid
belangrijk is zoals de onze
o Het treedt vroeg in de kindertijd op
Leerproblemen versus leerstoornissen
• Vaak gaan ontwikkelingsstoornissen gepaard met leerproblemen (letterlijk een probleem bij het leren), maar deze twee begrippen
kunnen duidelijk onderscheiden worden
o Ontwikkelingsstoornis is een beetje het containerbegrip. Leerstoornissen en leerproblemen: er treden problemen op met het
leren.
o Ontwikkelingsstoornissen vaak gepaard met leerproblemen, maar het is belangrijk om een onderscheid te maken! Ook naar
oorzaak toe!
Vb. ADHD: kan er voor zorgen dat iemand minder goed leert door gebrek aan concentratie, motivatie, ondersteuning … MAAR
die ontwikkelingsstoornis ADHD speelt daar een grote factor in en de stoornis op zich is effectief als het probleem zich situeert
bij het leren. Ook hier weer goed afbakenen!
▪ Een leerprobleem: niet altijd een leerstoornis, een probleem is veel breder!
• Leerproblemen zijn veel breder
o Gebrek aan motivatie: cognitieve capaciteiten hebben maar geen zin om te studeren
▪ Iemand met een leerprobleem op school: kan ook zijn dat het hem/ haar gewoon niet boeit. Dan zal die persoon daar
geen moeite voor doen en zullen daar problemen bijdragen, maar het is dan nog geen stoornis!
o Invloed sociale context: digitaal onderwijs tijdens corona, dit is een leerprobleem indien je niet beschikt over een laptop
o …
• ‘Stoornis’ → specifieke criteria voor opgesteld
o Zie oa DSM-V, als we de criteria afvinken kunnen we spreken van een leerstoornis!
1
,• Onderscheid (ChatGPT):
o Kort gezegd zijn leerproblemen meestal van voorbijgaande aard en kunnen worden overwonnen met de juiste ondersteuning en interventies
▪ Leerproblemen zijn over het algemeen tijdelijke hindernissen die iemand kan tegenkomen bij het leren. Deze kunnen het gevolg zijn van verschillende
factoren, zoals slechte concentratie, gebrek aan motivatie, gebrek aan geschikte leermethoden, of externe stressfactoren.
▪ Leerproblemen kunnen vaak worden overwonnen door aanpassingen in de leeromgeving, instructiemethoden of ondersteuning van leerkrachten en
ouders.
▪ Ze kunnen variëren in ernst en tijdelijkheid, en kunnen van persoon tot persoon verschillen.
o Terwijl leerstoornissen langdurige neurologische aandoeningen zijn die specifieke en aanhoudende uitdagingen met zich meebrengen in het leerproces.
▪ Leerstoornissen zijn langdurige neurologische aandoeningen die het vermogen van een persoon om specifieke vaardigheden te leren en te gebruiken
aantasten. Deze aandoeningen zijn meestal aanwezig vanaf de vroege kinderjaren en hebben de neiging om gedurende de hele levensduur aan te
houden.
▪ Voorbeelden van leerstoornissen zijn dyslexie (problemen met lezen), dyscalculie (problemen met wiskunde)
▪ Kunnen het leerproces van een persoon significant belemmeren, zelfs met gerichte interventies en ondersteuning.
• Waarom onderscheid: als we kijken binnen onderwijs: binnen school belangrijk om te kijken naar 1) of er een stevig probleem is of 2) die
bredere context in rekening wordt genomen vb. het kan ook zijn dat iemand die problemen heeft met leren thuis geen 1 rustige kamer
heeft
Vandaar leerstoornis VS leerprobleem!
• Nog een stapje verder: de specifieke term is een specifieke leerstoornis.
o Dyslexie, dyscalculie, …
o ➔ eigenlijk is de juiste beschrijving ‘een specifieke leerstoornis in het domein van …’ = nog een stapje concreter/ specifieker
en dan gaat het effectief over LEERSTOORNISSEN of issues met het leren in of rond het domein van spellen, lezen, …
(dyslexie) en … in het domein van rekenen (dyscalculie)
• Een leerstoornis wordt in de DSM-V Specifieke leerstoornis genoemd. Er is hierbij sprake van specificiteit in verminderde
mogelijkheden: een stoornis op een heel specifiek afgebakend deeltje.
bv: moeite hebben om vlot te lezen, terwijl wiskunde wel goed gaat en je goed kan onthouden
o Er is een Specificiteit paradox:
▪ Quid comorbiditeit → bij leerstoornissen hoge proporties van comorbiditeit
• vb. mensen met dyslexie : daar zien we een significante groep die ook voldoet aan de criteria rond
dyscalculie
• Geeft een paradox: we spreken over een specifieke leerstoornis, maar toch zien we die comorbiditeit dat
het eigenlijk wel breder valt
▪ Heel specifieke uitval van vaardigheden, maar onderliggend geen specifieke oorzaak
▪ We gaan zien dat de oorzaken wel vaak breder/ algemener zijn!
• Vb. moeite met executive functions enz. ➔ we gaan kijken naar relatief brede oorzaken! Ze gaan inspelen
op veel gebieden, waardoor de oorzaken van de specifieke leerstoornissen, niet specifiek zijn.
• Dyslexie en dyscalculie zijn leerstoornissen omdat er sprake is van een uitval op een specifieke capaciteit,
namelijk lezen of wiskunde, we zouden verwachten dat deze stoornissen dan ook een specifieke oorzaak
hebben maar we zien eigenlijk dat de oorzaak eerder een combinatie is van meer algemene factoren of
probleemgebieden
• Het verwijst naar het paradoxale feit dat hoewel deze stoornissen specifiek zijn in termen van de moeilijkheden die ze
veroorzaken (bijvoorbeeld problemen met lezen of rekenen), ze vaak gepaard gaan met een breed scala aan secundaire
problemen die verder reiken dan het specifieke gebied van de stoornis.
• Vb. bij dyslexie kunnen individuen niet alleen moeite hebben met lezen en spellen, maar ze kunnen ook problemen
ervaren met het begrijpen van geschreven instructies, het onthouden van informatie, en het organiseren van gedachten.
Deze secundaire problemen zijn niet direct gerelateerd aan het primaire symptoom van dyslexie (problemen met lezen),
maar ze hebben wel invloed op het algehele leerproces en de dagelijkse functionering van het individu.
DSM-V CRITERIA SPECIFIEKE LEERSTOORNIS
= definitie voor specifieke leerstoornis
A. moeite met het aanleren en gebruiken van schoolse vaardigheden, zoals blijkt uit de persisterende aanwezigheid van minstens een
van de volgende symptomen gedurende minstens 6 maanden, ondanks interventie gericht op deze moeilijkheden:
➔ in DSM-V vaak gekoppeld aan tijdsperiodes: in dit geval 6 maanden. We zien ook vaak de discussie daarrond: als iemand daar 5 maanden
last van heeft → moet je het dan negeren of hoe zit het dan net?
1. Onnauwkeurig of langzaam en moeizaam lezen van woorden (leest bijvoorbeeld losse woorden fout of langzaam en aarzelend
hardop voor, raadt vaak woorden, heeft problemen met het goed uitspreken van woorden).
2. Moeite om de betekenis te begrijpen van wat wordt gelezen (kan bijvoorbeeld de tekst correct lezen, maar begrijpt de
volgorde, relaties, gevolgtrekkingen of diepere betekenis van het gelezene niet).
3. Moeite met spellen (voegt bijvoorbeeld klinkers en medeklinkers toe, laat ze weg, of vervangt ze).
4. Moeite om zich schriftelijk uit te drukken (maakt bijvoorbeeld in zinnen talloze grammaticale of interpunctiefouten; deelt de
alinea’s slecht in; zijn of haar schriftelijke weergave van ideeën is niet helder).
5. Moeite met het zich eigen maken van gevoel voor en feiten rond getallen en berekeningen (begrijpt bijvoorbeeld getallen niet
goed, begrijpt hun grootte en onderlinge relaties niet; telt op de vingers om getallen onder de 10 op te tellen in plaats van de
rekenregels te gebruiken zoals leeftijdsgenoten dat doen; raakt de draad kwijt in berekeningen en wisselt van aanpak).
6. Moeite met cijfermatig redeneren (heeft bijvoorbeeld veel moeite met het toepassen van cijfermatige concepten, feiten of
procedures om kwantitatieve problemen op te lossen).
▪ Symptomen: wat er misloopt
2
, • 1-4 zijn symptomen van dyslexie: lezen/ betekenis/ spelling/ schrijven
o Bv. bij 1: gaat over lezen en moeilijk binnenkrijgen van die informatie vb. heel traag lezen
o bij 2: moeite over betekenis van wat wordt gelezen vb. inhoud: waar loopt het verkeerd
o bij 3: lager niveau van spelling
o bij 4: schriftelijk
• 5-6 zijn symptomen van dyscalculie
o Bij 5: getalgevoel, begint al heel vroeg! Als wij nu een getal zien (bv. de dobbelsteen) is eigenlijk
automatisch door de ontwikkeling van getalgevoel.
o bij 6: cijfermatig redeneren vb. soms loopt het gewoon mis met de verschillende stappen en zien
we dat het misloopt omdat de toepassing van de stappen misloopt.
▪ Wat verstaan wordt onder dyslexie of dyscalculie zie je dat daar subtypes in zijn! Er zijn aspecten aan waar
problemen zich kunnen situeren in meerdere gebieden of op een bepaald gebied. Maar we zien dat daar wel degelijk
afzonderlijke aspecten zijn!
• ➔ DUS: er wordt vaak gesproken over DE stoornis dyslexie, maar we zien dat er onderscheiden zijn te
maken!
• Het kan zijn dat iemand wel degelijk alles kan, maar daar bv. veel langer over doet & sommige mensen
krijgen effectief niet de informatie uit die termen.
• Niet alleen belangrijk vanuit onderzoek (weten waar het evt misloopt, hersenonderzoek!!), maar ook bij
praktijk (hoe kinderen/ mensen ondersteunen): belangrijk om goed zicht te krijgen op waar het misloopt
want onderzoek is heel interessant, maar in de praktijk kijken hoe je die jongeren goed kan helpen leren
lezen! Is het langdurig? Kwestie van onbegrip
▪ Dyslexie en dyscalculie: belangrijk om onderscheid duidelijk te maken, omdat we ook wel gaan samenhangen met
verschillende veronderstelde oorzaken en vooral met verschillende vervolgstappen.
B. De betreffende schoolse vaardigheden zijn substantieel en meetbaar slechter ontwikkeld dan gezien de kalenderleeftijd verwacht mag
worden en hebben een significant negatieve invloed op de schoolresultaten en werkprestaties, of op de alledaagse activiteiten, wat
wordt bevestigd door bij de betrokkene afgenomen gestandaardiseerde prestatietests en een volledig onderzoek. Bij mensen ouder
dan 17 jaar kan het gestandaardiseerde onderzoek vervangen worden door een gedocumenteerde voorgeschiedenis van tot beperking
leidende leerproblemen.
a. Het begint voor interpretatie vatbaar te worden (zie: significant negatieve invloed)
C. De leerproblemen beginnen tijdens de schooljaren, maar worden soms pas echt manifest op het moment dat de betreffende schoolse
vaardigheden zwaarder belast worden dan de betrokkene met zijn of haar beperkte vermogens aankan (zoals bij toetsen met een
tijdslimiet; binnen een bepaalde tijd lezen of schrijven van lange, complexe teksten; in geval van een excessief zware studiebelasting).
a. Belangrijk dat het gaat over schoolse vaardigheden! De leerproblemen beginnen tijdens de schooljaren, soms pas echt op
de moment dat de vaardigheden extra belast worden. We zien traditioneel veel diagnoses (of alleszins onderzoek, niet
altijd diagnose volgen) wanneer de volgende stap in het onderwijs wordt gezet. = scharniermomenten
b. Vb. eerste leerjaar: logisch dat daar de eerste keer formeel leesonderwijs gegeven, maar daar zien we dat dat een extra
belasting is. Bij kleuters wordt er wel voorgelezen enz., maar in het 1e wordt de volgende stap gezet: daar effectief dat
formeel leesonderwijs toegepast en zien we dat sommige die stap niet kunnen zetten.
c. Vb. ander moment: overgang van lager naar secundair onderwijs & zelfs van secundair naar hoger onderwijs ➔ veel
mensen met een leerstoornis kunnen tot op een bepaalde hoogte nog compenseren.
→ vb. hoogbegaafdheid is daar een goed voorbeeld van: er zijn mensen die dat perfect kunnen compenseren door pure
intelligentie, ze zijn slim genoeg en daardoor kunnen ze wel lezen & we zien ook dat sommigen door hard werken alles
perfect kan worden gecompenseerd, ookal duurt alles dan veel langer en steek je heel veel tijd in je schoolwerk.
➔ !! daarom belangrijk om context altijd in rekening te nemen! & die ook te bevragen! & die scharniermomenten:
momenten waarop die belasting zwaarder wordt & heel vaak dat compensatiegedrag niet meer voldoende zal zijn.
D. De leerproblemen kunnen niet beter worden verklaard door verstandelijke beperkingen, niet-gecorrigeerde visus- of
gehoorstoornissen, andere psychische of neurologische stoornissen, psychosociale tegenslagen, gebrekkige beheersing van de taal
waarin het onderwijs gegeven wordt, of inadequaat onderricht
a. Opnieuw belangrijk om te kijken naar de situatie!
b. Extreem voorbeeld: iemand die heel slecht ziet en bijna blind is, zou ook problemen hebben met te lezen. Bij dyslexie kan
leren beter worden verklaard door een … (??) stoornis.
c. Zelfde bij depressie. We weten dat dat de cognitieve prestaties vermindert, daar moet ook rekening mee worden
gehouden! Het kan zijn dat iemand moeite heeft met iets te leren, maar misschien kan dat wel worden verklaard door
depressie of een andere stoornis. Altijd belangrijk om bij diagnostisch onderzoek dat breed te bekijken & te gaan kijken
naar andere oorzaken!
(De term "inadequaat onderricht" verwijst naar onderwijs dat niet geschikt, effectief of passend is voor de leerlingen).
DSM-V criteria: opmerkingen
• ‘Ondanks interventie’: subjectief! Wat wordt daaronder verstaan?
o Hoeveel verbetering nodig?
▪ Vb. kan een mama zijn die elke dag bij haar kind gaat zitten en zoon of dochter gaat ondersteunen ➔ kan zeker
helpen! Bij sommigen is dat al voldoende, maar is dat dan onze interventie waar we hier over spreken?
▪ Vb. Andere uiterste: mensen die doorgedreven bijles krijgen van mensen die daarin zijn gespecialiseerd
▪ Dus: Over wat voor soort interventie hebben we het hier?
o Wat is een goede interventie?
3
, ▪ Belangrijk in schoolcontext! Want daar gaat het over geïnstitutionaliseerde hulp: voor welke interventie gaan zij
opteren? Of belangrijker: door wie wordt dat gedaan? Een dorpsschool zal niet dezelfde middelen hebben als de
grote scholengroep uit de grootstad ➔ daar zit dus weer een stukje ruimte in de DSM criteria
• ‘Niet beter verklaard door ….’: daar kunnen ook kanttekeningen bij gezet worden!!
o Verstandelijke beperkingen
o Vb. bij laagbegaafdheid: mensen zullen ook moeite hebben met leren, maar het kan natuurlijk ook wel zijn dat er sprake is
van een leerstoornis! Heel vaak houden ze daar wel een stukje rekening mee!
▪ IQ < 70: geen dyslexie/dyscalculie want verstandelijke beperking
• We zien we dat de diagnose hier dan niet wordt gesteld, omdat er echt te laag cognitief functioneren is
▪ 70 < IQ < 85 IQ in rekening genomen bij effect interventie → hier wordt minder verbetering verwacht
• Diagnose kan wel worden gesteld, maar wordt wel mee in rekening genomen!
o Andere stoornissen: door de compabiliteit van dyslexie en dyscalculie denken sommige leerlingen “Ik heb dyscalculie want ik
kan de vraagstelling niet goed oplossen” ➔ onderzoek: je begrijpt de teksten gewoon niet van de vraag, dus het is niet om dat
ze vaak samen voorkomen en een impact hebben op schoolse vaardigheden, wel belangrijk om na te gaan waar het probleem
zich bevindt
▪ Het niet goed kunnen lezen van rekenopgave (dyslexie) is geen dyscalculie
▪ Soms moeilijk om goed onderscheid te maken: waar zit het probleem?
o Psychosociale tegenslagen
• ‘Significant negatieve invloed’
o Sterke leerlingen kunnen hun stoornis (lang) compenseren ➔ sommigen kunnen het gewoon zo goed compenseren, die
hebben geen hulpvraag / probleem & zeker moeilijk te vergelijken bij kinderen! Niet iedereen volgt de ‘normale’ ontwikkeling,
maar wat is een normaal aantal uur om bv. te leren lezen? Je kan moeilijk zeggen of het u dan significant negatief heeft
geïnfecteerd ➔ als je bv. significant langer of korter erover hebt gedaan om te leren lezen: dat weet je niet in je klas
o Bv. hoogbegaafde gaan ondanks dyslexie/dyscalculie nog steeds (meer dan) gemiddeld presteren
DSM-V criteria: onderscheid licht – matig – ernstig
• Licht: enige moeilijkheden met leervaardigheden op een of meer leerdomeinen, maar zo licht dat de betrokkene deze kan compenseren
of goed functioneert met de nodige aanpassingen of ondersteuning, in het bijzonder gedurende de schooljaren.
• Matig: duidelijke moeilijkheden met leervaardigheden op een of meer leerdomeinen, in die mate dat het niet waarschijnlijk is dat de
betrokkene de vaardigheden voldoende leert beheersen zonder periodieke, intensieve en gespecialiseerde ondersteuning tijdens de
schooljaren. Er zijn mogelijk aanpassingen of vormen van ondersteuning nodig gedurende minstens een deel van de dag op school, op
het werk of thuis, om de activiteiten accuraat en efficiënt te kunnen afhandelen.
• Ernstig: ernstige moeilijkheden met leervaardigheden die verschillende leerdomeinen beïnvloeden, in die mate dat het niet
waarschijnlijk is dat de betrokkene die vaardigheden zal leren zonder aanhoudende geïndividualiseerde en gespecialiseerde
ondersteuning gedurende het grootse deel van de schooljaren. Zelfs met een heel pakket aan gerichte aanpassingen of ondersteuning
thuis, op school of op het werk, is de kans groot dat de betrokkene niet in staat is om alle activiteiten efficiënt af te handelen.
Vooral lichte categorie zorgt voor enige discussie!
- De vraag is: is een diagnose dan nog nodig? Als er lichte problemen zijn, moeten we dan eigenlijk nog wel spreken over een
stoornis?
- Als iemand heel goed kan functioneren en die heeft zijn of haar weg daarin gevonden, is een diagnose dan nog nodig, terwijl in
principe de criteria kunnen afgevinkt worden voor een lichte specifieke leerstoornis.
- Veel discussies: zeker in het licht van de DSM + veel discussie over verdeelde diagnose
DYSLEXIE EN DYSCALCULIE
• Verklarende versus beschrijvende benadering
o DSM criteria is vooral beschrijvend (moeite met spellen, moeite met lezen, …)
o <-> Men probeert iets meer verklarende beschrijvingen te geven: Verklarend = wat is de oorzaak → specificiteitsparadox (zie
later)
▪ Maar de oorzaak: wat is voldoende en wat is noodzakelijk? Moeilijk om daar effectief een verklarende benadering in
op te nemen
▪ Het blijft dus eerder bij een beschrijvende aanpak; omdat de echte oorzaak vaak nog niet gekend is (of nog niet
volledig gekend)
▪ Specificiteitsparadox: als we verklarende benadering zouden geven, kan hij nogal snel botsen tegen de limiet,
omdat ze zagen dat er veel verklaringen waren die breder waren dan enkel vb. dyslexie
• Specifieke leerstoornissen met betrekking tot
o Lezen en/of schrijven
o Wiskunde/rekenen
• Stoornis of ‘gewoon’ de zwakkere leerlingen?-> Dyslexiedebat: zijn dat stoornissen, of zijn dat gewoon de zwakkere leerlingen?
o Lees/schrijf en rekenvaardigheden zijn normaal verdeeld : we zien vaak een normaalverdeling, maar hoe moeten we dyslexie in
de schouwing gaan begrijpen
o Verwachten we een andere verdeling?
4