Hoofdstuk 6: een goddelijke wereld:
cultuur, beschaving en religies
1 Inleiding
Islamwereld
→ Meest dynamische en expansieve wereldbeschavingen tussen 600 en 1600
→ Machtig rijk da zich uitstrekt van India tot Spanje
→ Incorporeert uiteenlopende tradities (Perzische, Turkse, Grieks-Romeinse,..
o Expansie bemoeilijk centraal bestuur → uiteenvallen in diverse politieke eenheden
o Maar, verhindert niet de verdere expansie
→ Sterke godsdienstige meningsverschillen → toch religieuze cultuur een blijvende bindend kracht
→ ‘eerste globale beschaving’
→ Intense netwerken van ruil goederen, kennis en technologie verbinden regio’s en entiteiten
→ Technische innovatie verspreiden snel (waterbeheersing, oorlogsvoering,..)
→ Groei van sterke culturele vernieuwing in literatuur, poëzie, wetenschap, geneeskunde en filosofie
Grote interne coherentie over regionale grenzen heen
Beschaving/culturen
→ Betekenis door het opbouwen en onderhouden van herinneringen: collectief geheugen
o Oudste vorm: orale tradities → in sedentaire groepen worden ze geritualiseerd en gemonopoliseerd
door ‘verhalenvertellers
Bv: Griot in West-Afrika
o Complexere systeem: geschreven tekst
▪ Lange tijd alleen voor elite geweest → medium belangrijk voor heilig maken van eigen
verklaren
▪ Beter voor brede verspreiding
• Verandering: veralgemening drukpers + massamedia
o Monumenten en architectuur: krachtigste en gepolitiseerde uiting van collectief geheugen
o Instituties (bv: kerken): bezig met verspreiden verhalen
o Culturele transmissie meer en meer door specialisten gedaan (bv: leerkrachten)
o Regimes: vaak geprobeerd om die transmissies te controleren
▪ Pas sinds enkele jaren dat intellectuele en culturele productie vrijer kan
→ Toenemend contact: meer beïnvloeding van culturele betekenissystemen → niet altijd op gelijke basis
Bv: kolonialisme: hardnekkig opdringen EU waarden, waarbij eigen tradities werden uitgevaagd
→ Technieken van reclame en propaganda: door voor- en tegenstanders van hedendaagse samenleving
Dubbele betekenis van beschaving
→ Enerzijds: verwezen naar algemeen menselijke gedragscodes, hoge vorm van menselijke samenleving
o Eenheid, enkelvoudig en inclusief
→ Anderzijds: verwijst naar context- en cultuurgebonden begrip
o Meervoud, nadruk op verschil
Deze houding zien we vaan terug verleden en studie van verleden
o Ofwel focus op algemene ontwikkeling, vooruitgang, evolutiedenken ofwel focus op verschil (in
ruimtelijke en culturele termen)
51
, 2. Beschaving in het enkelvoud en het meervoud
‘beschaving’ in enkelvoud
→ Krijgt ‘modern’ betekenis in 18de E met Franse verlichtingsfilosofen en
kolonisatie
o Civiliser: verwijst naar proces (aanleren van kennis en normen)
o Civilisation: einddoel, beschaving als hoogste trap
o °om nieuwe gekoloniseerde wereld te verstaan
→ Door historisch kijk: ° dichotomie
o Beschaafd ↔ niet-beschaafd, barbaars
o Situeert zich in tijd, niet in ruimte
▪ Beschavingen ontwikkeling in tijd (als een proces) → basis van moderniseringsdenken en
legitimatie superioriteit westen
• Uitgangspunt: elk volk kan zich tot een hogere tap van beschaving krijgen en zich aan
de westerse ontwikkelingspatronen aanpassen
• Zo komt er vervanging van ‘beschaving’ naar ‘modernisering’
• Te vee beladen met racistische connotatie
o We gingen volkeren klasseren en meten aan onze
waarden → basis van racistische kijk
Bv: eerste reisverslagen bij Columbus gingen de inheemse bevolking wegzetten als ‘zonder overheid’ nog
niet beschaaft of zelfs soms zonder geschiedenis
Bv: wereldtentoonstellingen waarbij we Afrikaanse dorpen namaakten en Afrikanen lieten overkomen om
te leven volgens hoe het westen dacht dat ze leefden
Bv: in reclame: vol met stereotyperingen waarbij voor zaken te verkopen zoals zeep, tabac, naaimachines
(zie dia 16 – 18)
Bv: (EXAMEN): reclame voor Pear’s soap als een van de grondlegger van moderne zeepindustrie en
gebaseerd op palmolie. Je ziet de kapitein van het schip zijn handen wassen, boten die grondstoffen
vervoerden van de kolonies en een witte man die een stukje zeep schenkt aan een ‘dankbare afrikaan’. Op het tekstje spreken ze van
‘the white man’s burden’. Dit verwijst naar gedicht die geschreven is voor de 60 jarige troonbetreding van queen Victoria waarin de
dichter zegt dat het de witte mens hun plicht is om de anderen te beschaven en te helpen. Was een sterke mindset waarop westen
keek naar de andere landen, buiten de exploitatie van goederen ze ook beschaven. Je ziet op de tweede prent een witten man die een
zwarte man naar een school draagt.
→ Inclusief: iedereen kan groeien en meedoen in westerse wereld (als je er ww van maakt)
→ Koppeling met cultuur
o Recent wordt koppeling verbroken door benadrukking dat
▪ Culturen kunnen bestaan zonder beschaving te zijn (primitief)
▪ Hogere materiele welvaart vaak samengaat met geweld en dictatuur
→ Aan populariteit ingeboet → nu voorkeur aan mensheid, menselijkheid, menselijke waarden en waardigheid
52
, Beschaving als meervoud
→ Verdringt 19de E idee van inclusieve civilisatie
→ Wereld en haar geschiedenis optelsom van een reeks beschavingen
o Historische samenlevingen, met ontstaan, groei , bloei en
neergang en opvolging (cyclisch)
o Wereldgeschiedenis is opeenvolging van beschavingen
→ Exclusief: verschillen gaan benaderen
→ Kenmerken van dit concept van beschaving
o Vormen maatschappelijke organisatie met grote actieradius
in tijd en ruimte
o Overkoepelen kleine maatschappijvormen zoals ‘culturen’
o Komen pas tot stand wanneer groep heeft kunnen sedentariseren
o Noodzakelijke voorwaarde voor te ontwikkelen: permanent agrarisch surplus, economische
specialisatie, sociale differentiatie, culturele en religieuze hiërarchie, politieke machtsconcentratie,
ontwikkeling van steden,…
▪ Vat samen met definitie van een rijk
→ Betekent nieuwe versnelling in menselijke geschiedenis → daarom zin vol voor als analyse-instrument te
gebruiken
→ Overzicht van wereldbeschaving met groot historisch nalatenschap (zie dia 25 – 29 voor kaarten)
Ontstaan van vroege beschavingen, Grote ‘klassieke’ beschavingen ‘Postklassieke’ beschaving
gegroeid uit eerste landbouwculturen
→ Vallei van Tigris en Eufraat → Uit ‘vruchtbare sikkel’: Perzië → Islambeschaving
→ Nijlvallei → Griekenland, RR → Byzantium en Orthodox EU
→ Indusvallei → China (Han) → China (Tang en Song)
→ Valleien van Gele Rivier (Hwang → India (Mauryan) → Mongoolse rijk
He) en Jangtse → Midden-Amerika (Olmeken) → Middel-Amerika (Tokteken
Soms inclusief vroege beschavingen van Soms inclusief Afrika, Ghana (4-11de E), en Azteken) en Andes
Middel-Amerika en Andes Mali (12de -15de E) en Songhai- rijk (15- (Inca’s)
16de E)
→ Wereld na 1500: geen sprake meer van ‘beschavingen’, wel nog van rijken
Wat is een wereldbeschaving?
→ Vanaf 1500 dan verdwijnen van de term ‘beschaving’?
o Zitten we sinds dan opnieuw in een ‘hogere’ fase van ontwikkeling?
o Recente tekstboeken lijken afstand te nemen van concept ‘beschaving’ als ordenend principe →
spreken over rijken, samenlevingen, werelden en focussen meer op grenzen, contacten, keerpunten
& transities
→ Definiëren van beschaving als een in plaats en tijd bepaalde, goed afgelijnde, exclusieve maatschappijvorm
doet vragen rijzen:
1. Hoe komen we tot een goede, werkbare definitie? Wat zijn de zoodzakelijke voorwaarden in ruimte
(omvang), tijd (levensduur), coherentie (economische, politieke & culturele bindmiddelen) &
impact (op latere beschavingen)?
2. Hoe passen we beschavingen in een verhaal dat de nadruk legt op interactie en interconnectie
(wereldgeschiedenis)? Beschavingen als afwisselende cycli is een achterhaald beeld
3. Kan het begrip ‘beschaving’ nog toegepast worden op onze wereld nu?
53
, 3. Civilisations sont des continuités (Fernand Braudel)
Afbakening beschaving in deze cursus
→ Vanaf eerst succesvolle landbouwsamenleving tot expansie van moderne wereldsystemen (16de E)
→ Fysieke (bevolking, economie, militair) en culturele expansie (normen, taal,..)
→ Moeten groot genoeg zijn in ruimte, tijd en samenstelling (coherentie)
→ Moeten zichzelf definiëren als coherente samenlevingsvorm
→ Zichtbaar via eigen zingeving en materiële productie
Fernand Braudel: 4 overlappende ruimtes van beschaving
→ Fysieke, ecologische ruimte
o Ruimte die de mens binnen zijn natuurlijke omgeving creëerde
▪ Gedineerd door natuurlijke omstandigheden (zee, bergen, klimaat,..) en de keuzes die de
mensen hebben gemaakt om binnen die omstandigheden een samenleving op te bouwen
(vormen van landbouw, infrastructuur,..)
→ Culturele ruimte
o Ontwikkeling specifieke culturele standaarden, patronen van ‘collectieve mentaliteit’ en religies
→ Sociale ruimtes
o Sociale patronen bepalen type van samenleving
o Ontwikkelen van sociale groepen en verhoudingen (hiërarchie)
→ Economische ruimte
o Elke beschaving moet rijkdom, surplus creëren om te overleven→ basis: landbouw
→ Grenzen van ruimtes zijn niet absoluut
o Patronen worden ook gevormd in interactie met andere beschavingen
→ Ruimtes vormen 1 geheel → functioneren niet los van elkaar
o Beschaving verbind ze en geeft er een continuïteit aan
o Beschavingen hebben daarom ook een verleden die mee de weg bepaalt
→ Niet omdat ze overlappen, dat ze helemaal samen vallen
o Tijdsdimensie is niet gelijk
▪ Fysieke en culturele dimensie veranderen veel trager dan sociale en economische dimensie
• Vaak cycli in sociale, politieke en economische patronen → ≠ in culturele
o Culturele waardepatronen als onderbouw van beschavingen
→ Beschavingen zijn eindig: verdwijnen wanneer cultureel draagvlak wordt ondermijnd
Bv: door wijzigingen in fysische omgeving of conflicten met andere volkeren
4. Beschavingen in conflict
Huntington: The Clash of Civilizations
→ 3 premissen:
o Wereld na 1989 is niet unipolair, maar multipolair
▪ Bestaan uit meerdere grote blokken (beschavingen)
o Verschillen tussen deze beschavingen zijn in eerste plaats cultureel
bepaald (in bijzonder religieus)
▪ Politieke, sociale en economische modellen zijn afgeleide
54